GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Heilige Geest maakt ons niet tot slaven, maar tot kinderen Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heilige Geest maakt ons niet tot slaven, maar tot kinderen Gods

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen den Geest van het zoonschap, door welken wij roepen: Abba, Vader!" Rom. 8 : 15. N. V.

UIT DE SCHRIFT

Het gaat in Rom. 8 over de tegenstelling van het leven naar het vlees en het leven naar de Geest. Leven naar het vlees is een leven in ongeloof. Wie naar het vlees leeft gelooft Gods beloften niet en wandelt in de wegen des HEREN niet. Wie zo doet zal vergaan onder Gods toorn. Maar wie naar de Geest leeft zal werkelijk leven. Hij zal het goed hebben in de gemeenschap met de HERE. Kinderen Gods hebben het toch goed? Nu en tot in der eeuwigheid? Welnu, zij die door de Geest Gods geleid worden zijn kinderen Gods (Rom. 8:14). Ze zijn geen slaven meer maar kinderen Gods.

We spreken deze woorden uit alsof het de gewoonste zaak ter wereld is. Maar wat is dat heerlijk: Kinderen van God te mogen zijn. Kinderrechten te hebben. Bij God in de gunst te staan. Gods liefde en genade te mogen deelachtig zijn. En kinderplichten te mogen hebben. Ja, te mogen hebben. Is dat geen heerlijkheid God als Vader te mogen eren en te mogen dienen? En als kinderen te mogen zeggen: Vader! Tegen die grote en machtige en barmhartige Vader van onze Here Jezus Christus. Is dat geen zaUgheid ?

Nu zou de vraag kunnen op.komen — en ze komt in veler harten op —• of we wel waarlijk kinderen Gods zijn en of we wel door de Geest Gods geleid worden en of we wel mogen zeggen: Onze Vader, die in de hemelen zijt. Aan zulke twijfelmoedige vragers geeft Paulus een antwoord: , , Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap."

Paulus gaat er vanuit, dat de leden van de gemeente van Christus de Heilige Geest hebben ontvangen. God heeft hun die Geest gegeven. Ik kom daar straks nog wel even op terug. Maar eerst zegt Paulus, dat ze geen geest van slavernij hebben ontvangen. En dat ze dus niet meer hoeven te vrezen en niet weer mogen vrezen. Die leden van de gemeente van Rome waren eertijds Joden of Heidenen. Mogelijk waren ze ook toen alleszins godsdienstig en vroom. Maar op joodse en heidense manier. Dus bleven ze met al hun godsdienstigheid slaven. Ze werden beheerst door angst en vrees.

Laten we ons maar eens voorstellen een Farizeër uit de dagen van Jezus. Hij leefde uit de wet. Niet naar het ondprricht, dat de HERE in het Oude Testament aan zijn volk gaf. Wie echt daarnaar luisterde had vrede met God. De rechtvaardigen, ook onder het oude Verbond, die Gods beloften geloofden en naar de vaderlijke onderwijzing leefden, waren geen slaven, maar kinderen Gods. Doch de Joden hadden van die heerlijke wet des HEREN een zwaar juk gemaakt. Ze leefden niet van Gods genade, maar wilden door hun werken de gunst Gods verdienen. Ze probeerden door veel vasten en bidden en geven van aalmoezen bij God in de gunst te komen. En ze meenden eerst rustig te mogen zijn als hun goede prestaties meer waren dan hun slechte. Maar wie kwam zover? Ik kan dat misschien het best duideliik maken door u te voeren aan het sterfbed van een beroemde Rabbijn. De geschiedenis van z'n sterven is ons in de Talmud uitvoerig verhaald. En wel als volgt:

Z'n leerlingen en vrienden kwamen hem bezoeken. Toen hij hen zag begon hij te wenen. Z'n leerlingen zeiden tot hem: Licht van Israël, sterke hamer, waarom weent gij? Waarop hij zeide: „Als men mij voor een koning van vlees en bloed bracht, die vandaag leeft en morgen in het graf ligt; wiens toorn geen eeuwige toorn is; wiens boeien geen eeuwige boeien zijn; die mij niet voor eeuwig kan doden; die zich mogelijk met woorden laat overreden en met geld omkopen dan zou ik toch nog wenen. Nu men mij echter voor de Koning der koningen, de Heilige — gezegend zij Hij — zal voeren, die in alle eeuwigheid leeft; wiens toorn een eeuwige toorn is; wiens boeien eeuwige boeien zijn; die mij voor eeuwig kan doden; die ik met woorden niet kan overreden en met geld niet bevredigen, zou ik dan niet wenen? Want ik zie Voor mij twee wegen: één naar het Paradijs en één naar de hel, en ik weet niet, langs welke weg men mij leiden zal".

Daar hebt ge de angst van de slaaf, die uit de wet leeft. De Rabbi, van wie dit verhaald wordt, was één van de gevierde leraren der Joden. Niemand van z'n omgeving twijfelde of, als er één rechtvaardig was, hij het wel was. Maar hij zelf was niet zeker van de zaligheid. Hij werd beheerst door een geest van slavernij. Angst kwelde hem tot z'n laatste snik.

En met de heidenen stond het niet beter. Ze trachtten door offeranden en allerlei godsdienstige handelingen hun god of goden te bevredigen. Zoals de heidenen vandaag nog doen. Maar ze wisten nooit recht of het wel genoeg was, wat ze hadden gedaan. Ze bleven slaven en vonden nooit echt rust.

Aan die tijd van slavernij is echter een einde gekomen. Het evangelie is hun een kracht Gods tot zaligheid geworden (Rom. 1 : 16). Ze zijn tot het geloof in de Here Jezus gekomen. Ze hebben leren leven van genade. En ze hebben de Heihge Geest ontvangen. Die drijft hen niet weer tot slavernij. Die heeft er geen lust in, dat de gelovigen als slaven leven, vol angst voor de zweep van een harde meester. Maar die heeft er lust in, dat ze leven als vrije kinderen Gods. Dè Heilige Geest is de Geest van het zoonschap of van het kindschap. De Heilige Geest is de Geest der genade en der gebeden. Hij deelt Gods genade uit. Hij leert Gods volk geloven. Hij leert hen als kinderen leven en wandelen in de wegen des HEREN. Hij is de Geest van God, die op ondoorgrondelijke en onnaspeurlijke wijze het hart vernieuwt en het leven verandert, de wil buigt en de genegenheden op de hemelse Vader richt. Hij is het die ons leert alle zaligheid buiten ons zelf in Jezus Christus te zoeken en te vinden. Hij doet ons toenemen in de genade en kennis van Jezus Christus. Doet ons leven uit het geloof alleen, van Gods genade alleen. En maakt ons van slaven tot kinderen, van dienstbaren tot vrijen. Wat is het een bevrijding als we leren zien, dat de HERE geen behagen heeft in slavendienst en slavenangst, maar in de blijdschap van zijn kinderen.

Er zijn honderdduizenden christenen, die nog als slaven leven. En ze menen, dat ze er Gode een dienst mee doen. En er zijn vele predikers, die menen een goed werk te doen, door aan te kweken een geest van angst en slavernij. Ze smeden slavenboeien en werpen in de gevangenis. En dat terwijl de Here Jezus van Zichzelf heeft gezegd: „De Geest des HEREN is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden om de armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart, om de gevangenen te prediken loslating en blinden het gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid, om te prediken het aangename jaar des HEREN" (Lukas 4 : 18, 19).

Het verhaal gaat, dat er eens een onderdaan kwam bij een keizer van Rome. Hij had een verzoekschrift in de hand. Maar toen hij de hand uitstak om het geschrift aan de keizer te geven trilde hij als een espenblad. Hij beefde van angst over al z'n leden. En toen hij het request had gegeven haastte hij zich weg. Toen liet de keizer hem terughalen en zei: Gij geeft mij het verzoekschrift alsof ik een leeuw ben, die gij een stuk vlees toegooit. De keizer vond het erg, dat een onderdaan zó tot hem kwam.

Zo vindt de HERE het erg, als we in angst en benauwdheid voor hem leven. Maar het behaagt Hem als we komen als vrije, blije kinderen. Die roepen met een oprecht hart en een blij gemoed: Vader.

„Gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader". Daartoe dringt ons de Heilige Geest. Daartoe spoort Hij ons aan. Door het Evangelie ons op het hart te binden. Door ons voor te houden de grondeloze barmhartigheid Gods in Christus Jezus Over ons.

Door ons te wijzen op het bloed van Jezus Christus, dat reinigt van alle zonden. Zo leert Hij ons roepen: Abba, Vader! Hij leert het ons roepen. Uit de grond van ons hart. Uit volle borst. Met vaste overtuiging. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat wij het nooit stil voor ons heen, in ons zelf mogen fluisteren: Onze Vader! Maar Paulus wil met dat „roepen" ons voorhouden, dat we met vr ij moedig, h e i d tot God mogen gaan. In volle verzekerdheid des geloofs. Dat mag. Dat móét zelfs. Dat wil de HERE. Dat is Hem behagelijk. Dat we God aanspreken met die heerlijkste van alle namen: Abba, Vader!

Abba. Zo heeft de Here Jezus in z'n moedertaal God aangesproken. Want Abba is het Aramese woord voor Vader. Waarschijnlijk heeft ook Paulus in z'n moedertaal zo gebeden: Abba. Hij noemt dus eerst het Aramese woord en vertaalt het dan voor z'n lezers. Zo mogen wij nog bidden. Ja zo moeten wij het als we gehoorzaam willen zijn aan het bevel van Christus: „Gij dan bidt aldus: Onze Vader, die in de hemelen zijt".

Wonderlijk voorrecht is het God alzo te mogen en te durven aanspreken. Welke vader op aarde is met Hem te vergelijken? Aardse vaders kunnen ons aardse dingen geven. Nog niet eens altijd. En lang niet alles wat hun kinderen nodig hebben. Zelfs als hun wil goed is, dan hebben ze vaak het vermogen niet. En ze kunnen hun kinderen ontvallen. Maar de hemelse Vader ontvalt aan zijn kinderen nooit. En Hij kan alles geven wat z'n kinderen behoeven. En wat zijn liefde ons wil geven ontzegt Hem zijn vermogen niet. Hij beschikt over de voorraadschuren van hemel en aarde. Hij is grondeloos barmhartig en eindeloos genadig. Hij vergeeft al onze ongerechtigheden en onthoudt ons zijn gemeenschap niet. Hij kan en wil en zal in nood, zelfs bij het naad'ren van de dood volkomen uitkomst geven. Wie Hem aanroept in de nood vindt zijn gunst oneindig groot. Welgelukzalig zijn we als de Geest ons leert roepen met een vrolijk vertrouwen en een hartgrondige zekerheid des geloofs: Abba, Vader!

Tenslotte kom ik nog even terug op dat: Gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap. Hoe kon Paulus dat zo maar schrijven aan de gemeente te Rome? Waarvan hij de meeste leden niet kende! Hoe wist Paulus dat? Was dat niet te kras gesproken? En kan dat nog tot de gemeente van Christus gezegd en geschreven worden? M'n antwoord is: Paulus schreef aan mensen, die tot het geloof in Jezus Christus waren gekomen. Ze waren tot kennis der waarheid gekomen. Ze hadden zich bekeerd van dode afgoden tot de levende God. Van wie hadden ze dat geloof? Wie had hun hart voor het evangelie geopend? Hadden ze zichzelf dat geloof gegeven? Waren ze dan niet uit genade zalig geworden?

Wel, dat alles hadden ze te danken aan de Heilige Geest. Die was hun geschonken mét de verkondiging van het Evangelie. Want het Woord is het Woord des Geestes en de Geest is de Geest die werkt door en met het Woord. Die het Woord gelooft doet dat door de kracht van de Heilige Geest. Even rustig als de gelovige zegt: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, even rustig mag hij zeggen: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn Geest ons gegeven heeft. Over het hebben van de Heilige Geest spreekt de Schrift veel », gewoner" dan vele christenmensen dat durven doen. Wij zoeken het hebben van de Geest vaak in allerlei buitengewonigheden. Het schijnt wel dat sommigen menen, dat we de Heilige Geest kunnen voelen, bijv. als het kloppen van onze pols of van ons hart. Men zoekt de werking van de Heilige Geest vaak in wonderlijke belevenissen, in het buiten-zich-zelf-geraken, buitengewone invallen en dergelijke.

De Kerk heeft beleden: Ik geloof in de Heilige Geest. Gelooft ge oprecht in de Here Jezus? Bidt ge oprecht: Onze Vader? Steunt ge op Gods beloften? Zegt dan maar rustig: Met allen die de Here Jezus liefhebben is ook mij de Heilige Geest gegeven. Die

mij kinderlijk leert roepen: Abba Vader!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De Heilige Geest maakt ons niet tot slaven, maar tot kinderen Gods

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's