GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

Een belangwekkend getuigschrift

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

III

(slot)

Het geeft te denken dat het oordeel van dr Berkhof betreffende dat toenemend relativisme ook door vele „bezwaarden'" niet wordt gezien.

In „Waarheid én Eenheid" van 30 Sept. j.l. vond ik daarvan een typisch voorbeeld. De perssehouwer van dat blad, ds M. Vreugdenhil, nam een gedeelte over van een artikel van ds F. A. den Boeft in de „Gereformeerde Kerkbode" verschenen. Ds den Boeft schreef o.m. dit: „Men wrijft zich toch de ogen uit, als men zelfs mensen als de jonge Ridderbos hoort spreken over aansluiting bij de Wereldraad van Kerken. In principe is dat hereniging met de Hervormde Kerk. Het komt al tot openbaring in allerlei concrete aangelegenheden". Even verder: „Men wrijft zich de ogen uit als men iemand als de jonge Ridderbos sympathiek hoort spreken over een kerkverleider en het fundament van de kerk ondergravende Karl Barth en men moet zich goed de consequenties van dat geval indenken. Karl Barth.acceptabel en Schilder en Greijdanus, ketters, die uitgebannen moesten worden, want die onderstelden wedergeboorte, ziet u". Ziet hier wat ds Vreugdenhil daarop te commentarieeren heeft: „Aansluiting bij de Wereldraad van Kerken is in principe hereniging met de Hervormde Kerk. Karl Barth acceptabel! Op dit — en helaas ook op andere artikelen van ds den Boeft — kan maar één antwoord gegeven worden: vergeet het negende gebod niet".

Dat laatste zal wel moeten beteekenen: ds den Boeft liegt. Ds Vreugdenhil kan de conclusie i.v.m. de aansluiting bij den Wereldraad fout vinden, reden om het 9e gebod in het geding te brengen' mag dat toch niet zijn. Het is overigens niet de eerste keer dat men onrechtmatige beschuldigingen doet inzake het 9e gebod. Merkwaardig genoeg wordt ds Vreugdenhil door zijn eigen hoofdredacteur, in hetzelfde nummer, weersproken. Dr J. Schelhaas schreef daarin immers: „En men vergisse zich niet: er zijn er in onze kerken, die rusteloos voor aansluiting ijveren. Men heeft nu nog niet zijn doel bereikt. Maar men zal de actie daarvoor onverminderd en helaas onverhinderd voortzetten". — Vindt ds Vreugdenhil nu dat zijn hoofdredacteur gelogen heeft? Hij herleze de artikelen van dr H. N. Ridderbos in hèt „Gereformeerd Weekblad" over deze kwestie, of de brochure van ds Krijger.

En Barth niet acceptabel? Ds Vreugdenhil vrage, als perssehouwer, abonnementen op eenige Herv. weekbladen, dan kan hij dezelfde ervaring opdoen als ik.

Om een beeld van dr Schelhaas over te nemen: het lijkt me dat ds Vreugdenhil gemakkeüjk den kemel v^ eigen erf doorzwelgt, maar de „mug" bij ons uitzuigt tot den laatsten druppel. Het is wel waar wat dr Schelhaas zegt: „Wij leven in een tijd vol dodelijke gevaren". Die gevaren liggen in de onmiddellijke omgeving van dr Scheihaas, en zelfs zijn eigen medewerkers zien ze niet eens, of willen ze misschien niet zien.

Dat ds den Boeft allerminst , ; Valsch getuigenis" sprak, kan nog op heel andere wijze blijken. In zijn „Voorwoord" (!) tot de 2e uitgave van de artikelenserie: „Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond" maakt de schrijver G. Puchinger, in verband met moeilijkheden binnen S.S.R., deze opmerking: „Daarom is het werk van de Vrije Universiteit bij dil geding ook ten nauwste betrokken... ook hier: quo vadis hoogleraren en studenten?

Bij dit alles baat, evenmin als dit in Dr Kuyper's dagen geduld werd, niet enig compromis: hier wordt zowel de antithese als de gemeenschapsband alléén door het gereformeerde beginsel bepaald!

En het erge nu is dit, dat men de ernst van die gereformeerde beginselen voor de dageUjkse practijk' inzake antithese en gemeenschapsband ook onder de ouderen al meer iets specifieks acht voor de dagen van dr Kuyper en de oprichtingstijd van S.S.R., maar vandaag openlijk ontkent, ja zelfs earicaturiseert!

Men vraagt zich ernstig af de laatste jaren: moet

het eerst weer een smaad zijn gereformeerd te heten van confessie, aleer men dit weer als dagelijkse levenskeuze aanvaardt? " (A.w., p. VI; gespat, woorden in het origineel onderstreept. J. M. Z.)

De lezing van dit geschrift doet wel heel scherp zien wat zich achter de schermen afspeelt: een felle strijd binnen S.S.R. om het vasthouden aan de confessie. En nu is een studenten-gemeenschap tot op zekere hoogte „besloten', ', zoodat veel van wat zich daarin afspeelt niet tot de buitenwereld doordringt. Men meene echter niet dat daarom hetgeen daar gebeurt voor de kerk van weinig of geen belang zou zijn. Dat zou een funeste vergissing zijn.

Bij dien strijd zijn immers de reunisten van deze organisatie ook betrokken, en ze doen voor een deel daaraan actief mee en velen op een wijze die voor alle gereformeerd leven doodèlijk is. De reunisten van vandaag hebben een vooraanstaande plaats, een ieder op zijn terrein. En de studenten van vandaag zijn morgen die vooraanstaanden. Ze zullen wellicht ook ambtsdrager worden. Ik kan helaas maar weinig uit dit geschrift overnemen, maar dat de schrijver zelf ook ten volle doordrongen is van de enorme beteekenis, ook, ja juist, voor de Kerk, moge blijken uit deze opmerking: „De huidige echte Calvinistische wetenschap dreigt gebroken te worden bij gebrek aan kracht van de centrale factor in het getrouwe kerkelijke leven: d e g e-trouwe w ij k ó u d e r 1 i n g !" (Gespat, woorden in het origineel onderstreept, J. M. Z.; a.w., p. 55, noot 18).

Ik wil ook nadrukkelijk voorkómen dat men concludeert: prof. Berkouwer moet het ontgelden, het doet er niet toe op welke gronden.. De zaak is toch maar zoo, dat theologen, die op d i t punt stellig tot oordeelen bevoegd zijn, tot een eenparige conclusie komen. En prof. Berkouwer heeft althans niet verhinderd, dat aldus geconcludeerd kon worden. Tot nog toe heeft, bij mijn weten, prof. Berkouwer niet geprotesteerd tegen hetgeen dr Berkhof c.s. over hem opmerkten. Ook voor velen in zijn kerken zal het van belang zijn als hij zich ondubbelzinnig uitlaat inzake de theologie van Barth, In zijn boek „Karl Barth", dat lang voor den oorlog versoheen, was zijn geluid niet zoo , , aarzelend". Merkwaardig genoeg refereeren de „vrienden van Barth" (de uitdrukking is van prof. van Niftrik) slechts naar werken die na 1944 zijn verschenen. Is er verband tusschen de grootere waardeering voor Barth en de vrijmaking?

Prof. Berkouwer zal misschien antwoorden: „Sinds mijn boek „Karl Barth" verscheen, deed Barth eenige nieuwe deelen van zijn „Kirchliche Dogmatik" uitkomen en als gevolg daarvan is mijn vroeger oordeel gewijzigd". Mocht dat het geval zijn, laat hij dat dan met ronde woorden uitspreken. Vandaag is het toch maar zoo, dat binnen de , , Gereformeerde gezindte" de ééne hoogleeraar Barth hét groote gevaar voor de Kerk vindt (b.v. praf. Severijn in zijn bespreking van het boek van prof. van Niftrik „Een beroerder Israels" in het blad „De Waarheidsvriend"), terwijl een andere zich zeer gematigd over Barth uitlaat. Men hoeft van de barthiaansche theologie niets af te. weten om toch te kunnen zeggen: hier klopt iets niet.

Zoo lang prof. Berkouwer zich over dit punt niet uitgelaten heeft is er .geen bezwaar tegen nog een ander perspectief te zien in het artikel van dr Berkhof. De laatste is evident anti-Schilder en dus, impliciet, niet minder fel anti-Gereformeerde Kerken (de niet-„synodale"). Dat geldt ook voor prof. Berkouwer en velen met hem. Tegenover ons maken ze dus één front, Dr Berkhof probeert dan nog duideUjk te maken, dat er een tweede punt van overeenkomst te vinden is: de waardeering' van Barth. Zouden deze twee punten van overeenkomst niet voldoende zijn om nauw-verbonden op te trekken? Er zijn wel coalities op zwakkere basis gevormd!

Hiermede is niet gezegd dat die „coalitie" er al is, of misschien weldra komen zal. Aansluiting bij den Wereldraad der Kerken zal die „coalitie" wel veel dichter bij de verwezenlijking brengen.

Het treft voor „Den Haag" misschien ongelukkig, dat dit artikel van dr Berkhof vrijwel gehjktijdig verschijnt met den hernieuwden, dringenden oproep tot samenspreking. Nu toch komt die oproep wel in een bizonder licht te staan.

Het zal dus zaak zijn nuchter te blijven en vooral de oogen goed open te houden. De stof door dr Berkhof ons ter overdenking geboden kan ons te meer weerhouden van den gang naar het Canossa van het Haagsche gesloten-deuren-college.

Wil dat'dus zeggen: alstublieft geen samenspreking, zelfs niet „voorshands schriftelijk"? Ik meen van niet. Maar het wü iets anders zeggen: in 1944 kon men, met eenigen goeden wil, nog meenen: vidj achten ons gebonden aap Schrift en belijdenis, en „zij" ook, maar ze willen bovendien ons en zichzelf nog aan iets anders binden, nl. een speculatie. In 1949 blijft men ons nog steeds daaraan binden, terwijl bij hen een vrijheid is alsof er nooit een binding geweest was, en dat niet alleen: 'waar wij terecht gebonden zijn «n ook vrillen blijven, daar gaan „zij" zelfs aan dié bindingen tornen. Men moet in 1949 niet meer beweren: afgezien van die ééne binding denken we toch eigenlijk precies gelijk, gelooven hetzelfde en belijden dus hetzelfde. Dat kan waar zijn voor individuen, het is bes'ist niet waar voor de groep als geheel, gelet op de officieele handelingen van de laatste jaren. •

Daarom moet ds B. A. Bos ook niet de zaak zoo stellen: „Juda" en „Efraïm" moeten ophouden elkaar te benijden, om gezamenlijk den Filistijn op den schouder te springen. Want wie is die Filistijn? Kan hij vandaag ook Barth heeten?

Is ds Bos er zoo zeker van, dat we over dien Filistijn gelijk denken? Ik meen reden te hebben om t.a.v. die vraag niet zoo zeker te zijn. Die onzekerheid op zichzelf is al reden genoeg om aan dat „voorshands schriftelijk" vast te houden. En aangezien zulke samenspreking «ns oolc persoonlijk aangaat, bij voorbaat al de opmerking: in geen geval gesloten deuren. •

Dr Berkhof's , .Nieuwe Perspectieven" waren het toch wel waard overwogen te worden. We kunnen er onze winst mee doen. We kunnen er ook door gedrongen worden den HEERE te bidden om bewaring bij Zijn Woord, om staande te blijven, zelfs al wordt het door dr Berkhof begeerde front gevormd. Want de strijd zal zwaar zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's