GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze vaderen en de Luthersen in verband met de artt. 27-29 N. G. B. (VIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze vaderen en de Luthersen in verband met de artt. 27-29 N. G. B. (VIII)

(Bijdrage tot kennis van de verhouding van de Gereformeerden tot de Luthersen in ons land van omstreeks 1571 tot 1620)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want de wapenen van onze krijg zijn niet vleseUjk, maar krachtig door God tot nederwerping der sterkten". 2 Cor. 10 : 4.

WAPENEN IN DE KRIJG.

Zoals het er in Rotterdam naar toe ging gebeurde in meer plaatsen.

De botsing tussen gereformeerden en luthersen bereikte na het verschijnen van Nicolaï's „lasterboeck", z'n , , Verantwortung", een hoogtepunt van felheid. En het heeft ook bij de gereformeerden niet aan stekelige gezegden en bittere woorden ontbroken, evenmin als aan overdrijving in de voorstelling van de lutherse dwalingen. Het in-het-vorige artikel gegeven preekverslag en het citaatje uit Nicolaï's volgend geschrift geven er een proefje van. Maar precies datzelfde is ook te zeggen van het optreden der luthersen. Wat intussen niet als excuus kan dienen. We zien, hoe gemakkelijk in godsdienststrijd het zondige vlees zichzelf rechten in de Kerk wil toeëigenen, hoewel toch de oude mens daar rechteloos is. Ook uit de acta van de zuidhollandse synode van 1604 blijkt duidelijk, hoe fel de hartstochten waren opgelaaid en hoezeer er een stemming van verbittering was gaan heersen.

Een verklaarbaar verschijnsel is, dat vele „irenische" figuren zich aan de Kerk onttrokken en zich bij de luthersen voegden. Ze schenen zich dus niet zozeer te ergeren aan het feit, dat aan de waarheid en dus aan de God der waarheid werd tekort gedaan, als wel daaraan, dat de noodzakelijke bestrijding der dwalingen niet zonder zonde werd gevoerd, — aangenomen dan, dat zij de waarheid kenden, wat in zulke gevallen sterk betwijfeld moet worden, zo niet tegengesproken.

Ook kwam de vraag weer naar voren, of de pogingen, die voor een 40-tal jaren o.a. in de zuidelijke Nederlanden waren ondernomen, namelijk om door samenspreking tot een unie te: komen, niet opnieuw ter hand moesten genomen worden. In die tijd hadden immers de gereformeerden en luthersen in Polen en Rusland elkaar óók gevonden en een unie aangegaan, en alhoewel men het rechte er nog niet van wist, was toch de kennis van dit simpele-feit al voldoende om sommigen te prikkelen, met de idee vaji de samenspreking voor de dag te komen; en het kan niet ontkend worden, dat deze al spoedig veel veld begon te vsnimen.

Maar samenspreking betekende voor de gereformeerden niet het zoeken van een compromis-forniule, doch het willen-doen-verloochenen van de lutherse dwalingen, het reformeren van het lutherse volksdeel. De keerzijde is daarbij echter, dat men in die tijd stond aan de voor-avond van de arminiaanse twisten in eigen kring en dat de afkeer van de streng-calvinistische leer sommigen milder begon te stemmen jegens de luthersen, — iets wat misschien gezegd kan worden van een man als Franciscus Lansbergen, predikant in Rotterdam, later wegens zijn remonstrantisme uit het ambt gezet, wiens felheid van 1603 daarna ahneer begon te luwen. En ook dient in aanmerking genomen, dat omstreeks die tijd ook een geest van verdraagzaamheid tot doorbraak begon te komen. Aan verschillende aspecten ontbrak het dus niet. •

Het was, in zo'n situatie, dat in Ziiid-HoUand, waar de polsslag van het kerkelijke leven nog altoos klopte en waar zich de meeste lutheranen bevonden, op 10 Augustus 1604 de particuliere synode samen kwam, welke tot de 13de bijeen is geweest.

Als plaats van vergadering was Woerden gekozen. Niet zonder opzet. Uit de acta is Eif te leiden, dat men pogingen wilde aanwenden om eens met de luthersen te gaan praten. En welke plaats was dan beter geschikt dan Woerden, waar nog altoos zeer vele luthersen huisden, en waar deze ook nog vrijheid van godsdienst genoten? Het doet wat vreemd aan, dat men zich tot een plaatselijke gemeente zou wenden, maar men vergete niet, dat er destijds nog geen luthers kerkverband bestond. Dit is pas ontstaan aan het eind van die maand, toen de kerkeraad van Amsterdam de verschillende gemeenten daartoe uitnodigde tot een vergadering.

Het moderamen der synode bestond uit Franciscus Lansbergen van Rotterdam, praeses; Joannes Dibbetus uit Dordt, 1ste assessor, en Daniel Dolegius, 2de assessor. Als gewoonlijk waren er ook twee gedeputeerden van de Staten, die aan de verzoeningspogingen wel niet vreemd zullen geweest zijn, nameüjk Rombout Hoogerbeets en Adriaan Immis.

Eerst kwamen enkele bezwaren tegen de luthersen ter tafel, waarvan gesproken wordt onder art. 15 der acta:

„Daer is gesproken van den Ubiquitisten ende particulierlick van het lasterboeck, uitgegeven bij eenen Philippum Nicolaï van Hamborch; item van haeren inbreuck in de plaetsen, daer sy te vooren geene of weynige geweest zyn, ende haere insolentie (onbeschaamdheid) ter plaetsen daer sy zyn. Eyndelick is gevraecht, hoe men met die handelen sal, dewelcke van ons tot henlieden afwycken".

Betreffende deze punten nam de synode de volgende besluiten:

Wat het geschrift van Nicolaï betreft (bedoeld is zijn. „Verantwortung"; het volgende was toen nog niet verschenen): „Van het voorsz. lasterboeck heeft de synode geoordeelt tselve onweerdich, dat uyt des synodi naem tselve soude beantwoort werden ende byaildien yemant int particulier eenighe antwoordt aenneemt te doen, dat deselve zal vermaent worden door de gedeputeerde des synodi die soo beleefdelick te stellen alst moogelick is ende te vermyden alle scheltwoorden om geene meerdere bitterheyt te veroorsaecken". Vooral dit laatste typeert wel, hoe in die tijd de strijd gevoerd werd!

Betreffende het tweede punt, de toename der luthersen en hun „onbeschaamd" optreden, daarover sprak de synode zich als volgt uit: „Teghen het tweede en vint de synodus niet beter noch gevoechlicker, dan dat elck by syne particuliere overicheyt sooveel arbeyde als de gelegentheyt toelaet, maer insonderheyt dat de dienaers met emstich doch vreedsamich onderwys van den predickstoel ende andersins haere gemeynten zullen wapenen, ten welcken synde noodich geacht worde, datter eenich cleyn tractaetgen overgeset ofte gemaeckt werde, waerin het onderschsyt t^n^s€•n ^ons ende-Je lutherse kercken ciaeriick snde cortelick vervaetet zy. Ende heeft tselve aengenomen te doen de classis van Rotterdam.".

Inzake het derde punt, hoe te handelen met degenen, die de Kerk verlaten en naar de luthersen overlopen (wat dus blijkbaar vaak genoeg voorkwam om. een onderwerp ter synode te zijn): „Het derde is voor dit mael uytgestelt op hope, dat den tyd yet medebrengen zal, waerdoor de gewensehte unie tusschen onse ende haere kerken sal begonnen worden. Ende overmidts men voor zeker verwitticht is, dat deselve in Polen en Russen gemaeckt ende vernieuvrt is, sal gearbeydt werden om 'tgene daervan in den druck is, te beeoomen 'cnde in dese landen bekend te maeeken".

Dat is dus wat anders dan in de hemelvaartspreek van Nicolaas Casparzoon werd gehoord!

De synode stond dus bhjkbaar op het standpunt, dat een unie mogehjk was, en begeerde dit ook. Toch is opmerkelijk, dat men de predikanten opwekte, de gemeenten te wapenen tegen de lutherse dwalingen, zij het dan in de geest der zachtmoedigheid, en dat ook de raad werd gegeven, de hulp der plaatselijke overheden in te roepen tegen het al vrijer optreden der luthersen. Zou een unie tot stand komen, dan begeerde men die blijkbaar toch zeker niet met prijsgeving van eigen confessionele uitspraken, niet langs de weg van het compromis, maar met het volle behoud van eigen leer.

Op de laatste dag der synode is een deputatie gezonden naar de lutherse predikant Glaserus. We lezen sub art. 38 het volgende:

„Alsoo de synodus tot deser plaetsen versamelt is, alwaer de Ubiquitisten veel syn, soo is om red-.; n goetgevonden (welke, wordt niet gezegd, I. d. W.), dat D. praeses Franciscus Lansbergius met D. Adrianus van den Borne hem (zich) voor tscheyden deses synodi sal laeten vinden by Glasenis, predicandt der Ubiquitisten voorsz., ende hem te kennen geven het eynde (doel), waerom de synodus alhier is vergaedert geweest, dat oock deselve heeft goetgevonden hem eens aen te spreken als dat gevoelen niet hebbende, dat tusschen haerlieden ende ons nemmermeer geene vereenüighe en soude connen vallen, naaer deselve noch eyndelick hoopende alsoo die gevallen is in Polen ende Russen. Daertoe seer goet waere, dat alle bitterheyt vermydt werde ende dat zyüeden mede teghen ons, ghelyck wy teghen haer, alle modestie (matiging) gebruycken, twelc in dier voeghen de voorsz. gedeputeerde op hem sullen begeeren, dat ze hem meteenen zullen te verstaen geven, dat ons zeer mishaecht het lasterboeck Philippi Nicola, ï, ende eyndelick alsoo met hem handelen ende spreken als de tegenwoordighe gelegentheyt sal medebrenghen, 't

Welck geschiet is ende heeft hem (nl. aan F. Lansbergen, I. d. W.) belooft behoudens zyn consoientie, discretelick te draegen". '

Het aanvankeüjlt resultaat was dus maar mager. Glaserus beloofde, dat hij zich behoudens zijn conscientie bescheiden zou gedragen.

Toch heeft de synode dit uitgewerkt, dat de al te strakke verhouding wat ontspannen werd.

Typerend voor deze synode is zeker wel, dat de preek van D. Bemh. la Faillie, uit Den Haag, waarmee naar de toenmalige gewoonte de synodezittingen beëindigd werden, gehouden werd over 2 Cor. 10 : 4: Want de wapenen van onze krijg zijn niet vlesehjk, maar krachtig door God tot nederwerping der sterkten".

Da synode van 1604 is een samensprekings-synode geweest en heeft een voorbeeld gegeven, de strijd des Heren te voeren met andere wapenen dan veelszin& gedaan werd.

We moeten aannemen, dat de strijd daarna wel wat geluwd is. In de eerste plaats zou er op te wijzen zijn, dat de in-het-vorige-artikel-vermelde briefwisseling tussen lutheranen in Amsterdam en Rotterdam tot mediO' 1606 niet anders handelt dan over interne zaken, vooral het beroepingswerk, terwijl in tegen­ stelling met de voorgaande tijd met geen enkel woord gerept wordt van de verhouding tot de gereformeerden, hun prediking, of moeilijkheden van de zijde der magistraten. En vervolgens is op te merken, dat uit de acta van de particuliere synode van het volgend jaar, 1605, gehouden in Rotterdam, waar de verhoudingen zeer gespannen zijn geweest, in het geheel niets bhjkt van weer oplaaiende strijd. Wel wordt ook daar geklaagd over de groei der lutherse gemeenten. We lezen sub art. 20: „Om te verhinderen der Martinisten aanwas en can vooralsnog geen beter middel gevonden worden als beraemt is in synods Woerdana des voorleden jaers, art. 15, waertoe mede dienstich geacht wort het schrift, tot dien eynde van D. Caspar© Grevinckhoveo gestelt en uytgegeven, ende dit alles totdat in synodo nationali bequamer middelen zullen moghen gevonden worden". De verwijzing naar een Generale Synode inzake het tegengaan van de gestadige uitbreiding der lutherse gemeenten bewijst, dat de magistraten weinig of geen medewerking verleenden, gelijk ook de Staten al geen büjk gaven, achter de besluiten der kerkehjken te willen aanlopen. En voorts bhjkt, dat de pogingen tot samenspreking

plaatsehjk werden yoortgezet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 december 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Onze vaderen en de Luthersen in verband met de artt. 27-29 N. G. B. (VIII)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 december 1951

De Reformatie | 8 Pagina's