GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„GOED VRIJGEMAAKT"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„GOED VRIJGEMAAKT"

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Men kan nogal eens beleven, dat tusschen broeders van één zelfde kerk, van wie A over bepaalde kwesties (politiek, vereenigingsleven, voortgaande reformatie etc.) anders denkt dan B, zich een gesprek ontwikkelt als volgt:

A tot B: als jij zóó denkt, dan ben jij niet goed vrijgemaakt; want vrijmaking beteekent een open oor willen houden voor alle consequenties, die ik trek.

B tot A: zwijg maar, als je niet anders spreken kunt, want ik heb me in '44 met volle overtuiging vrijgemaakt, ik ben dus net zoo goed vrijgemaakt als jij en wil die critiek van jou niet hooren.

/ Soms eindigt het gesprek op de bekende manier: niets doorgesproken; hoofden heet, harten koud.

Aan wie de schuld?

Waarschijnlijk een beetje aan beide kanten.

Want A ziet de vrijmaking als obligatie tot een bepaalde houding ten aanzien van de toekomst.

En B ziet haar als gehoorzame afwijzing van bepaalde opgelegde, maar ongeoorloofde bindingen uit het verleden.

En daarin 'zeggen ze allebei iets goeds. Maar zoolang ze niet verder komen zeggen ze ook allebei te weinig.

A heeft gelijk als hij meent, dat de vrijmaking een obligatie inhoudt tot het volgen van een bepaalde gedragslijn voor de toe'komst. Maar hij vergeet, dat de eischen, die God ons stelt op politiek, sociaal, economisch, wetenschappelijk gebied voor allen gelden, ook voor niet-vrijgemaakten. Vrijmaking van ons opgelegde verkeerdheden is inderdaad, als 't geen koppigheid, en geen uiting van een recalcitranten geest geweest is, een genadegave Gods; en in zooverre elke ons bewezen gunst als zoodanig ons oproept tot grooteren ijver, verscherpte aandacht en een meer critische terreinverkenning mag men zeggen: laat die vrijmaking u een spoorslag zijn tot zwaardere inspanning. Alleen maar: de roeping daartoe lag er ook vóór de vrijmaking. Die is geen norm; norm bhjft alleen Gods wet. Als A tegen B.

B van zijn kant heeft gelijk, als hij de vrijmaking ziet als een besliste en onvermijdelijke keus in het verleden. Hij heeft gelijk, als hij verlangt dat men deze daad erkenne in haar volle waarde, gehoorzame reactie op een scheefgetrokken concrete situatie. Maar ook hij schijnt te vergeten, dat vrijmaking geen aflaat beteekent van plichten, die men vóór de vrijmaking had.

Zou niet meermalen ons gesprek meer vlotten, als we ons hiervan doordrongen: door de vrijmaking hebben wij banden van ons afgeschud, die onbevoegden en niet daartoe gemachtigden aan de kerken en aan ons wilden opleggen. En dat afschudden van die banden maakte ons vrij „van" iets, dat niet bij ons hoorde, om weer vrij te kunnen worden „t o t" wat wij hadden te doen óók voor 1944.

Vóór 1944 zeiden we: de school is van de ouders. Wij moesten dat tenminste zeggen. Wij zijn vrijgemaakt niet om die schoolkwestie te stellen. Want die was niet in geding. Maar als wij nu elkander gaan opwekken om dien ouden stokregel (de school van de ouders) weer ernstig te nemen, dan moet B niet tegen A zeggen: ik heb me goed vrijgemaakt; dat liep niet over schoolzaken, bUjf dus van me af met die schoolzaken. Want hij moet bedenken: ik ben vrijgemaakt om ongehinderd mijn kerkelijk leven te kunnen leiden. Ik moet dus vragen, onverschillig wie over die school begint: heb ik niet vóór 1944 hetzelfde moeten zeggen: de school voor de ouders? Aan den anderen kant moet A niet tot B zeggen: als jij niet dadeUjk zoo doet als ik, dan ben je niet goed vrijgemaakt. Want A moet bedenken, dat hij met alle mogelijke menschen met alle mogelijke inzichten nog zou leven in één verband, als er geen 1944 geweest was. En dat hij dan den eisch: de school voor de ouders niet fundeeren^zou in de vrijmaking, net zoo min als in de Afscheiding, de Doleantie, maar in Schrift en Confessie. Hebben we mekaar vóór 1944 om de ooren geslagen met 't zeggen: je bent geen goeie afgescheidene? Geen goeie Doleerende? We hebben wél gezegd: laat Grosheide een candidaat niet dwingen, te verklaren dat Hel. de Cock een ketter was, toen hij zei: sacramenten verzegelen geen inwendige aanwezige genade, maar de belofte Gods. Maar we hebben niet gezegd: Grosheide, wees een tweede Hel. de Cock! Ik wou voor wat óns betreft terug naar de BREEDTE van alle getallen, die we vóór 1944 hadden (en nog breeder), en dan met al die getallen doordringen naar de diepte van waarachtige reformatie, zooals die vereischt was en bepleit werd vóór 1944.

Dat zelfde geldt voor de politiek en andere kwesties. Meet elkaar niet naar 1944. Want ook 1944 moet zelf gemeten worden. Meet u zelf en elkaar naar Gods wet. En baseer de eischen die ge elkaar stelt, niet in 1944, doch naar de oude ook voor 1944 erkende maatstaven. Een „aanleiding" tot nieuwe bezinning was 1944 wel. Maar de grond voor den eisch daartoe ligt op de „bergen der eeuwigheid". Laat elkaar goed zien, dat 't niet uw schuld is, maar die van anderen, dat ge thans zonder hen verder moet. En laat uifr eischen iedereen kennen als eischen, die ge ook zonder vrijmakingsnoodzaak elkaar zoudt stellen.

Want-pas op, dat ge niet in de fuik loopt. Het zijn anderen, die zich niet wilden geven in 1944 aan wat toch hun plicht was, en nu zeggen: vrijmaking kweekt een sectarischen geest. Als B tegen A en A tegen B opponeert op deze manier, dan loopt de één gevaar, op deze critiek van buitenaf te reageeren met een zekere nijdigheid, die nu „Van-den-weeromstuit" nog een schepje er boven op gooit. En de andere loopt gevaar^ te zeggen: daar zit wat in; en dan geeft hij meteen zichzelf een allure van breedheid, door te zeggen : maar i k sla niet door.

Hij moest liever vragen: zou ik, als 1944 er niet geweest was, ook me hebben afgemaakt van kwesties als deze?

Zoo ja, dan is dat niet best.

Wij zijn goed vrijgemaakt, om weer de goeie gereformeerden van vóór '44 te worden. Niet wij zijn veranderd, doch die anderen. En we zijn goeie gereformeerden als van vóór 1944 om goeie christenen te kunnen zijn, die op een concrete situatie (neem b.v. de kwestie van de aantasting der souvereiniteit van de kroon) van vóór of van na '44 te reageeren con­ form de wet van God.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

„GOED VRIJGEMAAKT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's