Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 229
Van
het Euangelium.
225
alleen door haer selven haren Godt dorven aenvallen ? A. Sy loopen op het onseker ende slaen de locht. V. Wat dunckt u van die gene, die alleen den naem, ende niet de persoon ofte het ampt onses
Christo,
,
Salighmakers kennen? A. Sy hebben een schijn-geloof, of een enckel woortgeloof.
V. Is het dan soo groote sonde dat men de gelegentheyt onses Heeren Jesu Christi niet ter degen betracht te weten? A. Ja. V. Wie is de Middelaer der geloovigen des Ouden ,
Testaments geweest? A. De He ere Christus. V. Hoe was hy haren Middelaer? A. Als haren borge, sullende t'sijner tijd in de werelt komen ende alles voldoen. V. Hoe is hy onsen Middelaer? A. Als die aireede gekomen is. V. Mogen de geloovigen des Ouden Testaments wel Christenen genaemt werden? A. Ja. V. Hebben sy dan in Christum gelooft? A. Ja: Joh. 8. 56. Abraham uwe vader heeft met verheuginge verlanght, op dat hy mijnen dagh sien soude: ende hy heeft hem gesien, &c. V. Waer toe is Christus u geworden? A. Tot wijsheyt, rechtveerdighmakinge heyligh,
,
makinge ende een volkomen verlossinge. V. A.
Waer 1.
staet desen text?
Corinth.
1.
30.
Vrage
19.
Waer uyt weet ghy dat? Antw. Uyt den H. Euangelio,
't
welck Godt selve 15
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's