GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

PBOF. VAN RTJLEK CAPITULEREND VOOR DE SYNODALÏSTISCHE FORMULES VAN 1914 ? ?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

VAN RTJLEK CAPITULEREND VOOR DE SYNODALÏSTISCHE FORMULES VAN 1914 ? ?

Prof. Van Ruler is een vurig barthiaan. Hij móet zijn schouders ophalen voor de 16 formuletjes, die in 1944 zijn bindend verklaard. Als h ij zou geplaatst zijn voor de eis, om niets te leren, dat niet helemaal klopt met die formuletjes, dan zou hij stichtelijk hebben bedankt voor de eer.

En tóch — tóch schijnt ook hij al mee te praten, met degenen, die de kerkhistorie van 1944 op de kop zetten. Hij doet n.l. net, alsof wij Ridderbos—Grosheide heetten, en wakkert de vlam der kerkhistorische feitenverdraaiing aan door te spreken, alsof wij aan ónze meninkjes hebben gebonden, terwijl de zaïren precies andersom liggen. Let maar op de desbetreffende plaats uit onderstaand artikel, door ons overgenomen uit „De Rotterdammer" van verleden iveek Zaterdag:

De redactie van „De Jonge Kerk" heeft aan drie personen de vraag voorgelegd: „Zijn er perspectieven voor de toenadering tussen Gereformeerden en Hervormden", welke vraag in het September-nummer van het orgaan wordt beantwoord door prof. dr R. Schippers, (Geref.), hoogleraar aan de V.U. te Amsterdam, prof. dr A. A. van Ruler, te Hilversum, hoogleraar aan de R.U. te Utrecht, en ds J. J. Buskes Jr., Ned. Herv. pred. te Amsterdam, , , een Hervormde, die Gereformeerd geweest is", zoals hij het zelf uitdrukt.

Prof. Schippers ziet in het perspectief twee elementen, n.l. dat van de ernst en dat van de zakelijkheid, en merkt op, dat, waar er officieel contact is. Hervormden en Gereformeerden hoe langer hoe meer verantwoordelijkheid voor elkaar krijgen, terwijl de toenadering beiden dwingt in te gaan op de zaken, die anders staan dan twintig jaar geleden.

Daarna volgt een letterlijk citaat:

„Ik zou niet graag willen, dat de toenadering ons tot nivellering bracht", aldus de Geref. scribent. , , De verdeeldheid van onze kerken is niet zo maar een gevolg van menselijke dwaasheid en onmacht; zij kwam voort uit de strijd om de waarheid en de gerechtigheid en zij hangt samen met een diep verschil in wat de aardse kerk mag en moet zijn. Het is beter, dat wij ons helder bewust zijn van dit verschil en proberen mèt het verschil van inzicht elkaar te dienen, dan dat wij het bagatelliseren".

Hier volgt nog een citaat van dezelfde hand:

Juist bij de toenadering, die een feit is, vraagt men zich met spanning af, of onze generatie iets van dit felle verweer tegen de dwaling kan volhouden. Indien met name de jonge generatie daartoe in staat is, zie ik in de bedoelde toenadering óók het perspectief van een meer verantwoorde wijze van Kerk zijn tegenover en naast en tenslotte misschien met elkander", aldus prof. Schippers.

Hierna komt prof. Van Ruler aan het woord. De Rotterdammer zegt, dat de vraag opgeworpen wordt: , , V o 11 e d i g b ij elkaar? "

Prof. Van Ruler begint zijn beantwoording van bedoelde vraag met de opmerking, dat in de laatste tien a twintig jaar steeds meer duidelijk is geworden, dat we er terzake van de toenadering tussen Gereformeerden en Hervormden met de christelijke organisaties niet komen. Hij meent, dat de klank verdwenen is uit het lied, dat nog wel wordt gezongen', n.l. dat wij onze eerbied als christenen in Christus, hoewel kerkelijk gescheiden, , , toch nog zo prachtig kunnen demonstreren door innig (!) samen te werken in de chr. school, ohr. vakorganisatie, chr. radio, enz. enz.

Hierna komt weer een letterlijk citaat:

Misschien gaat het ook heel langzamerhand doordringen, dat niet alleen de Doleantie, maar ook de gehele Gereformeerde manier van kerk-zijn een negentiende eeuws experiment is, als zodanig in zijn noodzakelijkheid te begrijpen, maar dan ook in zijn beperktheid te doorzien. Wij kumien eerbied en bewondering hebben voor de geloofsmoed, de bewustheid van geestelijk leven, de zucht naar, althans de bereidheid tot consequentie, de strakheid in het kerkzijn, welke bij onze Geref. broeders en zusters zijn openbaar geworden. Maar ze moeten niet menen, daarmee tot de zestiende en zeventiende eeuw te zijn teruggekeerd", aldus prof. Van Ruler.

Natuurlijk denkt geen mens eraan, dat hij twee, drie, , vier eeuwen terug zou kunnen of mogen gaan. Maar we gaan verder. De Rotterdammer schrijft:

De schrijver gaat verder met de constatering, dat de Gereformeerden het huidige experiment van de Ned. Herv. Kerk niet vertrouwen, en dat zij er eerst eens enkelen uitgeworpen willen zien. „Hoevelen? " „Alleen de modernen? " of ook „de Barthlanen? "

En dan komt het citaat, dat we hierboven op het oog hadden; Van Ruler schrijft letterlijk:

„Er is, dunkt mij", zo betoogt deze Hervormde hoogleraar, „onder vele jongeren in de Geref. Kerken, maar ook onder vele anderen, een stuk ongeduld gaande. Men wil er uit; uit de versplintering (Schilder!); uit de benauwdheid (oecumene!); uit de verstarring (-levensstijl! bioscoop! schouwburg!). Zouden wij. Hervormden, bereid zijn, met de Gereformeerden één Kerk , .te gaan vormen? Het zou inderdaad niet meevallen, . St*'tezamen één Kerk te. vormen. Maar zou het voor Gods

aangezicht niet geboden zijn? En is het niet zo, dat het in de lijn der geschiedenis en in de constellatie van het ogenblik ligt, dat wij nog in deze eeuw weer volledig bij elkaar komen? , zo vraagt prof. Van Ruler zioh tenslotte af.

Wij nemen zulk spreken kwalijk.

Dr V. Ruler moest schrijven: Ridderbos—Grosheide—Hepp—H. H. Kujrper. Die hebben gebonden. Wij niet.

Toch schrijft hij doodleuk: Schilder, als het gaat over de versplintering. Dat is lelijk, en dom. Dat wij Barth bestrijden, weten we. En willen we weten. Maar dat mag de Barthianen zoals Van Ruler niet ertoe verleiden, ons in de schoenen te schuiven wat zijn synodocratische vrienden en conferentiegangers bekokstoofd hebben. Weet hij wel, met welke formules wij zijn „geschorst"? Grond: niet beloofd, niets te leren wat niet helemaal klopte met het conglomeraat van uitspraakjes, waar Van Ruler om lacht. Ook hij had bedankt voor een ja-woord op die eis. Wil hij soms, dat we j a zeggen op wat ook hij alleen maar met neen zou beantwoorden ? Welnee — maar zijn kerkhistorisch geredeneer is gespeend aan de fei'^enkennis. Hij weet niet eens, wat er gebeurd is.

Dan is Buskes eerlijker. Van hém citeert De Rotterdammer:

„Tussen ons en de Geref. Kerken ligt Assen, wil men het fundamentalisme. Geen enkel© predikant, wiens theologie in meerdere of mindere mate door Karl Barth is beïnvloed, is voor de gereformeerden aanvaardbaar, zoals in vroeger jaren geen enkele vertegenwoordiger van de ethische theologie dat voor hen was. In wezen worden beiden door de Gereformeerden beschouwd als Schriftaanranders. Alle goede verhoudingen tussen Gereformeerden en Hervormden kunnen dit feit ongedaan maken", aldus de Amsterdamse predikant.

Met Buskes zijn we het niet eens.

Maar hij zegt tenminste, wat heel wat hervormden en synodocraten, die uit puur ressentiment weigeren ons bij te vallen in de bestrijding van het Barthianisme, hardnekkig verzwijgen; barthiaans en Gereformeerd verdragen elkaar niet.

Merkwaardig overigens — in het begin — die ti­rade over de ohristehjke organisaties.

Preekverlof en preek-sugguöme.

Prof. Grosheide schrijft ergens ovor het begïi}) „suggnóme" als positief goedkeurend toestemmen.

Ik dacht daaraan bij de lectuur van prof. dr H. N. Ridderbos, die in „Geref. Weekblad" opponeert tegen ds Buskes:

„Het gaat over wat Ds Buskes thans ter verklaring van zijn en anderer prikkelbaarheid tegenover de gereformeerden aanvoert: dat dezen niet alleen de vrijzinnigen geen plaats geven, maar onder bepaalde omstandigheden ook mensen als Ds Buskes zelf de preekstoel verbieden. Dat is óók de kwestie, die sommigen in onze kerken bezig houdt. Weliswaar heb Ik tegen de voorstelling die Ds Buskes van de situatie geeft wel enkele bezwaren. Als Ds Buskes zegt, dat als de Geref. Kerken het voor het zeggen hadden, de hele redactie van „In de Waagsohaal" nooit meer op een preekstoel zou staan, dan is dit wat men in Barthiaanse kringen gaarne een „recht-lijnige" redenering noemt. Mogelijk — Ds Buskes kent deze redactie beter dan ik — is het waar, wanneer hij bedoelt: een preekstoel waar men aan de reformatorische confessie gebonden is. Doch daarmee is niet gezegd, dat de Gereformeerden liever vandaag dan morgen alle predikanten die zich aan deze confessie niet meer laten •binden, zoals b.v. Ds Buskes, van iedere willekeurige preekstoel zagen verdwijnen. En wanneer Ds Buskes zegt, dat als het aan de Geref. Kerken had gelegen, hij vanaf 1926 schoenmaker of slager maar geen donilné was geweest, dan zeg ik weer: u bedoelt blijkbaar: geen dominé zoals men volgens de gereformeerde opvatting een dominé behoort te zijn en zoals Ds Buskes zich ook verbonden had er een te zijn. Daarom is er m.i. zakelijk ook geen reden tot prikkelbaarheid, al ben ik natuurlijk mens genoeg om die psychologisch te kunnen begrijpen. Het gaat er eenvoudig om of een gereformeerde kerk het recht heeft gereformeerd te zijn, dan v; el of ambtsdragers in de gereformeerde Kerk ook het recht hebben daarvan af te wijken. Ik acht dit op zijn minst toch wel een vraag! Voor Ds Buskes is dit géén vraag'. Anders was hij toch geen lid van de Herv. Kerk, waar die vrijheid wel is en kon hij zéker jilet zeggen : dan liever een kerk waar ook Albert Schweitzer op de preekstoel kan staan. Daarom zal ik met Ds Buskes weinig opschieten. Als dit het dilemma is — en zo staat het practisch nog steeds ! •—: < 5f een volult-gereformeerde kerk óf een kerk met inbegrip van het meest radicale modemisme, dat zijn wij. Ds Buskes, aan deze zijde van de streep, klaar en begrijpen wij Edleen niet, hoe U als een der meest orthodoxe predikanten van „In de Waagschaal" zo frank en luid van het tegengestelde gevoelen kunt blijk geven. De vraag is of er ook een ander dilemma, een andere keuze is. Dit bedoelde ik lu het begin toen ik schreef, dat het probleem, voor velen niet is of de Herv. Kerk het wel aan het rechte eind heeft zolang daar de ongelimiteerde vrijheid heerst, maar of de gereformeerde Kerk het wel bij het rechte eind heeft, wanneer zij (althans) tracht de gereformeerde confessie voluit te handhaven.

Tot zover prof. Ridderbos.

We zullen het odium, van rechtUjnigheid wel weer «dragen: vrij zouden Barthianen de preekstoel wèl ver-Mé(fên.; Zé-brengfen, 'geen „christahdöm'-'. liiëer, M^i'; . dat blijve rusten. We leggen prof. R, het odium van kromUjnigheid op: de confessie verbiedt barthiaans gepreek, maar hij geeft „suggnóme" aan een andere preekstoel. Joden vinden het wel gemakkelijk, dat er christehjke dienstmeisjes zijn, die op Zaterdag mogen werken.

Het zit nu weer vast op de hantering van een artikel uit de K.O. (79—80), dat men gebruikt, maar niet meent.

De reformatorische confessie.

Kent dr Ridderbos soms ook 'n bartiaanse? Ik niet. 'n Rooie? Ik evenmin. '

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's