Hongaarse archivalia in de collectie hdc | Protestants Erfgoed
De collectie hdc | Protestants Erfgoed van de bibliotheek van de Vrije Universiteit (hdc) heeft onlangs de beschikking gekregen over zo’n 1.300 (voornamelijk Nederlandstalige) scans uit verschillende Hongaarse archieven die berusten bij het Ráday Levéltár (het Ráday Archief) in Boedapest. Ruim 1.100 zijn afkomstig uit het archief van J. Sebestyén (1884-1950). Verder is het ‘archief Katalin Kuyper’ (C.M.E. Kuyper) toegevoegd aan de collectie van het hdc (ruim 60 brieven), samen met een paar stukken uit het archief van de Julianaschool in Boedapest. Ook is er Nederlandstalige correspondentie uit het archief van A. Csekey opgenomen. Al dit archiefmateriaal hangt samen met de intensieve relatie tussen Nederland en Hongarije gedurende het Interbellum. De stukken zijn samengebracht onder nummer 1121.
Jenö Sebestyén 1 kwam na zijn studie theologie in Boedapest enkele jaren (1907-1910) in Utrecht studeren met een beurs van het Stipendium Bernardinum, een fonds dat speciaal was opgericht om studenten uit de Pfalz en uit Hongarije te ondersteunen. 2 Hij werd sterk beïnvloed door H. Visscher (1864-1947) 3 , hoogleraar godsdienstgeschiedenis, godsdienstwijsbegeerte en ethiek, die hem wees op het werk van Abraham Kuyper (1837-1920). Na terugkeer in Hongarije was Sebestyén korte tijd leraar godsdienst, maar al spoedig vestigde hij zich als privaatdocent aan zijn Alma Mater, de Theologische Academie van Boedapest. Hij schreef daartoe een theologische verhandeling over het wezen van de zonde, gaf een proefles over calvinisme en darwinisme, en legde een examen af. 4 Ondertussen bleef Kuyper hem boeien. Zozeer zelfs, dat hij in 1914 met behulp van enkele vrienden Kuypers Stone-Lectures in het Hongaars vertaalde. 5 Het boek verscheen in juni 1914. In september van datzelfde jaar organiseerde hij te Boedapest een conferentie van de Calvijn Bond, waarop H. Bavinck en Visscher zouden komen spreken. Deze bond, opgericht in 1908 met als doel de bezinning op het denken van Calvijn te stimuleren, stond inmiddels sterk onder invloed van Sebestyén en zijn kuyperiaans getinte idealen. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verhinderde de komst van Visscher en Bavinck.
Veel contact met Nederland was in die oorlogsjaren niet mogelijk. Sebestyén was veldprediker en werkte aan zijn proefschrift over Nietzsche en Calvijn. In 1916 promoveerde hij tot doctor in de filosofie aan de staatsuniversiteit van Boedapest, in 1918 werd hij hoogleraar dogmatiek aan de Theologische Academie aldaar. 6 Na de oorlog pakte hij de draad van zijn streven weer op. Het was zijn ideaal om het Nederlandse neocalvinistisch program vruchtbaar te maken voor Hongarije. 7 Zijn keuze om de Stone-lectures te vertalen had iets programmatisch: gereformeerde beginselen dienden niet alleen de kerk, maar heel de samenleving te doordesemen. Daartoe startte hij een neocalvinistisch tijdschrift, Kálvinista Szemle, organiseerde hij conferenties, zocht hij contact met Nederlandse theologen van gereformeerde overtuiging (ook uit hervormde kring) en richtte hij een politieke partij op.
Als een van de verslagen landen betaalde Hongarije voor zijn deelname aan de oorlog een hoge prijs. 8 Een hogere prijs dan de andere overwonnen volken, zo vonden de Hongaren niet ten onrechte. Het land viel in 1918 ten prooi aan de politieke machinaties van de Entente en de territoriale aspiraties van Roemenië, Tsjecho-Slowakije en Joegoslavië. Daardoor verloor het koninkrijk Hongarije een derde van zijn inwoners en twee derde van zijn grondgebied, en daarmee talloze natuurlijke hulpbronnen. Honderdduizenden soldaten keerden al dan niet verminkt naar huis terug, en voor de grote vluchtelingenstroom die vanuit de ‘bezette’ gebieden een veilig heenkomen zocht, was in feite geen plaats. De chaos was in 1919 alleen maar groter geworden toen een communistisch regime gedurende 133 dagen een ware terreur uitoefende. Daaraan kwam een einde door een Roemeense bezetting. Helaas werd ook die gekenmerkt door plunderingen en andere vormen van geweld. Pas in de maand november van het jaar 1919 keerde de rust enigszins weer, toen de Roemenen zich op aandrang van de Entente terugtrokken en admiraal M. Horthy de macht greep. Eigenlijk hadden alleen de communisten wat van hem te vrezen. Hun rode terreur werd vervangen door een witte terreur. Maar het land was failliet. Honger, armoede, en, in de winter, bittere koude, maakten dat velen het leven lieten, vooral ook onder de kinderen. De toestanden waren ronduit verschrikkelijk.
Toen de Nederlandse consul in Boedapest, J.P.Ph. Clinge Fledderus (1870-1946), 9 in 1919 in Nederland was, constateerde hij dat er meer aandacht was voor de honger in Duitsland en Oostenrijk dan voor de dramatische toestand in Boedapest. Dat vond hij niet terecht. Hij zocht contact met Johanna H. Kuyper (1872-1947), die hij kende uit de tijd dat zij werkzaam was bij de Nederlandse ambulance in Boedapest (1916). 10 Het plan rees kinderen naar Nederland te laten overkomen om hier een tijdlang te verblijven en op krachten te komen, zoals dat vanaf 1919 ook met Oostenrijkse kinderen gebeurde. 11 Een Centraal Comité was snel geformeerd, en de actie was zeer succesvol. 12 In tien jaar tijd verbleven 28.000 kinderen voor kortere of langere tijd bij particuliere gastadressen in Nederland. 13
Hoewel bedoeld als algemeen humanitaire actie, werd de Nederlandse levensbeschouwelijke verdeeldheid ook op dit terrein al spoedig zichtbaar. Nadat in februari 1920 de eerste ‘Hongaartjes’ gearriveerd waren, ontstond er naast dit Centraal Comité (dat een protestantse kleur had) ook een katholiek comité, dat vanaf mei 1920 actief was. 14
Deze kindertrein-actie was het begin van talloze andere. Er werden voedseltransporten naar Boedapest georganiseerd, daar werden gaarkeukens geopend speciaal voor kinderen, er werden weeshuizen geopend, en de Nederlandse Hervormde Kerk organiseerde een collecte. Ook in gereformeerde kring vonden deze acties veel weerklank. Maar voor de gereformeerden, meer dan voor de hervormden, ging het niet alleen om materiële hulp, zij wilden ook op geestelijk terrein hun Hongaarse geloofsgenoten te hulp schieten bij het herstel van de Calvinistische Kerk van Hongarije, die volgens sommigen nogal in verval was geraakt. Het was een kwestie van goddelijke roeping: ‘God heeft dit voor onze voeten gelegd’, zo verwoordde de Kamper hoogleraar H. Bouwman dit gevoelen. 15 Er werd Nederlandse neocalvinistische lectuur vertaald in het Hongaars 16 , er werd een studiefonds gesticht om Hongaarse studenten in de gelegenheid te stellen aan de vu of in Kampen te studeren 17 , er werden stages georganiseerd voor predikanten, en het Hongaarse jeugdwerk werd vakkundig en materieel ondersteund. 18 Behalve de dochters van Kuyper speelden ook de Kamper hoogleraren Bouwman en T. Hoekstra een grote rol, evenals de Amsterdamse hoogleraar F.W. Grosheide (1881-1972). Een archief van de beide eersten is niet bekend, dat van Grosheide biedt een prachtige aanvulling op wat in de Hongaarse archieven te vinden is.
Van deze intensieve relatie met de Gereformeerde Kerken getuigt ook het archief van Sebestyén, die nauw bij dit alles was betrokken: er is correspondentie bewaard gebleven met meer dan tachtig Nederlanders. Zijn archief werd door zijn medewerkster E. Bálint overgedragen aan het Ráday Levéltár te Boedapest, een kerkelijk archief, nauw verbonden met de Gáspár Károli Universiteit aldaar. Deze universiteit is in 1993 door de synode in het leven geroepen op het fundament van de Theologische Academie, die sedertdien de Faculteit der Godgeleerdheid van deze universiteit vormt. Sebestyéns archief telt 39 dozen, bij elkaar zo’n vijf strekkende meter. Daarvan bevatten er zeven dozen brieven (en af en toe wat knipsels) aan Sebestyén, de overige dozen bevatten aantekeningen, collegestof, kranten e.d.
Toen prof. dr. Ferenc Postma enkele jaren geleden ontdekte dat het archief van Sebestyén onder meer honderden brieven van de dochters van Kuyper bevatte, meldde hij dat aan prof. dr. George Harinck, hoogleraar neocalvinisme aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en directeur van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme aan diezelfde universiteit. Na overleg in Boedapest in de herfst van 2015 werd besloten dat van de Nederlandstalige brieven in het archief van Sebestyén scans zouden worden gemaakt om deze toe te voegen aan de collectie van het Documentatiecentrum. In het voorjaar van 2016 werd een en ander door ondergetekende gedaan, met subsidie van de stichting Stichting dr. Abraham Kuyperfonds.
Sebestyén correspondeerde met Kuyper en zijn dochters, maar ook met de Utrechtse hervormde hoogleraren H. Visscher en J. Severijn en vele anderen. Het gaat, zoals gezegd, om meer dan tachtig bekende én onbekende Nederlanders. Interessant in dit archief is ook de correspondentie met J.H. Kok, uitgever van de Hongaarsche Heraut. Maandblad van de Gereformeerde Kerken in Hongarije bestemd voor Nederland (1922-1927). Verder werden er scans gemaakt van Sebestyéns brieven met allerlei internationale personen en instanties, zoals de Presbyterian Alliance en de Inter Varsity Fellowship.
Onlangs is deze verzameling overhandigd aan het hdc. Een inventaris is op de website van het hdc in te zien. 19
Tijdens mijn verblijf te Boedapest wees archivaris E. Nagy mij op enkele andere archieven die sporen van Nederlandse contacten bevatten. De belangrijkste daarvan zijn nu ook bij het hdc te raadplegen.
Onder die categorie valt het ‘archief Katalin Kuyper’, samengesteld door de voorganger van de huidige archivaris, de latere hoogleraar kerkgeschiedenis Sándor Ladányi. Dit betreft materiaal van en over de jongste dochter van Kuyper, C.M.E. Kuyper, in Hongarije Katalin genoemd. Zij organiseerde gaarkeukens speciaal voor kinderen. 20 Gedurende de winters 1920-1923 konden duizenden kinderen dagelijks een warme maaltijd genieten. Het archief dat haar naam draagt, bevat haar brieven aan E. Gerö-Chrenko en enkele stukken betreffende een borstbeeld en een schilderij, die de gedachtenis aan haar levend moesten houden. 21
Daarnaast is er het archief van de Julianaschool waaruit enkele stukken zijn gefotografeerd. Deze school werd op initiatief van C.M.E. Kuyper in 1926 te Boedapest, met Nederlands geld, gesticht. Een van de gefotografeerde stukken is het receptieboek. Dit loopt van 13 september 1926-24 augustus 1948, toen ds. N.B. Knoppers uit Hardenberg een van de laatste bezoekers was. Gezien de grote Nederlandse betrokkenheid bij de oprichting van deze school en bij de renovatie in 1936 vonden vele Nederlandse bezoekers van Boedapest het kennelijk de moeite waard de school te gaan bezichtigen. Op 6 september 1948, ter gelegenheid van de troonsbestijging van koningin Juliana, vond in de kerk aan de Vilma Királynö út (Wilhelminalaan 22 ) te Boedapest een morgengebed in het Nederlands plaats. Een paar dagen later werd er door F.W. Grosheide en andere betrokkenen een protestbrief ingediend in verband met de ’erschreckende Nachrichten von der Handlungsweise ihrer Regierung mit der Juliannaschule’. De school werd genationaliseerd.
Ten slotte zijn er scans gemaakt uit het archief van A. Csekey (1896-1956). Hij was in 1921 de eerste Hongaarse student die een beurs van de Gereformeerde Kerken in Nederland ontving, later werd hij o.a. hoogleraar in Boedapest. 23 Zijn Nederlandstalige correspondentie bestaat grotendeels uit brieven van H.A. Munnik en diens familie. Munnik was predikant in Zwolle en decennialang lid van het deputaatschap dat het studiefonds voor Hongaarse studenten beheerde. Zo’n veertig studenten hebben hiervan geprofiteerd door enige tijd in Kampen of aan de vu te studeren. Een deel van hun correspondentie gaat dan ook over het studiefonds.
Al deze archieven vormen, samen met het archief van F.W. Grosheide en enkele kerkelijke archieven, een goudmijn voor wie geïnteresseerd is in de relatie Nederland-Hongarije gedurende het Interbellum. De contacten van George Harinck zijn nu reeds zeer stimulerend gebleken voor het onderzoek, zowel aan Hongaarse als aan Nederlandse zijde.
In Boedapest zijn enkele studenten en docenten van de vakgroep Nederlands aan de Gáspár Károli Universiteit aan het werk gegaan. Op het moment dat dit artikel verschijnt zijn de eerste scripties voltooid. Zo werd een scriptie geschreven over Zoltán Kováts, die rond 1920 twee keer een periode in Nederland verbleef en daarover in 1958 een terugblik samenstelde. Ook over A.E. Hoekstra, de eerste privaatdocent Hongaarse taal in Nederland verscheen een scriptie, en dr. Julia Alberts, verbonden aan genoem-de universiteit, wil over haar schrijven. Verder wordt momenteel aandacht besteed aan de Julianaschool in Boedapest.
Onder begeleiding van George Harinck verscheen er een bachelor scriptie over de reis van Bouwman en Hoekstra naar Hongarije in 1924. 24 vu-docente Jacqueline Bel is geïnteresseerd in het werk van Henriëtte Kuyper, en zelf zou ik graag een boek schrijven over de gereformeerde hulpverlening gedurende het Interbellum. De eerste vruchten van mijn arbeid verschijnen rond dezelfde tijd als deze bijdrage. Het betreft een artikel over H.S.S. Kuyper en de Nederlandse ambulance in het Historisch Tijdschrift GKN, en, in ditzelfde nummer van DNK, een artikel over het Hongaarse eerbetoon aan C.M.E. Kuyper. Als laatste nog dit: in september 2018 wordt er in Boedapest en congres georganiseerd naar aanleiding van de contacten die rond dit archief zijn ontstaan.
Kortom, deze aan de collectie van het hdc nieuw toegevoegde archieven stimuleren, in samenhang met bestaande archieven van het hdc en enkele andere archieven, het wetenschappelijk onderzoek en vormen een welkome aanvulling op ons beeld van het Interbellum. In het bijzonder de wereld van de Gereformeerde Kerken in Nederland komt daardoor in een ander daglicht te staan.
1 Zie over hem M.J. Aalders, ‘Jenö Sebestyén’, www. geheugenvandevu.nl.
2 Zie hierover W.M. Schinkelshoek, Het Stipendium Bernardinum in alle toonaarden bezongen (Budapest 2012). (Alleen online beschikbaar, 4 oktober 2017).
3 Zie over hem B.J. Wiegeraad, Hugo Visscher (1864- 1947). ‘Een calvinist op eigen houtje’ (Leiden 1991).
4 De verhandeling heet A Bün Lényege. Dogmatikai Tanulmány (Sopron 1910).
5 Abraham Kuyper A kálvinizmus lényege (Nagybánya 1914). Sebestyén, die het hele project leidde, schreef een Woord vooraf, de vertaling was van de hand van J. Csürös, S. Czeglédi en J. Sebestyén. Een tweede druk verscheen in 1922.
6 In 1917 uitgegeven onder de titel Nietzsche és Kálvin: ethikai tanulmány (Budapest 1917).
7 Daarmee bedoel ik het streven van Kuyper c.s. om kerk, staat en maatschappij in te richten op basis van de gereformeerde beginselen.
8 Zie Robert Gerwarth, De verslagenen. Waarom de Eerste Wereldoorlog nooit is opgehouden 1917-1923 (Amsterdam 2016) en Bryan Cartlegde, Mihály Károlyi & István Bethlen (London 2009).
9 Over hem is erg weinig te vinden. M.A. den Besten stelde met behulp van J. Clinge Fledderus een gedenkboekje samen ter gelegenheid van de opening van de nieuwe Nederlandse Ambassade te Boedapest op 11 september 1996. Het is niet in de handel.
10 Zij was hoofd van de verpleging, haar zuster Henriëtte was daar als hoofd van de huishouding en schreef over deze periode een boek. Zie H.S.S. Kuyper, Hongarije in oorlogstijd. In en om de Nederlandsche Ambulance te Boedapest (benevens een uitstapje naar Weenen) (Baarn 1918). Een tweede druk verscheen een jaar later, in alles gelijk aan de eerste, maar met een andere titel: Hongarije. Herinneringen van een Hollandsche vrouw (Baarn 1919). Zie over dit boek en de achtergrond daarvan M.J. Aalders, ‘Henriëtte Kuyper en de Nederlandsche Ambulance naar Boedapest’, Historisch Tijdschrift GKN, december 2017.
11 Zie J. Sebestyén, ‘De “Moeder” van de Hongaarsche Kinderactie’, De Standaard, 7 mei 1927, opgenomen in De Hongaarsche Heraut, mei 1927, met de reactie van J.H. Kuyper in De Standaard, 10 mei 1927.
12 In Nederland is hierover weinig geschreven. W.C.A. baron van Vredenburch, Een en ander over de Hongaarsche kinderactie in Nederland (’s-Gravenhage z.j [1927]). Hij zelf speelde, met zijn vrouw, een zeer belangrijke rol.
13 Cijfers ontleend aan Gergely Ferenc, ‘Száz vonat aranyvetélöként jár Európa átokverte földjén. Részlet a holland–magyar gyermekmentö akció történetéböl, 1919–1928’, Confessio (1987/4), 12–22, aldaar 21.
14 Zie C.C. Prinsen (red.), De liefdadigheid der katholieken van Nederland. Volledig overzicht der hulpacties van het Nederlandsch R.K. huisvestings-comité te ’s Hertogenbosch, ten bate van noodlijdenden in België, Duitschland, Oostenrijk, Hongarije en Nederland gedurende de jaren 1914- 1924 (z.p. z.j.). Leden van het Centraal Comité waren in eerste instantie dr. F. van Gheel Gildemeester, hervormd predikant te ’s-Gravenhage, W.C.A. baron Van Vredenburch en zijn echtgenote, dhr en mevr. Th. van Schelven-Balogh, dr. en mevr. J.A. Cramer (hervormd predikant ’s-Gravenhage), mevr. J.H. Kuyper, ds. J. van der Linden (gereformeerd, ’s-Gravenhage), en mevr. H. Pelény. Ook dhr. en mevr. J. Clinge-Fledderus-Kossuth maakten in eerste instantie deel uit van het Centraal Comité. Zie Provinciale Geldersche en Nijmeegsche courant, 18-11-1919.
15 H. Bouwman, ‘Hongarije’, De Heraut, 23 oktober 1921. Dat was ook de overtuiging van zijn collega T. Hoekstra: ‘Hier is de vinger Gods’, zie ‘De helpende hand’, De Hongaarsche Heraut, oktober 1924.
16 De serie heet A Holland-Magyar Könyvtár kiadványai, de Nederlands-Hongaarse bibliotheek. Deze bevat onder meer B. Wielenga over stadsevangelisatie, H. Bouwman over de kerkelijke tucht en H. Bavinck over de hedendaagse moraal.
17 Aanvankelijk was dit een particulier initiatief. Als gevolg van een besluit van de synode van Utrecht (1923) werd dit comité een kerkelijk deputaatschap. Het droeg de naam Deputaatschap voor de steunverlening aan Hongaarse studenten. Voorzitter was F.W. Grosheide, secretaris ds. H.A. Munnik van Zwolle.
18 Van 1927-1933, waarbij aan Nederlandse kant dr. B.A. Knoppers van Amsterdam een grote rol speelde, en in Hongarije ds. K. Dobos.
19 Titel: Hongaarse archivalia, nummer 1121. Zie de inventaris op de site van het hdc, www.hdc.vu.nl.
20 Meer hierover in het artikel ‘Hongaars eerbetoon’ elders in dit blad.
21 Zie hierover het artikel ‘Hongaars eerbetoon’ elders in dit blad.
22 Zie over deze laan het artikel ‘Hongaars eerbetoon’ elders in dit blad.
23 Een artikel over dit fonds is in voorbereiding.
24 Maarten Hofland en Ben Kok, Prof. T. Hoekstra en zijn reis naar Hongarije (scriptie voorjaar 2016).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2017
DNK | 85 Pagina's