GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Quorundam culpa, Quorundam culpa, Quorundam maxima culpa !

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Quorundam culpa, Quorundam culpa, Quorundam maxima culpa !

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zouden nog iets opmerken over de „wederzijdsche schuldbehjdenis", waarmee ds" B. A. Bos de „hereeniging" met onze uitbanners acht naderbij te zullen komen. We willen voldoen aan zijn vraag, om zijn voorslag niet dood te zwijgen, en zullen daarom in dit nummer en ook daarna op zijn verlangens ingaan.

A. Zie ik het wel, dan is (ziehier een eerste opmerking) ds~Bos in dezen tegen zichzelf verdeeld. Terecht merkte hij onlangs op, dat men niet naar een bepaalden persoon in het synodocratische kamp moet zien, omdat we niet met een persoon, doch met kerken, die een synode volgen, te doen hebben. Dat die kerken een synode volgen, die zelf weer in schuldige zwakheid een bepaald persoon volgt, weshalve door de zwakheid van die kerken die persoon soms toch voor 't front en ter verantwoording te roepen zal blijven, hebben we reeds opgemerkt. Maar volkomen terecht aanvaarden overigens ook wij, dat, als het op kerkelijk samenleven aankomt, we met kerken, die haar offieieele papieren ons lieten zien, te maken hebben. In het VOORBEREIDEND werk (voorbereidend om te zien OF die kerken zich weer zullen bekeeren) mogen we een persoon telkens naar voren zien komen, maar als het m e e n e n s wordt, dan krijgen we met de kerken te doen.

Nu is dit wat me in ds Bos' voorslag tegenstrijdig dunkt: als hij toegekomen is aan zijn concrete voorstel, om de „kerken" hereenigd te krijgen, dan wil hij de kerken laten-spreken over personen, en gedragingen van personen, terwijl tegelijkertijd de wetten en regelen en decreten van de kerken, en zelfs de beslissende handelingen van diezelfde personen ten aanzien van de decreten der kerken zooal niet vergeten, dan toch 'op den achtergrond gedrongen worden.

B. Let maar eens op, waarover ds Bos ons •— de gereformeerde kerken in Nederland — onzerzijds schuld wil laten behjden in de door hem gezochte instanties althans.

1. Allereerst meent hij, dat WIJ voor óns deel schuld moeten belijden, „omdat wij te weinig rekening gehouden hebben met onze verantwoordelijkheid voor het feit, dat de kerkelijke jurisprudentie reeds jarenlang bezig was tê' verworden, waarom bij ons protest tegen verkeerdheden ootmoed en geduld n i e t h a d-den mogen ontbreken”.

In deze opmerking ligt één element van waarheid, dat we met bUjdschap ons herinneren uit de lectuur der kerkehjke pers, juist van „onze" zijde. We hebben Greijdanus inderdaad te lang alleen laten staan in de dagen van Assen. Ik wil wel erkennen, dat dit fout geweest is. Maar waar kwam die fout vandaan? Door onze opvoeding, en door ons gewend zijn aan „stichtelijk" geteem. We hadden kerkrecht gestudeerd, ja zeker (tenminste in Kampen, in Amsterdam werd er, meen ik, weinig aan gedaan), maar we waren gewend aan den regel: probeer den boel bij elkaar te houden, zoo op de manier van onderscheiden particuliere-synode-medicijnmeesters uit de dagen van de „in memoriams" over overledenen, die onderscheiden deputaatschappen (!) bekleedden: is er ergens een kwestie, geef dan den één wat op zijn brood, den ander dito dito, schrijf voorts beiden partijen eenige lepels siroop voor, gebruik voor een en ander den kerkelijke-rapportenstijl, en je kunt net op tijd, .na al of niet een praatcommissie benoemd te hebben, den assessor den voorzitter laten danken voor zijn eminente leiding. Bovendien waren we eraan gewend te denken, dat een synode deugdeMjk werkte. En dat dr H. H. Kuyper wel wist, - waar hij de noodige wijsheid vandaan halen moest, en — al hielden we zijn „politieke" manoeuvres in de gaten — toch maar verrassend argumenteeren kon. En, dat één man het wel niet zoo goed zou weten, als zoovelen bij elkaar. Als men 't mij vraagt, wil ik wel hier uitspreken, dat ik nog steeds meen, dat dr Geelkerken's houding tegenover de Schrift met die der Gereformeerde confessie niet te verbinden was. Maar dat ik overigens, nu ik na 1933 heb gezien, hóe synodes werken kunnen, en hoe ondeugdeUjk dr H. H. Kuyper kon argumenteeren onder een schijn van deugdelijkheid, en hoe slecht er „geleid" worden kon door op een bepaald doel af te stevenen, onverschillig wat er tegen ingebracht" werd, achteraf geloof ik, dat die zaak-Geelkerken, kerkrechtelijk gesproken, door en door verkeerd geleid is, en dat ik begrijpen kan, hoe bitter men ginds gestemd geweest is, niet zoozeer nog om de beslissing, als wel om de wijze, waarop die doorgedreven en door bepaalde figuren geleid geworden is. Maar ik vraag overigens: moeten nu de geloovigen, die ds Bos oproept, heusch schuld belijden, omdat —• daar komt het op neer — bij hun protest tegen verkeerdheden ootmoed en geduld niet ha dden mogen ontbreken? Maar dat kan niet. Want we hebben niet te maken met feit en wijze van ons protest; we hebben te doen met den ons gestelden EISCH om die en die uitspraak te leeren en dit en dat besluitte helpen uitvoeren, en om over ons protest leedwezen te betuigen (ge^ val K. S.), en om het protest te beperken tot de „volgende synode" en om tot zoolang ook zélf te zondigen. Ds Bos moet niet helpen vergeten. Op DIE eischen hebben door Gods getrouwmakende genade velen „neen" gezegd, en toen zijn ze uitgev/orpen. Maar dat „p r o t e s t" is een zaak geweest van slechts enkelen. Moeten nu de m a s s a 's schuld belijden voor de enkelen, voor degenen, die ze niet eens met name kennen? Voor „sommige n", die daar ergens in een of anderen hoek zitten, en wier namen God wel weten zal?

Overigens: mijn heele correspondentie inzake dat kerkrecht voor mijn rekening, ook voor wat den factor geduld en ootmoed betreft, en beken zelf alleen schuld; als men mij aanwijst, dat in mijn argumenten de Schrift en de K.O. verlaten is. Verder ben ik zóó verontwaardigd over de hautaine gebaartjes van wie gebleken zijn niets te kunnen weerleggen, maar alleen — in bond — te kunnen „wille n", dat .ik met nadruk den kerken wil verzoeken, niet bij God te klagen over gebrek aan ootmoed en geduld van onbekende zondebokken, die in ds Bos' artikel met het nivelleerende „wij" worden aangeduid, niet om in de woestijn gezonden, doch om met hun wegzenders weer alzóó hereenigd te worden, dat ze voor hun verdere leven in den kerkrechtelijken strijd ontmand bUjven zullen. Want dat zal het gevolg zijn van vage schuldbehjdenissen zonder konkrete terugneming van valsche wetten. Ik geloof, dat de kerkeraden van Amersfoort, en Enschede, en /Bergschenhoek een prachtig geduld aan den dag hebben gelegd tegen de vermoeiende in-enuit-redeneeringen van dr Ridderbos. En dat ze wel dwaas zouden zijn, als ze goed vonden, dat men in een dorp, waar de „blatingen der kudde" zijn, schuld be' leed over gebrek aan ootmoed en geduld, toen Holwerda voor de synode stond, of candidaat Schilder, om geïsoleerd op te roeien tegen den stroom. Er is een schuldbelijdenisforpaule: mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa". Dat is: „MIJN schuld, MIJN schuld, MIJN och zoo groote schuld". Daar kan ik in komen; want in dien eersten persoon enkelvoud

is ieders schuld weer een andere. Maiar te zeggen: „quorundam culpa, quorundam culpa, quorundam maxima culpa, de schuld van, e n k e 1 e N. N. 's, zoek maar uit, wie het zijn, de schuld van enkele, enkele N. N's, ach, die zoo groote schuld van enkele N.N.'s daar ginds ia den mist van het grijs verleden", neen, daar hebben we niets aan, omdat het niet leeft, èn niet ter zake doet.

2. Hetzelfde geldt van punt b). Ds B. A. Bos wil ook „onzerzijds" schuld laten belijden, „omdat wij reeds vóór de scheur, door de veelszins liefdelooze wijze van ons optreden, de verhoudingen op onverantwoordelijke wijze hebben verscherpt".

Die klanken 'herinner ik mij uit de kringen van hen, die hebben geloopen achter dr Kuyper aan. Maar heeft soms onzerzijds iemand zich op sleeptouw laten nemen door hem, , om ambtelijke posities te ondergraven ? Heeft onzerzijds iemand brochures geschreven, waar het vonnis, dat Greijdanus tegen Hepp's brochures keerde (in een doodgezwegen protest), op zou kunnen passen? Heel die tirade uit ds Bos' advies tot schuldbelijdenis is voor mijn besef reeds daardoor geoordeeld: ds Bos is nog al kunstmatig te werk gegaan inzake de vraag, hoe hij de schuldbehjdenis kon verdeelen over beide fronten. Hij komt bij de anderen (de synodocraten) tot een confessie van a tot en met h, en bij ons van a tot en met e. Maar het maakt den indruk van maak-werk; want als hij voor „de anderen" van hun schuldbehjdenis de stof aangeeft; dan spreekt hij over zonden van synodes IN de scheuring en in BETREKKING tot de scheuring, terwijl hij, als hij voor onze schuldbelijdenis den inhoud omschrijft, spreekt over allerlei bijkomstigheid, die niet de scheuring zelf direct raken. Het wijst op een zekere behoefte, om naar twee kanten „iets" te vinden, dat anders moest. Maar dat wordt straks zeer onbillijk. Immers, ALS het. punt van optreden-zonderliefde, '? n met effect van verscherpte verhoudingen ter sprake ZOU moeten komen, wat ik niet geloof, zie hieronder, DAN behoort het zéker op de lijst a—^h óók voor Ie komen, en daar wel allereerst.

Maar — we vragen a! weer: welke waarde heeft het als massa 's worden opgewekt schuld te behjden voor wat hoogstens enkelen zouden hebben gedaan? Moet een candidaat, wien men het preekconsent afnam, voor God schuld belijden, omdat de verhoudingen verscherpt zijn, terwijl hij nog nooit een letter op papier gezet had ? Wat z ij n toch „scherpe verhoudingen" ? Bedoelt ds Bos het scherpe licht, dat erop gevallen is? Of de scherpe SH: eevan het mes, dat uitsnijden wilde? INDIEN HET WAAR IS, dat men een candidaat het preeken verbood, omdat anderen in de pers bepaalde grootheden niet hebben ontzien, dan MOETEN DE AS'NEMERS VAN HET PREEKCONSENl' SCHULD BELIJDEN: zij lieten dan een beroep ongedaan maken door volgzame ouderlingen, omdat ze nijdig waren? Meent ds Bos dat zoo'n belijdenis iets helpt ? Het komt er op neer, dat anderen vragen: jwas 't maar een rel bij dr Ridderbos' genooten? Maar zij zelf zeggen: het was profetisch gezag, en we zijn geleid door den Geest. De Bergsohenhoeksche gemeente heeft geen schuld te behjden over verscherpte verhoudingen, en de weggezonden predikanten Van Dijk en Veenhof — weggezonden van de synode — hebben evenmin schuld daarover te behjden. De eerste heeft als een geduldig man telkens maar weer opgeroeid tegen den versnelden stroom van onzinnig drijven, en de ander heeft evenmin te boeten over gebrek aan geduld. Mea culpa, dat gaat, maar quorundam culpa ....?

3. Nu hebben we punt a) en b) afgewerkt. Moeten we ook nog c), d) en e) beihandelen? We gelooven het niet. Ds Bos wil onder C) ons allemaal laten schuldbeUjden over vertroebeling van onze zaaksgerechtigheid door uitingen van persoonUjke gekrenktheid, en het niet ons beijveren om het kwade te overwinnen door het goede. Maar dat is dan een kwestie van NA de vrijmaking. Punt d) gaat ook over ons werk NA de vrijmaking: het trekken van allerlei niet door Gods Woord klaar geboden consequenties, waardoor volgens ds Bos (niet naar mijn meening) de tegenstellingen zijn vergroot (ik meen, dat ze hoogstens niet scherp gesteld zijn, indien er onjuiste con-.sequenties zouden getrokken wezen). Punt e) gaat óók over den tijd NA de vrijmaking: daar wordt heel kalm bevveerd, dat onze eisch (eerst schriftelijk handelen) — geüjk we dan achteraf zien! — belemmeringen heeft opgeworpen voor de vervulling van de roeping tot eenheid. Bedoeld is 't besluit van onze Groniug-Ecne synode.

Nu is het wel genoeg, dacht ik. Ik hoop, dat niemand schuld belijdt ovsr een acte van gehoorzaamhei d. Wat Groningen besloten heeft, - acht ik volkomen juist, en gehoorzaam, en goed voor de anderen en voor onszelf. Ds Bos raakt geen enkel argument aan van wat Groningen besliste: n.l.: eerst schriftelijk handelen. Ik zou schuld belijden, als het anders gegaan was. Voorts ontbreekt, ook in ds Bos' artikel, elke concrete aanw ij z i n g van die te-ver-gaande-consequenties; en ook over die uitingen van persoonlijke gekrenktheid hooren we niets concreets. Weer m.erk ik op: ALS die er waren (hoe weet ds Bos het overigens? ) moeten dan anderen daarover schuld belijden? Is in het boek van ds H. J. Schilder iets te merken van „persoonlijke" gekrenktheid? Of in de antwoorden, gezonden door anderen aan de synode? Overigens beware God ons voor zulk een seniele aftakeling, en voor zoo'n monstrueuze mentale steriliseering, dat we ons niet meer gekrenkt zouden voelen. Ik schaam me niet voor de behjdenis, dat ik me diep gegriefd voel door het verraad van 1944, verdedigd door dom geschrijf, en verpakt in de watten van zichzelf verterende leugens. Maar een andere zaak zou het zijn, als ik me door dit gevoel van gegriefd zijn liet leiden in kerkelijke adviezen!

Daar staan we dus. Punt a en b handelen over den tijd VOOR, punt c en d en e over de periode NA de vrijmaking. Maar geen woord over wat IN de vrijmaking onze zonde zou geweest zijn. Denkt iemand, dat zulk een confessie recht verbindt? Of recht afsnijdt?

C. Ziehier, wat ik in de tweede plaats heb op te merken: dit alles houdt zoowel een werkelijke hereeniging als een ware scheiding maar uit het gezicht. Ds Bos wil het met schuldbelijdenissen afdoen. Weliswaar dragen ze geen naam; het onpersoonlijke „vnj" hindert me dan ook in heel zijn artikel, b.v. als hij zegt, dat „wij" de meest ernstige dingen hebben gehouden buiten ons volk in geheim gehouden rapporten; iets waartegen onzerzijds juist gestreden is, en waar ondergeteekende geweigerd heeft zich bij neer te leggen, . En straks zal dan juist die weigering wel weer worden toegeschreven in de „quorundam-culpaconfessie" aan „persoonlijke gekrenktheid" en verscherping van verhoudingen? Hoe dit zij: ds Bos wil het afdoen met schuldbehjdenissen, die wel geen naam dragen, maar toch met namen van personen in verbintenis komen te staan.

Mijnerzijds echter heb ik geen behoefte aan een schuldbelijdenis van groepen die aan personen denken; of aan luiaards, die hun luiheid nog vroom maken door te zeggen: ja, maar, die werkers ook. Er zijn vandaag luiaards, die een ambt móesten bedienen, en het weigeren. Als allen, die het Éimbt-der-geloovigen te bedienen kregen het eens hadden bediend, wel, dan was de zaak allang weer gezond geweest. Er was dan vrijgemaakt op grootere schaal nog, dan tóch al tot onze verwondering geschied is. Dan hadden de drijvers, die artikel 31 hebben ontkracht, gestaan waar ze staan moeten: in de kou. Maar ds Bos wil nu, dat wij zullen zeggen: „wij", terwijl we heimehjk denken: N.N. hier en N.N. daar. De grondfout der luiaards, die him ambt onbediend laten en het alles overlaten aan enkele N.N.'s, die zou dan terzake van het niet meer scherp onderscheiden van elks bizonder ambt het decoratief moment moeten worden in de schuldbelijdenis van wie dan nog het pad der gehoorzaamiheid opg^aan zijn in de vrijmaking?

D. Neen, ziedaar mijn laatste opmerking^ schuldbelijdenis, vooral niet in dien gemakkelijken vorm van vage verwijzing naar vage daden van vage N.N.-combinaties, helpt niet. Die vragen we ook niet van de anderen. Dacht ge, dat ik van dr Ridderbos of dr Nauta een schuldbehjdenis hooren wil? Of van dr Dijk? Wel, er zou geen eind aan komen, als we de rijen moesten afwerken, wij bij hen, zij bij ons. Ik heb over al die heeren mijn gevestigde opinie, en vrees, dat die niet meer veranderen zal vóór mijn dood. Van hèn verwacht ik te mijnen aanzien hetzelfde. En ook al zou mijn meening kunnen gewijzigd worden, wat heb ik in het KERKELIJKE aan hun confessie: MEA culpa? Als het meenens is met dat „mea", dan luidt het bij den een weer anders dan bij den ander. En het „m e a" culpa, dat zou dan in den p e r s o o n 1 ij k e n omgang moeten komen. Maar die ontbreekt totaal. Terwijl ik weet, dat ze k e r k e 1 ij k de schuldbelijdenis hunner s y-n o d e over de schorsingen e.d. niet willen.

Laat toch den onzin over „p e r s o o n 1 ij k e" BE­ LIJDENISSEN (MEA culpa), en over PERSOON­ LIJKE AANKLACHTEN (istius culpa), en heelemaal over voor aller rekening genomen aanklachten tegen groepjes-in-de-lucht (quorundam culpa loopen. We hebben al vaak gezegd: als een synode besluit, danheeft de een d i t motief, de ander een ander voor het „ja" of „neen" stenunen.

E. We hebben immers te maken met besluiten? Met vastgestelde formules? Met afgekondigde rechtsregelen?

Die doodzwijgen, dat gaat niet. Want dan zeggen ze morgen weer: synode toen en toen heeft zóó besloten, jullie hebben bij de „hereeniging" er niets tegen gezegd, het is dus recht dat beschreven is.

Die handhaven, best, maar dan zeggen wij weer: neen; eji dan zeggen ZIJ: dan moogt ge met ons niet preeken.

Dieterugnemen, dat ware het eenige. En dan schuldbelijden niet ten aanzien van wat door N.N. hier en N.N. ginds gedaan is, doch over wat door een synode is gedaan in den Naam des Heeren. We hebben niets te maken met botsingen, conflicten, doch met RECHTSPRAAK. Welke rechtsprekend e colleges hebben er ooit iets aan, of men vier jaar na velling van het vonnis eens gaat praten over de acta et gesta van bij de procedure betrokken personen?

F. En ook dan zijn we er natuurlijk nog niet; want dan moeten we ook nog eens weten, wat er allemaal bekokstoofd is in geheime en openbare vergaderingen na dien tijd, waarin men ons heeft uitgeworpen .....

Het is vermoeiend, dit alles weer te vertellen. Maar het moet wel.

Volgende week iets over het adagium: de scheur i n g i s z o n d e.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 september 1948

De Reformatie | 12 Pagina's

Quorundam culpa, Quorundam culpa, Quorundam maxima culpa !

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 september 1948

De Reformatie | 12 Pagina's