Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 172
Van de Grootheyt
168
des Vals.
zade ende haren zade dat selve sal u den kop vermorselen, ende ghy sult het de verssenen vermorselen, Genes. 3. 15. ,
Veage Maer
zijn
wy
alsoo
8.
verdorven, dat
wy
gant-
onbequaem zijn tot eenigen goede, ende geneyght tot allen quade? Antw. Ja wy: 't En zy dan dat v^y door den schelick
Geests Godts wedergeboren werden. V. Hoe verre is de mensche bedorven geworden door de sonde ? A. Dat hij is geneyght tot alle quaet, ende onnut tot eenigh geestelick goet. V. Is de mensche t'eenemael door de sonde soo verdorven, dat hy de redelickheyt ende de edele nature des menschen soude verloren hebben ? A. Neen. V. Is de substantie van den mensche bedorven ge-
worden ? A. Neen. V. Heeft de mensche geheel ende al het evenbeelt Godts verloren, of heeft hy noch eenige vonckskens van hetselve over behouden? A. Hij heeft noch eenige over behouden ? V. Heeft de mensche door de sonde verloren het verstant wille ofte de eerste ende natuerlicke eygenschappen ofte vermogens derselver? A. Neen. V. Is de natuerlicke vrymatigheyt ofte vrywilligheyt van 's menschen wil verloren ? A. Neen. V. Heeft de mensche dan geenen vryen wil ? A. Ja. ,
,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's