GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kerk en Koninkrijk Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Koninkrijk Gods

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Xll)

ZONDAG 48.

LUTHERSCHE EN ROOMSCHE INVLOEDEN?

We vervolgen in ons onderzoek naar de relatie van kerk en koninkrijk Gods onzen tocht door de Nederlandsche Gereformeerde belijdenisschriften en komen thans bij Zondag 48 van den Heidelb. Catechismus.

Over dezen Zondag heeft Dr H. J. Westerink wel zeer dwaze speculaties opgehangen.

Heeft hij nog geprobeerd Zondag 19 te gebruiken ter verdediging van zijn theorie van een scherpe scheiding van kerk en koninkrijk Gods en heeft hij nog getracht Zondag 12 en 31 zoo goed en kwaad dat ging, te wringen in zijn schema, bij Zondag 48 geeft hij zijn pogingen totaal op. Deze Zondagsafdeeling moet het dan ook wel zeer zwaar bij hem ontgelden.

Dr Westerink schrijft: „Hier liggen de dingen wel heel wonderlijk dooreen. Met de tweede bede wordt het koninkrijk aan de orde gesteld. Het antwoord schijnt met „regeer ons alzoo door Uw Woord en Geest" te spreken over de kerk. Wanneer er dan volgt: „dat we ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen", ligt mijns inziens toch weer iets meer nadruk op het k o n i n k r ij k. Maar onbetwist vallen we dan op de kerk terug: „Bewaar en vermeerder Uw kerk", terwijl in het nu volgende: „verstoor de werken des duivels en alle heerschappij, die zich tegen U verheft" even onbetwist het strijdmotief uit het k o n i n k r ij k is. Weer valleji we echter op de kerk terug, als we dan voortgaan: „mitsgaders alle booze aanslagen, die tegen Uw heilig Woord bedacht worden", om dan tenslotte toch weer ontwijfelbaar in het Koninkrijk te eindigen; „totdat de volkomenheid Uws rijks kome, waarin Gij alles zult zijn in allen"."

Sterk valt weer bij dè behandeling, welke Dr Westerink op deze wijze aan Zondag 48 geeft, op, hoe zijn benaderingswijze bevooroordeeld is door zijn verkeerde wijsgeerige visie.

Omdat de schrijver a priori uitgaat van een sterke scheiding van kerk en koninkrijk Gods en van een terreinenleer, die zich tegenover de Schrift niet laat rechtvaardigen, moet hij wel afkeurend spreken van 'n afwisseling van elementen van kerk en koninkrijk".

Dr Westerink concludeert, dat we hier staan „voor het merkwaardig feit, dat de Catechismus kerk en koninkrijk eenvoudig in elkaar laat overgaan, zonder ook maar de minste aanduiding van eenig onderscfieid".

Nu achten wij deze conclusie onjuist. Men kan wel zeggen, dat de Catechismus op voetspoor van de Schrift de onlosmakelijke eenheid van kerk en koninkrijk Gods belijdt. Spreekt men over de kerk, dan handelt men ook over het koninkrijk en omgekeerd. Kerk en koninkrijk Gtods zijn niet te scheiden.

Maar nauwe verbondenheid is iets anders dan volkomen identificatie. Het is dus onjuist, dat Dr Westerink het doet voorkomen, dat in Zondag 48 elementen van kerk en Koninkrijk elkaar afwisselen „als betrof het hier twee volkomen idente grootheden".

Duidelijk is wel, dat Zondag 48 voor den schrijver geheel onaanvaardbaar is.

Hij spreekt hier van „een misverstand inzake het Koninkrijk Gods" en van opmerkingen in Zondag 12 en 31 en met name in 48, die het onderscheid van kerk en koninkrijk verwarren. Er waren naar zijn oordeel „blijkbaar remmingen, die een helder Schriftuurlijk belijden van dit onderscheid tegenstonden".

Dr Westerink gaat nu op zoek naar deze remmingen en meent ze gevonden te hebben in het stamland van den Catechismus, waar Luthersche invloeden werkten.

Voor het aantoonen van die Luthersche invloeden doet allereerst het oude fabeltje opgeld, dat de methode van den Catechismus anthropocentrisch is. De behandelingswijze van den Catechismus is volgens den schrijver typisch-Luthersch. De mensch is hier in het middelpunt geplaatst en aan de vraag van Luther: „hoe word ik zalig? " wordt de voorrang verleend boven die van Calvijn: „hoe komt God tot Zijn eer? "

Wij weerleggen thans deze dwaze beweringen niet. Het is o.i. nog de vraag, of Dr Westerink in zijn teekening aan den historischen Luther en aan de

belijdenis van de Luthersche kerken recht doet.

We spreken ook niet over de volstrekt onjuiste aanklacht inzake een „Luthersch-anthropocentrische methode" van den 'Catechismus. Die beschuldiging is o.a. beantwoord door Prof. Dr K. Schilder in zijn „Heid. Catechismus", deel I, 1947, pag. 14 e.v.

Wij dienen ons wel rekenschap te geven van het betoog, dat Dr Westerink aan zijn opmerking over de „Luthersch beïnvloede methode" vastknoopt.

Hij is van oordeel, dat ook in het bel ij den zelf Luthersche invloed in den Catechismus is te bespeuren. Die invloed komt naar voren in de verwarring, die z.i. de Catechismus te zien geeft inzake de verhouding van kerk en koninkrijk Gods.

Dr Westerink schrijft in dit verband een heele bladzijde over het schema van natuur en genade, zooals dat bij Rome allesbeheerschend is.

Rome (en in navolging van haar ook Luther) scheidt streng natuur en genade. Wat buiten de kerk ligt, wat niet via de kerk rechtstreeks op de genade betrokken is. dat is de natuur.

„Het is duidelijk, — aldus de schrijver —, dat men op dit .standpunt geen oog kan hebben voor de breede Schriftuurlijke opvatting van het Koninkrijk Gods als de geheele kosmos Men blijft met het Koninkrijk Gods, dat toch wel genadegoed is, zoo dicht mogelijk bij de kerk. Het is genadegoed, dus kerk

Welnu, hier is de verwarring van kerk en koninkrijk in de belijdenis verklaard. Vat men, als Luthersche invloed, onder inwerking van het schema natuur 'en genade, het koninkrijk eng op, omdat men 't breede Schriftuurlijke niet ziet, ' dan blijft men met het koninkrijk in de genadesfeer, in de buurt van de kerk hangen".

De zaak is nu wel helder: de verwarring van kerk en koninkrijk Gods, die Dr Westerink in den Catechismus meent op te merken, wordt verklaard uit Lutherschen invloed in den Catechismus, nader: uit de doorwerking via Luther van het Roomsche thema van natuur en genade.

Deze gedachte wordt volgens den schrijver nog versterkt door het feit, dat hij juist in de Nederlandsche Geloofsbelijdenis en de Dordtsche Leerregels, waar Luthersche invloed ontbreekt, van een z.i. minder Schriftuurlijk onderscheiden van kerk en koninkrijk en van 'n enger begrip van 't koninkrijk niets bemerkt.

Dr Westerink beschuldigt dus niet alleen den Heidelbergsjhen Catechismus van Roomsch-scholastieke en Luthersche invloeden met name in Zondag 48, maar meent ook een sterke discrepantie te moeten zien tusschen den Heidelberger eenerzijds en de Geloofsbelijdenis en de Dordtsche Leerregels anderzijds.

De eerste wordt als in Roomsch-Luthersche ongerechtigheid geboren in het hoekje gezet waar de slagen vallen, terwijl de laatsten als zuiver-Calvijnsch worden geprezen.

Wat zullen wij nu tot deze dingen zeggen? Wel niet anders dan dat heel dit betoog van Dr Westerink een quasi-geleerde dogmenhistorische speculatie is.

Deze speculatie is opgezet door iemand, die niet meer naar de Schrift en in overeenstemming met de Gereformeerde Confessie belijdt wat de kerk is en wat het Koninkrijk Gods en waarin hun beider samenhang bestaat.

Hij moet nu wel komen tot dwaasheden als deze theorie van Roomsch-scholastieke en 'Luthersche invloeden in den Catechismus. Dwaas en onhoudbaar is deze theorie zeker. Immers wat is het geval?

Het antwoord van Zondag 48 is schier letterlijk citaat uit de Summa van Thomas of een van de werken van Luther ? Neen, uit de Institutie van Calvijn!

In zijn Institutie, boek III, hoofdstuk 20, paragraaf 42, schrijft Calvijn over de tweede bede: „Uw Koninkrijk kome".

Hij zegt dan o.a.: , , 'Verder, aangezien Gods Woord is als een koninklijke scepter, wordt ons hier bevolen te bidden, dat Hij aller verstand en hart onderwerpe aan de vrijwillige gehoorzaamheid daaraan. En dat geschiedt, wanneer Hij door de verborgen inwerking zijns Geestes de krachtdadigheid van Zijn Woord openbaart, zoodat het uitblinkt op de trap van eer, welke het verdient

We moeten wensehen, dat dit dagelijks geschiede, opdat God zich de kerken verzamele uit alle streken der wereld, die in getal uitbreide en vermeerdere, met zijn gaven verrijke, een wetteUjke orde in haar bevestige; daartegenover alle vijanden van de zuivere leer en den zuiveren godsdienst temederwerpe, hun raadslagen verstrooie en pogingen verijdele

Maar de volheid daarvan strekt zich uit tot de laatste komst van Christus, wanneer God zal zijn alles in allen. 1 Cor. 15 : 28" (uitgave—Sizoo II, pag. 445).

Men ziet het: de opstellers van den Catechismus hebben bijna alle elementen van Zondag 48 ontleend aan de Institutie van Calvijn.

Er is dus geen sprake van, dat zij onder Duitsch-Lutherschen invloed dit gedeelte van ons Gereformeerd belijdenisgeschrift hebben geschreven.

Ook de discrepantie, welke dr Westerink heeft aangenomen tusschen den Heidelbergschen Catechismus eenerzijds en de andere Nederlandsche Gereformeerde beüjdenisschriften anderzijds, blijkt volkomen fictief te zijn. Bij de bespreking van wat de GeloofsbeUjdenis zegt over de verhouding van kerk en koninkrijk Gods zal dat nog duidelijker aan den dag treden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Kerk en Koninkrijk Gods

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's