GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het einde van een martelgang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het einde van een martelgang

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Generale Synode van Amersfoort heeft geen nieuwe deputaten benoemd voor de samenspreking met de deputaten van. de gebonden kerken — met deze simpele woorden kan men het besluit dat door deze synode den 4den November werd genomen, aanduiden. Zonder twijfel is dat een zéér belangrijk besluit in de geschiedeiiis én der „gebonden" én der „vrije" gereformeerde kerken. We willen daaivan in dit artikel iets laten zien.

In het jaar 1944 heeft de synodocratisohe kerkgemeenschap ia. haar synode bijeen, radicaal het tafellaken tusschên haar en de vrijgemaakte kerken doorgesneden:

Ze schreef immers in een wel niet in de Acta der synode gepubliceerde, maar desalniettemin toch aan alle kerken toegezonden brief, dat zij „geen woord teveel" had gezegd, maar „het kwaad", dat toen van verschillende kanten openbaar werd, juist en scherp (had) gekwalificeerd", toen zij in vroegere zendbrieven sprak van „in wezen seheurmaking" en van „kerkontbindend werk". En zij riep de kerken met alle kracht en ernst op „de door of namens deze Synode geschorste of ontzette ambtsdragers" met te „erkennen en wederom (te) ontvangen als wettige ambtsdragers in Gods kerk”.

Dit oordeel onder menigvuldige aanroeping van den Naam des Heeren door de synode uitgesproken was keihard, maar tegelijk glashelder.

Ieder - vrist toen precies waar hij aan toe was.

Ea in onze harten droegen we het als een bittere beleving mee: zij met wie we eenmaal één kansel beklommen en aan één avondmaalstafel aanzaten, erkennen ons niet meer als wettige ambtsdragers in Gods heilige kerk. Het was het zwaarste oordeel dat in deze wereld een ambtsdrager treffen kan.

Toen 'kwam de buitengewone synode van Utrecht In 1946.

En uit de Oosterkerk in Utrecht, waar, in de voorafgaande jaren, zooveel verschrikkelijke dingen waren geschied, drongen bewogen, warmklinkende, hoopverwekkende woorden tot ons door. We hoorden spreken over de zondige scheuring die niet mocht blijven. We bemerkten onrust, ontzetting zelfs, over wat was geschied. Het werd ons - gezegd, dat geen enkele kerk om ongewijzigde handhaving van , , 1905" had gevraagd. Een zwaJkke* maar toch duidelijke kritiek op wat de voorafgaande synodes hadden gedaaui, klonk ons uit de persverslagen tegen. De uitspraken van 1905 en 1942 werden vervangen. En v/e vroegen ons hoopvol af: Komt er kentering bij hen die ons schorsten en afzetten? Werkt de Heilige Geest een nieuwe gezindheid? Komt er bekeering?

Wel geschiedde er ook allerlei dat ons bevreemdde. De schorsingen werden b.v. nog weer eens als goed en Gode welgevallig bevestigd. Maar er was toch duidelijk allerlei verandering te constateeren. En, wat er ook gedaan was: deze synode wilde spreken met hen, die haar voorgang-^ ster eenmaal uit het ambt had gestooten. Was dat niet prachtig? Wanneer was het in de kerkgeschiedenis gebeurd, dat een schorsende, afzettende, tuchtoefenende kerkgemeenschap na nog geen twee jaar uit eigen initiatief het contact met de uitgeworpenen weer opnam?

Na de Synode van Utrecht kwam onze Groningsche synode van 1946.

Op haar tafel lag het verzoek om samen te spreken met deputaten van de ons •uitwerpende kerken!

Wat zou de synode doen?

Er waren er ter synode, die het verzoek wilden afwijzen!

Laat men de leeruitspraken en vonnissen wegdoen, zoo sprak men, laat inen zich van de zonden bekeeren, dan Is alles immers goed!

Maar tegelijk werd vurig gepleit om de uitnoodiging aan te nemen! Het was wel pijnlijk toen openbaar werd dat de deputaten, die met onze kerken moesten samenspreken óók opdracht hadden de synodale kerken, welke plaatselijk „de breuk wilden heelen", in dat werk bij te staan. Zoo bleken ze immers twéé ijzers m het vuur te hebben! Maar desalniettemin werd geworsteld om de synode tot aaimeming van het verzoek te bewegen. Vooral Prof. Schilder heeft in een hartstochtelijke rede de synode bezworen den HeiUgen Geest niet in den weg te loopen, maar angstvallig acht te geven op iedere wijziging in de . houding van de overzij!

En de synode heeft tenslotte met volledige eenparigheid het besluit om samen te spreken aangenomen. En wel met deze bepaling:

„Ie. dat het thema der gedachtenwlsseltng primair zal

moeten zijn het geheel der uit de offlcieele stukken reconstrueerbare eigenlijke oorzaken der geslagen breuk;

2e. dat de gedachtenwisseling voorshands alleen schriftelijk geschiede, en door beiden partijen gepubliceerd en in de kerkelijke archieven gedeponeerd worde”.

Terwijl de te benoemen deputaten zelfs bij voorbaat gemachtigd werden om, indien zij dat in verband met den gang van < 3e .samenspreking noodzakelijk achtten, de noodige stappen te doen welke tot de samenroepmg van een vervroegde synode zonden kunnen leiden.

Het was een indrukwekkend moment toen de voorzitter der synode, nadat de beslissing gevallen was, aldus sprak:

„Zoo is nu Jn de vergadering van deze Synode een zeer gewichtige beslissing gevallen. Ik weet niet goed, wat ik, onder den indruk van dit besluit, zal moeten zeggen. Onwillekeurig dringen zich gedachten aan ons op, als we denken aan wat we samen hebben doorgemaakt, in de dagen toen we tot den strijd gedwongen werden. Ik wil alleen zeggen, gedachtig aan het spreken over eenparigheid: Wij hadden vandaag eenparigheid door Gods genade. Wij hebben met elkaar gesproken ên voor het aangezicht van den Heere geworsteld om gehoorzaam te mogen zijn, zóó, dat het vleesch tot zwijgen werd gebracht en de Naam des Heeren zou verheerlijkt worden. We zien, dat in deze beslissing met groote kracht spreekt het: „Gij zijt ons onvergetelijk". Inderdaad: In dit alles spreeKt het broederhart dat pijn heeft en treurt om hen, met wie we onder één dak hebben gewoond. Hier was de profetische broederhand die zocht broeders, die ons hebben uitgestooten, een woord dat roept om het hart van de anderen. En We leggen alles neer aan de voeten van Hem, den Koning der Kerk, en bidden dat Hij dit pogen der liefde moge zegenen”.

. En Ds P. de Vries sloot zich als volgt bij hem aan: , , Van de zijde van de Synode van Utrecht, of van haar moderamen is destijds ongeveer 't volgende aan de Kerken geschreven: Uit alles blijkt, dat Prof. Schilder meer zijn eigen recht cp het oog heeft, dan het heil der Kerken. Indien ooit, dan zou Prof. Schilder bij de behandeling van deze zaak in de Commissie of ter Synode, gelegenheid hebben gehad zichzelf en zijn „gekrenktheid" naar voren te schuiven. Met groote daikbaarheid aan den Heere wil ik er op wijzen, dat Prof. Schilder de genade heeft ontvangen, èn in de Commissie èn ter Synode, het hem geschiede onrecht niet naar voren te laten konaen. maar alleen te zoeken het heil der Kerken.

Ik herinner aan één uitlating van ProF. Schilder in de openbare zitting: „indien het komt tot gedachtenwisseling, zullen we 't heel weinig hebben over de geschorsten, en evenmin over de schorsingen, maar heel veel over de kerkrechtelijke theorieën, die achter deze schorsingen liggen”.

Tegenover de publieke smaad. Is het mij een behoefte hier openlijk dank aan den Heere uit te spreken, voor deze houding van Prof. Schilder.

En daarna is het begonnen.

Getrouw aan hun opdracht vroegen onze deputaten allereerst een scbriftelyke situatieteekening.

Ze mochteü en konden niet anders. Waren ze met als alle deputaten alleen maar knechten van hun principaal, de synode? Waren ze niet geroepen om stipt haar opdrachten uit te voeren?

Bovendien: ze stonden in den ernst en verantwoordelijkheid van mannen, die in Christus' kerk tot spreken en handelen geroepen zijn en tot lederen prijs de wet en den styi der kerk hadden te bewaren!

Men kan telkens merken, dat men dit vragen om een situatieteekening niet verstaat.

Toch is deze zaak zeer eenvoudig!

In 1944 sneden de synodocratische kerken met glasharde woorden lederen band met onze kerken radicaal door.

In 1946 klopten ze zèlf aan onze deuren en vroegen om een onderhoud.

Was er toen een andere mogelijkheid dan aan deze kerken het eerst het woord te geven, om te zeggen wat ze op het hart hadden?

Kon men toen iets anders doen, dan —i onder bereidverklaring om ook zelf op_ vragen te antwoorden — beginnen met deze kerken de gelegenheid te geven om te zeggen waarom ze nü wilden spreken; om mee te deelen welke verandering er in haar visie op, haar houding ten opzichte van leerbeslulten, schorsingen was ingetreden, tengevolge waarvan ze nu in Christus' naam met ons in'contact vsdlden treden?

Als ze over de eigenlijke kwesties nog net zoo dachten als in 1944 dan was immers ieder gesprek zinloos!

Maar mocht het feit, dat men serieus samenspreking vroeg ooit anders geïnterpreteerd worden dan dat er inderdaad verandering van gezindheid was ingetreden en men tengevolge daarvan contact zocht?

Wie deze situatie doorziet zal ook aanstonds verstaan, dat onze deputaten geen vragen aem de synodale deputaten konden stellen omtrent een eventueele, bij hen plaats gegrepen hebbende verandering van inzicht en gezindheid.

Het zou lomp en grof en stijlloos zijn geweest als onze deputaten aan de synodale vragen zouden hebben gesteld als: deukt U nog net zoo over de leerbeslissingen, schorsingen, uitstootingen als voor twee jaar?

Men vergete niet dat deputaten, deputaten van Christus' heilige kerk zijn!

Neen, het eenige wat onze deputaten daarom mochten, konden en moesten doen en gelukkig ook trouw hebben gedaan is het aandringen op een schriftelijke situatieteekening!

Zij moesten aan hen, die om een onderhoud vroegen, het eerste zakelijke — en dan schriftelijk vastgelegde — woord laten.

Terwijl onze deputaten aan het worstelen waren om de simpele, allereerst noodzakelijke regeltjes schrift los te krijgen, waarna het gesprek mondeling zou kunnen worden voortgezet, stond de kerkgeschiedenis niet stil! Na de buitengewone synode van Utrecht, gehouden in 1946, welke van onze kerken een samenspreking vroeg, kwam ia 1947 de synode van Zwolle samen.

En ook daar kwam natuurlijk weer de hééle zaak van leeruitspraken en schorsingen aan de orde!

En wat zei deze synode?

„Dat de meaning als zou uit de vervanging van de uitspraken van 1905 en 1942 biyken, dat de Synode van 1943—'45 eischen heeft opgelegd, die te ver gingen en dus concrete schuld op zich zou hebben geladen, onjuist is, aangezien in 1946 de zakel^ke inhoud der vervangen uitspraken is geliandhaafd ..”,

Dat is duidelijke taal!

De synode van Zwolle sprak uit:

Ten aanzien van de leer zijn we in niets gewijzigd!

Ten aanzien van de schorsingen en afzettingen zijn wg ook in niets veranderd.

Wat onze kerken in 1944 spraken en deden is nog ten volle van kracht.

En zoo bezwoeren de synodocratische kerken tijdens de op hun eigen verzoek geopende onderliandeUngen met onze kerken al wat zg vroeger liadden vastgesteld.

En onderwijl ploeterden de deputaten verder

Na , , Zwolle" kwam de „oecumenische synode" van Grand Rapids in 1947.

De synodocratische kerken brachten daar „de kerkelijke moeilijkheden in Nederland" per 'instructie ter tafel. Blijkens de acta heeft Prof. Berkouwer deze zaak toen toegelicht. Informaties van „de andere zijde" had men blijkbaar niet noodlg. En tenslotte gaf deze „synode" als haar oordeel te kennen, „dat de „Verklaring van 1946" in overeenstemming' is met de Schrift en de Geloofsbelijdenissen" (Acta art. 89).

Van eenige wijziging van inzicht, van eenige verandering van gezindheid bij de gebonden kerken bleek dus weer niets. Integendeel, de synodocratische kerken lieten tydens de onderhandelingen met onze kerken haar dogmatische brouwsels door zooveel mogelqk menschen en kerken als deugdel^k en goed ijken!

En Intusschen ploeterden de deputaten verder

En nog is het einde niet!

Er kwam een nieuwe synode van de gebonden kerken. Die van Eindlioven. En ook op die synode klonk weer de roep om recht te doen aan de geschorsten, o»i herstel van geschonden recht. Maar ook deze synode stak geen vinger uit om de steeds voortdurende rechtskrenking op te heffen en de kloof, die haar voorgangsters dwars door het volk des Beeren sloegen, zakelijk en feitelijk te overbruggen.

En intusschen ploeterden de deputaten verder

Terwijl zoo de kerkgeschiedenis — en daarin ook het geworstel van onze deputaten om een schriftelijke situatieteekening te bemachtigen — haar snellen loop nam, werd het hoe langer hoe duidelijker wat de deputaten van de overzijde eigenlijk wilden, vanuit weike visie op de kerk en haar vrijmaking' zij spraken en handelden.

Men kan deze houding niet scherper belichten dan door zich te realiseeren op welke wijze men naar Gods wil in de kerk moet leven, spreken, handelen.

De eenlg goede houding i's deze, dat men ziet, beleeft, ervoor beeft, dat de kerk volstrekt en alleen de zaak, het eigendom van onzen Heere Jezus Christus is. Dat ze zijn eigendom, zijn glorie, zijn heiligdom is, waarover Hij alleen alles te zeggen heeft. We leven in de kerk onder hoog-.spanning. Alles wat we aanraken is heilig. We wonen daar bij een verterend vuur.

Indien men daar iets van beseït, beeft men bij leder woord, dat men in de kerk spreekt, bij iedere handeling welke men daar verricht. Het is alles zóó groot, zóó geweldig, zóó vreeselijk wat men daar zegt en doet! Wie in de kerk handelt, moet sterk leven uit het oude woord: ees niet te snel met uwen mond, en uw hart haaste niet een woord voort te brengen voor Gods aangezicht; want God is in den hemel en gij zijt op de aarde; daarom laat uwe woorden weinig zijn! (Pred. 5 : 1).

Daarom dreunde het door alle hemelen en alle krochten der hel, , toen de meeste vergadering in Christus' kerk, onder aanroeping van den naam des Heeren, haar woorden als Goddelijke waarheid op de zielen bond en een aantal broeders onder het harde vonnis van revolutie, kerkscheuring, muiterij en woordbreuk uit het ambt joeg.

Daartegen hebbeu wê ons toen verzet — om Gods wil!

We hebben die woorden en vonnissen verworpen, radlöaal en voorgoed, omdat ze niet van Christus Waren! Omdat ze zijn kerk verwoestten. Omdat ze zijn toom gaande maakten! Omdat we trouw wilden zijn aan onzen Heer en Heiland óók en vooral in ons ambt.

En zoo kwam de zaak tusschen de uitwerpende synodes en wie haar volgen èn hen, die zich vrijmaakten ontzaglijk scherp te staan!

Ze werden voor Gods aangezicht gewikkeld in een rechtsgeding van den allerhoogsten ernst!

ZIJ zwoeren (althans officieel): om Christus' wil, om de redding van'zijn kerk, om het heil van zijn duur gekochte volk, om de eere van Gods Naam, maken we leerbesluiten, schorsen we en drijven we uit.

WIJ zwoeren: om Christus' wil verwerpen we met hart en ziel, in woord en werk, eens en voor altijd uw kerkdecisies en uw vonnissen. We maken ons daarvan voor Gods aangezicht en om Zijnentwille vrij!

Dat is het rechtsgeding waarin de synodale en de vrijgemaakte kerken betrokken zijn.

In dat huiveringwekkend ernstige rechtsgeding de synodale gemeenschap allen gebracht.

Zij begonnen met hun eeden, hun uitroepen dat ze in deze dingen zich van de leiding des Geestes bewust waren. Z ij spraken toen en zoo over zware zonden. Z ij smeekten en riepen op tot smeeking om Gods zegen over geschiede tuchtoefeningen. Zij riepen het ten aanhoore van den eeuwigen, heiligen God en alle duivelen de haar volgende kerken luide toe: ontvangt deze geschorste en afgezette mannen om der wille van Christus toch nooit, nooit „als wettige ambtsdragers in Gods kerk”.

En zij houden dat — ten minste officieel! — tot op den huldigen dag vol.

Inderdaad: in dit rechtsgeding, dit twistgeding zijn synodalen en vrijgemaakten betrokken.

De eersten begonnen er mee.

Zij hebben het bij God aanhangig gemaakt en laten het, althans officieel, nog steeds op Gods rol.

De vrijgemaakten werden er huns ondanks in letterlijken zin bij gesleept.

En nu sta, an ze huns ondanks óók' in dat twistgeding voor hun hemelschen Vader en zeggen: Neen, Vader, om Uwentwil en om der wille van Uw kerk zeggen we neen tot wat zij, die zich tot onze wederpartijders maakten, in Uw Naam tot ons spraken.

En zie, nu is dit het verbijsterende: in deze onbeschrijfelijk ernstige situatie, die — ik - zeg het nog eens — door de synodale gemeenschap werd geschapen, komen nu de deputaten, d.w.z. de boodschappers, de knechten, van deze gemeenschap tot ónze deputaten en zeggen: Als otficleele vertegenwoordigers van „onze" kerken zeggen we tot u als otficleele vertegenwoordigers van „uwe" kerken: gij, die door onze kerken nog steeds officieel scheurmakers en revolutionairen wordt genoemd, zijt ons geliefde broeders In onzen Heere Jezus Christus. Als zoodanig willen wij U om een ronde tafel ontvangen en als zoodamg willen we met U handelen en samen bidden. En de , , broeder", omtrent wien onze kerken ook in dit uur nog zeggen dat hij grove zonde doet, een revolutionair en een kerkscheurder is, mag ons dan in deze besprekingen lelden en ons allen voorgaan in den dienst der gebeden, uit welken onze kerken hein dok vandaag Aog. in Gods naam uitstooten!

Het is mij een raadsel hoe mannen, die iets van de kerk en haar heiligheid zien en er voor beven, zóó kunnen doen!

Wat is dan toch in hun hart de kerk van Christus en wat zijn voor hen de eeden, die deze kerk spreekt?

Maar in deze misère en mist is één ding duidelijk: indien onze deputaten op dezen voorslag waren ingegaan, of indien onze kerken zich daarvoor hadden laten vinden; dan zouden ze den ernst van het conflict hebben verloochend;

dan zouden ze de kerkelijke eeden heb'ben gebagatelliseerd;

dan zouden ze een nederlaag in de geestelijke worsteling hebben geleden nog voordat ze gestreden hadden; dan zouden ze den weg, welke naar een werkelijk herstel van de breuk leidt, hopeloos hebben gebarricadeerd; dan zouden ze demonstreere'n dat ze er niets van hebben gemeend toen ze om Christus' wil den strijd tegen de synodale gemeenschap hebben gehaat in plaats van liefgehad;

kortom: ze zouden de zaak van Christus' kerk hebben verraden.

En wat zou de amersfoortsche synode nu nog hebben kunnen doen?

Er zijn allerlei - suggesties gegeven.

Deze synode zou op korten termijn alsnog en voor het laatst de gewenschte situatieteekening van de synodale deputaten kunnen vragen.

De synode zou aan eigen deputaten opdracht kunnen geven om éénmaal — zonder gemeenschappelijk gebed — met de synodale samen te komen om hun mondeling t» verzoeken de situatieteekening te willen geven.

De synode zou aan de synodale deputaten een aantal zorgvuldig opgestelde vragen schriftelijk kunnen doen toekomen met verzoek daarop spoedig antwoord te geven.

Wie evenwel, lettend op de heiligheid van 's Heeren kerk en de door de synodes van 1943/45 en volgende jaren geschapen situatie, deze suggestie overweegt, zal spoedig inzien dat het niet geoorloofd was op één van deze serieus in te gaan.

Want vooreerst hadden deze deputaten hun laatsten brief geschreven met de bedoeling dat.deze aan de synods zou worden bekend gemaakt en daarin hadden zij 't boven reeds besproken voorstel gedaan. Wat deze deputaten wilden en naar hun eigen mededeeling in opdracht van hun synode moesten doen was derhalve volkomen bekend. En daarmee had nu de synode te maken.

Maar bovendien: Deputaten zijn knechtjes van de hen deputeerende synodes. En deze synodes hadden éénmaal (Zwolle 1947), twéémaeil (Grand Rapids 1947), driemaal (Eindhoven 1948) met alle kracht gezegd: wü zijn nog in niets veranderd. Wij handhaven de woorden en daden van 1944 en 1945 nog volledig. De situatie ten opzichte van u zien wij als nog volkomen ongewijzigd! Welnu — zou het dan goed, stijlvol, kerkelijk geweest zijn aan de deputaten — de knechten — van de synodes, welke zoo krachtig zeiden: wij zijn dezelfde gebleven — alsnog te vragen: maar zijn Dw principalen werkelijk niet veranderd? Denken zij echt over die voorbijgegane geschiedenis zooals zij het nu driemaal achtereen hebben gezegd? Ieder voelt: dit gaat niet, dit zou immoreel zijn. Een kerk is nu eenmaal geen markt!

En zoo Is het eind bereikt van den moeilijken deputatenweg.

De hoop, welke de synodale kerken in 1946 verwekten en die ons er toe bracht de aanvraag om een samenspreking zoo serieus op te nemen, is vervlogen.

Het eenige wat uit al de woorden van de synodale deputaten te voorschijn kwam was een poging om van de zaken der kerk ee'n persoonlijk zaakje te maken met volkomen negatie van het ernstig kerkeUjk geding, dat zij zelf hadden geopend.

Laten de kerken zich nu met alle kracht werpen op 'naar taak van prediking, catechisatie, huisbezoek. Al te lang zijn ze opgehouden door al dat vermoeiende, uitzlchtlooze gepraat en geconfereer.

Laten zij, die de genade ontvingen om te kunnen breken met wat de kerk van Christus moet schenden nu als één man alle „synodalen" toeroepen, dat zij in 's Heeren naam alle ergernissen, in 1944 en volgende jaren onder Gods volk geworpen en die door Christus worden verfoeid, weg te doen. Dat is de simpele eisch waarmee God tot hen komt en die wij moéten aandringen!

Als dat gebeurt zal God wonderen doen.

Dan zal ook de ware eenheid geschonken worden aan allen, die den Heere in waarheid liefhebben — en dat: als in den slaap.

C. V.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Het einde van een martelgang

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's