GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1998 - pagina 479

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1998 - pagina 479

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

onze wegen zich hier talloze malen hebben gekruist. Voor ik weer in de auto stap, kijk ik nog even naar boven, naar ons huis. Waarom bel ik niet gewoon aan?, schiet het in een opwelling door me heen. "Dat kun je niet doen", hoor ik in gedachten Fred me als gewoonlijk corrigeren. Ik moet die mensen morgen gewoon maar eens bellen. Ik rijd de straat uit, ga rechtsaf de Driebergenstraat in en neem instinctief de weg naar Scheveningen. Even bij mijn moeder langs. Kijken wat zij nog weet. Die nacht droom ik dat ik in ons oude huis ben en er niet meer uitkan. Het is onherkenbaar veranderd. Alle ramen zijn dichtgespijkerd en er lopen grote, grommende honden rond. Het blijkt er vreselijk te tochten.

Zo ik iets ben, ben ik een Hagenaar, zeg ik Louis Couperus na. Wat valt er meer dan dit te zeggen? Een heel gewone jongen, uit een heel gewoon gezin, opgegroeid in een heel gewone buurt, tussen een heleboel andere, heel gewone kinderen. Een fijne jeugd, dat wel. Maar wat is daar nu zo bijzonder aan? Misschien is alleen het gegeven dat een groot aantal vijftigers zonder veel moeite hun eigen jeugd in die van mij zullen herkennen, buitengewoon. Als ik in gezelschap van fotograaf Rene Koster een week later, tussen de najaarsbuien door, nog eens door de buurt wandel, worden we van achter de ramen aangestaard. We zien lippen bewegen: "Moeten wij die man kennen? Vrouw kom jij eens kijken. Ken jij die man? Nee die man kennen wij niet." Er komen bij mij opnieuw verhalen boven, herinneringen aan gezichten die vroeger achter diezelfde ramen woonden en ~ indien nog hier woonachtig en in leven - mij misschien wél herkend zouden hebben. Het boze gezicht bijvoorbeeld van buurman Eitjes uit de Bunnikstraat, die op zaterdagmiddag, als wij net aan de groentensoep met brood zittten, beneden aan de deur staat om zijn beklag te doen over het feit dat ik, gooiend met eierkolen vanaf ons achterbalkon, zwarte strepen heb veroorzaakt op de Castella-witgewassen lakens aan de lijn in hun achtertuin. En het nog bozere gezicht van buurvrouw

IJlst, wier man onze voetbal pikt en stuksnijdt, die met gebalde vuist naar buiten rent als Huub en ik, opgestookt door de oudere jongens, uit wraak met een papiertje hondenpoep op het raam van haar dameskapsalon staan te smeren. De herinneringen buitelen plotseling over elkaar heen. Er viel ook veel te vrezen in die dagen. De potloodventer in een portiek in de Maarsbergenstraat die me, als ik terugkom uit school, zo aan het schrikken maakt dat mijn moeder de politie belt en ik een hele middag op het politiebureau fotoalbums met treurige portretten van exhibitionisten en kinderlokkers zit door te bladeren. De moord op de parkwachter in het Zuiderpark die de nieuwsgierigheid van Huub en mij wekt zodat we er op een vrije woensdagmiddag manmoedig op uit trekken om op de plek des onheils - het houten gebouwtje achter de eendenkooi waar een geestelijk gestoorde het slachtoffer een week eerder met een bijl de schedel heeft ingeslagen zó van een krassende kraai te schrikken dat we luid gillend op de vlucht slaan. Ook losse flarden - beelden, geluiden, geuren - komen terug. Zoals het gesluierde morgenlicht op mijn dertiende verjaardag, dat na een lange winter de eerste, haast zwoele lentedag van dat jaar aankondigt. Het langdurig starten van het onwillige Ford Prefectje van buurman Melse. De specifieke geur waaraan we met de ogen dicht elke portiek op ons

rijtje feilloos kunnen herkennen. Waardoor blijft zoiets je bij? En met welk nut? In november 1962 besluiten mijn ouders te verhuizen naar de Laan van Meerdervoort. Harteloos, in mijn ogen, ruilen ze onze portiekwoning in voor een flat met centrale verwarming en een lift, maar zonder kinderen. De buurt mag dan meer standing hebben, ik voel me er in het begin van God en iedereen verlaten. Fred is voordien al naar Amerika vertrokken, en Jan zal kort na de verhuizing trouwen. Een episode in mijn leven blijkt afgerond. Er is geen weg terug, al rij ik op de fiets in het begin nog vaak 's zaterdagavonds naar de Van Weeldens, Maar als ook die gewoonte gaandeweg slijt, verdwijnen Huub en de Vreeswijkstraat definitief uit beeld.

's Avonds na de fotosessie zit ik, weer thuis, naast de telefoon. Het papiertje met naam en nummer ligt voor me. Het moet er maar van komen. Als ik die mensen in ons oude huis nu niet bel, komt het er nooit meer van. Ik pak de hoorn, toets het kengetal van Den Haag, maar aarzel net zo lang tot de centrale, bij gebrek aan nieuwe impulsen, na enige stilte de ingesprekstoon laat weerklinken. Ik leg neer. Misschien kunnen sommige beelden van vroeger mdar beter intact blijven.

Fotografie: Rene Koster

wcs

NOVEMBER/DECEMBER 1998

103

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's

VU Magazine 1998 - pagina 479

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's