Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 292
292
KERKELIJKE QUAESTIE.
Dit
en uittredenden te verdeelen.
blij venden
van
Minister
Justitie
met
is
Financiën hebben kon. Ik ben zoo
het eenig raison, dat de
naar
verwijzing
zijn
zijn
ambtgenoot van
Mijnheer de Voorzitter, die vraag
vrij,
thans den Minister van Financiën voor te leggen. In
van
ging
zon ik den Minister willen vragen, of
derde plaats
de
ambtgenoot van
zijn
wet
de
verklaard, dat
10 September 1853.
van
met
hij
met
hij
Justitie in overleg denkt te treden over een wijzi-
wet
die
is
De
Minister heeft zooeven
ingenomen. Hij vond, dat ze bevredigend
den bestaanden toestand regelde. Maar
het den Minister dan ontsnapt,
is
dat in het eerste artikel van die wet alleen van kerkgenootschappen, niet
van enkele gemeenten gesproken wordt
gewone leven toch ook
Daar nu een genootschap
in het
minstens twee deelgenooten bestaat, en dus
uit
altijd
?
kerkgenootschap alleen door meerdere gemeenten kan gevormd
een
worden,
zal
gemeenten
Minister
de
toestemmen,
mij
Doetichem
gelijk bijvoorbeeld die te
,
op
dat
staande
zichzelf
buiten dat artikel zijn
,
gebleven.
De
Minister van Financiën,
met zoodanige gemeenten
c.
kunnen, dat wijziging van
ontkennen
geroepen
q.
om
te beslissen of
wel terdege
dit artikel
noodig
Reeds nu zou men met de Doopsgezinden en de Remonstranten
deratie
hun gemeenten,
komen, inzoover
kunnen
vormende,
toch
men
in financieel contact zal treden, zal dus moeilijk
in
is.
in moeite
hoewel een soort van confe-
engeren zin geen van beide een kerkgenoot-
schap uitmaken.
Ten antwoord de
vierde te
Memorie
wensch
mijn vraag
Hij vroeg daar,
ter uitvoering
onbeantwoord, toch
hem gedane vraag
Minister, op de door
van Antwoord.
van „een organieke wel
bleef
al
ik,
geven aan den
wat de bedoeling kan
in
zijn
van Art. 168 der Grondwet?'^
In de Memorie van Antwoord lees ik
:
„Wat
een organieke wet ter
uitvoering van Art. 168 der Grondwet zou moeten inhouden,
is
hem
(den
Minister) vooralsnog niet duidelijk."
Ik wensch een bescheiden poging te wagen,
om
deze onduidelijkheid
voor den Minister op te heffen.
Waartoe
strekt
Het antwoord beperken,
daarop
?
zal
wel
zoo,
ik, dat
:
Om bij
het arbitraire te het
nemen van
bijna alles wat tot de uitvoering van Art.
by dezen Minister of een dat
zijn
beslist.
beweer
behoort, dusver geheel aan willekeur
keur
moeten
en een vasten maatstaf aan te geven, die
maatregelen
Nu
een wet
is
zijner vooi-gangers veronderstelde
er geen vaste gedragslijn
is
168
overgelaten. Niet alsof ik wille-
voorgeschreven,
zoodat
:
maar
opvolgende
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's
![Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 292](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/eenige-kameradviezen-uit-de-jaren-1874-en-1875/1890/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's