GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een meccano-zondebok

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een meccano-zondebok

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De synodocratische ds Schep heeft in zijn brochure, zoo hoorden we, heel wat droefs over zijn synodes gezegd; en het was nog lang de helft niet.

Maar hoe dénkt hij nu over ons? Antwoord: niet best.

En: hoe spreekt hij over ons? Antwoord: recht. niet

Om te beginnen wordt het conflict onzuiver voorgesteld. De Synode heeft nimmer één der bezwaarden als ongereformeerd veroordeeld, zoo lezen we op bl. 9. Dat betwisten we. Zoowel in 1942, als in 1944, en nog in 1946, heeft ze vooropgesteld, en gehandhaafd, dat de bekende uitspraken naar Schrift en belijdenis waren. Wie ze niet aanvaardt, en daarbij blijft, is dan ipso facto als ongereformeerd veroordeeld.

Voorts wordt van ondergeteekende's in 1943 ingediend bezwaar tegen de bindend verklaarde uitspraken een onjuist beeld gegeven, bl. 15. Daar wordt beweerd, dat de „hoofdmoot" van dat bezwaar, althans dogmatisch, zich keert tegen de synodale leer van het vastgestelde tijdsmoment in het „houden voor wedergeboren". Dat is onjuist. Dat „houden voor" als handeling der „(h)ouders" is natuurlijk onmiddellijk gegeven met het kind. Zoodra een kind er IS, of eigenlijk reeds daarvóór, „houdt" men het ergens „voor". Bedoelt ds Schep soms het tijdstip der wedergeboorte, dan wijzen we erop, dat ik de synode van 1943 erop gewezen heb, dat OP HAAR EIGEN STANDPUNT (waarin 1905 werd aangeprezen) er minstens staan moest: wedergeboren of te wederbaren. Ik zei dat, om haar duidelijk te maken: als ge niet naar anderen belieft te luisteren, denk dan nog eens even aan u zelf, voordat ge den teerling werpt, zeggende tot lederen candidaat, die zich niet kan vinden in den onjuisten en tegenstrijdigen formule-voorraad: geen ambt ontvangt gij van Christuswege, ga weg. Maar hoofdmoot was: de uitspraken zijn deels onjuist en deels tegens t r ij d i g.

Daarom is er ook, en ziehier een tweede opmerking, niets onbegrijpelijks in de houding van ondergeteekende. Voor de zooveelste maal, en het zal best nog weer gebeuren, wordt, nu door deze brochure, munt geslagen uit het feit, dat ik vroeger tot de christelijke gereformeerden heb gezegd: wat volgens uw beweren wij allemaal gedwongen zijn te leeren krachtens 1905, dat leeren we niet, dat behoeven we niet te leeren en dat is ook niet bevolen te leeren met 1905. Heeft ooit iemand het in zijn hoofd gehaald, ALLE ARGU-MENTJES en details van dat langademige stuk als bindend te beschouwen? Niemand; ook ondergeteekende niet, die — het is meer dan eens publiek geciteerd —• openlijk had gezegd: het is LICHTZIN­ NIG te spreken van onderstelde wedergeboorte. Dit was b.v. openlijk uitgesproken in 1934. Maar men liet ons vrij in zulke opmerkingen en uitspraken; en geen mensoh dacht er aan, op de pacificatie van 1905 weer inbreuk te maken, zooals de jonge Kuyper had gedaan: Honig had rust gezocht, en we wilden geen herrie nu men zijn mond hield over die kuyperiaansche extremiteiten. Maar toen de synode was gaan BIN­ DEN aan dat ééne zinnetje: „wedergeboren", en DAT vastlei voor candidaten, nadat ik in de commissie had tegengestemd, en toen ze Greijdanus' en anderer bezwaren had afgewezen, en de candidaten zou gaan binden aan wat ik al 9 jaar geleden LICHTZINNIG genoemd had, en hen wilde dwingen, Greijdanus en mij als docenten bij hun intrede in de kerken, tegelijk met Hel. de Cock, te verloochenen, en dat op drijven van de heeren Kuyper en Hepp, die de zaken ook al getoond hadden niet door te hebben, en toen ik aan zag komen: men werpt den teerling, want men holt verder, en d w i n g t nu ieder tot ja of .neen inzake allang begraven extremiteiten, TOEN was het VOLKOMEN in de lijn van mijn eigen inzichten, publiek bekend gemaakt, maar van synodocratische zijde almaar verwrongen, dat ik schreef: werp den teerling niet, maar denk nog eens na, eer ge den boel uit elkaar jaagt. Maar men was door het dolle heen: de hoogmoed liet zich niet meer binden. En bovendien was de heele sfeer vergiftigd.

Dat blijkt me nog weer nu.

Waar het was, weet ik niet meer. Maar er stond dan toch onlangs in een synodocratisch orgaan: Schilder gaf destijds aan den kerkeraad van Kampen het advies, dat die de classis zou verzoeken, dat die de particuliere synode zou opwekken om haar afgevaardigden naar de generale synode terug te roepen. Het synodocratische blad zei, en dat was voor mij een openbaring: stel je voor, als dat gebeurd was, dan was ineens heel Overijsel „omgegaan". Het stond er misschien anders, ik weet het niet precies meer, maar 't kwam toch daarop neer. Dan was heel Overijsel met een slag óm-gegaan. Over stag gegaan. Misschien wel zooiets als „vrijgemaakt", of zoo.

Kijk, dat is nu een klein staaltje van de door wantrouwen vergiftigde mentaliteit waarin men de synode gebracht had. Als de particuliere synode had gedaan wat gesuggereerd werd, wel, dan waren er heel gewoon twee mannen naar huis geroepen. Meer niet. Het gereformeerde kerkrecht, dat vergu'sd en overtreden werd, zou weer eens hebbén gesproken; de synode zou hebben moeten zeggen: het wordt nu duidelijk dat we naar huis moeten gaan, want de kerken hebben opgemerkt, dat we buiten ons boekje zijn gegaan, en dat is ook eigenlijk zoo; en dan was de zaak weer eens even gezond geweest. En, geen sprake van vrijmaking. Zóóver waren de slechte besluiten toen nog niet; die kwamen pas toen men den teerling was gaan werpen door de binding van candidaten.

Dat die zichzelf continueerende synode naar huis moest, werd toch wel duidelijk. WANT ER ZIJN ENKELE OUDERLINGEN heel behoorlijk de vergadering gaan groeten om naar huis te gaan, omdat ze voelden: we mogen niet blijven zitten in een vergadering, die niet gemachtigd is door de kerken. De eigenmachtige vergadering werd dus vanzelf al ontbonden; en dat was goed. Alleen maar, K. S. mocht het niet zeggen. Hij mocht het ook niet aan den gang brengen; ook niet nadat men vergeefs Greijdanus en hem had willen laten beloven, onder pressie, dat zij zouden me e d o e n aan dat al-maar-blijven-zitten (beiden moesten immers beloven, dat besluit van maar-JaUjvenzitten loyaal te helpen uitvoeren!).

Maar dat men DACHT: als we hem zijn zin geven, dan is Overijsel „OM", wel dat bewijst dat men door een waas zag. Jaren lang is er gestookt over bedoelingen, die we zouden hebben en waar we part noch deel aan hadden. Eén overbekend staal: dr H. H. Kuyper vertelde aan ieder, die het weten wilde, dat een bepaald predikant die in Haarlem was beroepen, daar was „geplaatst" door K. S. om hèm, daar in Bloemendaal, tegen te werken. En in werkelijkheid was er geen hand uitgestoken inzake dat beroep. Ook toen dat praatje was rechtgezet, bleef het nog opgeld doen. Het is maar een greep: de sfeer was vergiftigd.

Als we nu terugkeeren tot 1944, en dan ds Schep, die eerst de feiten heeft misteekend, hooren zeggen, dat K. S. wat meer „geduld" had moeten hebben met die synode, die niet ineens zoo'n „omzwaai" kon meemaken, dan zeggen we: wat heeft een synode nu in leeruitspraken te maken met ..geduld of ongeduld van een man, die haar waarschuwt? Ze was gewaarschuwd: door mijn tegenstemmen (tegen de leeruitspraken-in-concept), en door de gravamina, en door de kerkelijke vergaderingen, en door mijn nog eens voor het laatst waarschuwenden brief van 13 Dec. '43. Maar ze WOU en ze ZOU. Toen waren de candidaten GEBONDEN. En ze MOESTEN eerlijk spreken. Al ware ondergeteekende honderd keer ongeduldig gebleken, moesten die candidaten soms zeggen: K. S. is ongeduldig en dus zu len we maar JA zeggen terwijl we NEEN bedoelen? En dus zullen we maar in 1944 de onderstelde wedergeboorte LEEREN, die die ongeduldige K. S. in 1934 lichtzinnige leer noemde? Ds Schep moet niet de synode voorstellen als arm slachtoffer van K. S.' ongeduld. Want ZIJ was bindende, K. S. heelemaal niet. De zaak staat net andersom: K. S. zei geduldig: bind niet, wacht nog wat, ik wil er wel over zwijgen, zoolang we nog samen stu-

deeren, werp den teerling niet. Maar de synode zei: wat geduld? we zijn allang geduldig geweest, ook met uzelf; en de zaak is rijp, en de candidaten ZULLKN „ja" zeggen, of anders eru i t. Zoo was niet de synode slachtoffer van K. S.' ongeduld, maar eerst de candidaten en toen de kerken werden slachtoffer van het synodale ongeduld.

Als nu ds Schep zijn synode — let wel: die beweerde rechter te zijn in Gods haam — psychologisch wil verklaren, tegen haar eigen verontwaardigd protest in, dan moet hij dat zelf weten; mij kan die psychologie maar matig interesseeren. Maar hij moet dan niet een psycho-technisch rapport opstellen, dat er naast is, en naar een zondebok zoekt, die den rechter partieel moet excuseeren. Een zondebok op bestelling leveren? Dank u.

Het is jammer, dat ds Schep, nu hem eindelijk de schellen deels van de oogen gaan, toch nog weer ze voor de oogen doet. Al z ó u het waar zijn, dat ondergeteekende eerst de onderstelde wedergeboorte geprezen had (inplaats van ze lichtzinnig te noemen) wat gaat dat de synode aan, wat gaat het mij aan? Lagen de afgewezen bezwaarschriften er niet ? Waarom negeert hij die ? Waarom ?

Wel, Oosterbeek móet schuld aan beide kanten hebben. Nu moet er een meccano-zondebok komen.

Als ds Schep thans schrijft: d a t d e u i t - spraak van 1905 ZELF bewijst, dat n^iemand de opvatting van het houden voor reeds wedergeboren, aan anderen mag opleggen, bl. 50, dan trekken we hem eens aan zijn jasje. We zeggen: waarde heer, dat schreef onder vele anderen ook K. S. destijds aan de christelijke gereformeerden, en dat schreef en sprak hij weer met anderen in 1934, toen hij het had over het „lichtzinnige" van het spreken van onderstelde wedergeboorte, en dat herhaalde hij in zijn tegenstemmen in de commissie contra dr Ridderbos' leerformules, en dat schreef hij nog voor het laatst aan de synode in den brief van 13 Dec. 1943. Had hij het NIET gezegd, DAN zoudt u kunnen praten over een ommezwaai. Maar hij heeft het wèl gezegd, toen u nog afwachtte.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Een meccano-zondebok

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's