GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE KERKGANG VAN EEN AMSTERDAMSE KOOPMANSZOON 1806 - 1808

Bekijk het origineel

DE KERKGANG VAN EEN AMSTERDAMSE KOOPMANSZOON 1806 - 1808

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bewaard gebleven preken leren ons iets over hun inhoud en opbouw en over de veranderingen die daarin in de loop der tijd zijn gekomen 1 . Over de wijze waarop zij gebracht werden en over de waardering die zij bij het gehoor ondervonden blijven wij doorgaans in het ongewisse. Daarom meen ik dat het dagboek van Jan Pijnappel, die elke zondag zijn oordeel over de preek optekende, een nadere bestudering verdient 2 . De hieronder volgende regelen dienen om de aandacht op dit dagboek te vestigen en aan te geven wat men erin wel en wat niet kan verwachten.

Jan Pijnappel was in 1791 geboren als zoon van een Amsterdams koopman in boter en kaas. Zijn zwager, Willem van Voorthuysen, was hervormd predikant in Vreeland; hijzelf liep catechisatie bij een verre neef, Johannes Lenart Wolterbeek. We mogen aannemen dat hij van jongsaf door zijn vader meegenomen was naar de kerk zodat hij, toen hij het dagboek in 1806 op nog geen vijftienjarige leeftijd begon, zeker honderden preken had aangehoord.

Vader en zoon Pijnappel gingen 's zondags meestal naar de ochtenddienst, van ongeveer tien tot twaalf uur, en de avonddienst, van ongeveer vier tot zes uur. Omstandigheden konden ertoe leiden dat alleen de middagdienst, van half twee tot half vier, bezocht werd. De vroegdienst kwam voor hen niet in aanmerking; slechts eenmaal, op hemelvaartsdag 1808, blijkt Jan daarheen gegaan te zijn en hij constateerde daarbij wel een heel andere 'sorteering van menschen' dan hij gewoon was 3 . Een zondag zonder kerkgang kwam alleen voor bij ziekte; op reis in een vreemde stad vroeg Jan meteen naar het domineesbriefje om te zien wie er preekte, want de gelegenheid om weer iemand anders te horen liet

hij niet graag voorbij gaan. Zelfs een wandeling van Amsterdam naar Kraantje Lek was voor hem geen beletsel om in Bloemendaal een preek bij te wonen van ds. Jan Christoffel Berrangé, een preek die bij Jan overigens niet zo goed viel vanwege zijn Coccejaanse strekking 4 .

De Pijnappels gingen niet altijd samen naar de kerk; vaak kon het gebeuren dat Jan, afgeschrikt door een overvolle kerk of aangetrokken door een nog niet eerder aangehoord predikant, elders zijn heil zocht. Na kerktijd werden dan ervaringen uitgewisseld. Beide Pijnappels deden overigens elke zondag een weloverwogen keuze: er was geen sprake van trouw aan één kerk of één predikant. Zo komt het dat Jan Pijnappel in de drie jaar waarover het dagboek loopt ruim tachtig verschillende predikanten beluisterde. Hij had altijd potlood en papier bij zich en niets was zo vervelend voor hem als het breken van de punt van zijn potlood of als het zitten op een plaats waar hij niet goed kon schrijven of luisteren. Zijn aantekeningen werkte hij later uit, maar deze zijn niet meer teruggevonden. In het dagboek vinden we dus alleen incidentele opmerkingen, bijvoorbeeld over de opbouw van de preek, over de voordracht, of over de mate van bezetting van de kerk.

Een goed opgebouwde preek kon hij waarderen. Met instemming vermeldt hij bijvoorbeeld een preek van ds. E. Begemann uit Eemnes over Handelingen 17 vs. 31. De tekst was verdeeld in vijf stukken, namelijk:1. God heeft een dag gesteld om te oordelen. 2. Dat oordeel zal zijn over de aardbodem, dus algemeen. 3. Dat oordeel zal rechtvaardig zijn. 4. Jesus zal richter zijn. 5. God heeft dat bewezen door hem uit de doden op te wekken 5 . Dergelijke resumé's komen in het dagboek overigens niet veel voor. De voordracht was voor Jan ook belangrijk; een leerrede van Samuel Johannes van de Wijnpersse viel hem daarom tegen; de stof was vrij droog en de manier van spreken wel erg gelijk en bedaard 6 . Aan de andere kant vond hij de 'ijslijk toneelachtige' gestes van ds. Martinus Stuart ook niet zo passend in een kerk 7 . Evenmin had hij veel waardering voor een predikant als ds. Hermannus Pauw uit Breda, die 'cierlijk schilderend dog vrij windrig' preekte en wiens preek ook niet gered kon worden door het invlechten van een aantal

versjes 8 . Jan had meer voedsel nodig voor zijn geest. Dat voedsel verschaften onder andere de nadere interpretaties van bijbelteksten, waarin vooral ds. G. de Haas sterk was, die bijvoorbeeld precies kon vertellen waar en hoe het pinksterwonder zich voltrokken had en boeiende mededelingen deed over het vangen van hinden door de Israëlieten. Ondanks het feit dat zijn preken lang konden duren - zijn jubileumpreek in 1806 duurde zelfs van vier tot acht uur - ging Jan graag naar hem luisteren en in het dagboek wordt hij twintig keer genoemd 9 . Diepzinnig vond Jan de preken van ds. D. ten Dall, bij wie het echter, misschien door zijn wat zachte stem, niet zo storm liep als bijvoorbeeld bij ds. H. Husley Viervant en ds. J. Visch. Dat waren 'groote luij' die 'van alles wat maken' konden, zoals Jan opmerkte naar aanleiding van een preek van Visch over psalm 45 vs. 4-6 10 . De predikanten Fortuyn en Van der Feen hadden evenmin over gebrek aan belangstelling te klagen, dit in tegenstelling tot ds. Van Harencarspel, met wie Jan medelijden had omdat hij zo 'bitter weinig volk' had, dat de lust hem wel helemaal zou vergaan 11 . Ds. W. Broes daarentegen, in 1808 beroepen, veroverde Amsterdam stormenderhand. Al deze mensen schijnen uit het hoofd gepreekt te hebben. Dit kunnen we afleiden uit de zeldzame opmerkingen in het dagboek over mensen die hun preek voorlazen of hem voor zich hadden liggen, zoals bijvoorbeeld Van der Palm 12 . Kennelijk werd dat toch als een uitzondering gezien. Ook het feit dat Jan's zwager Van Voorthuijsen al op vrijdagavond met memoriseren begon wijst erop dat de gewoonte om de preek voor te lezen toen toch nog niet zoveel ingang had gevonden als Hartog veronderstelt 13 .

Hoewel Jan bij Wolterbeek op catechisatie was ging hij in de kerk niet graag naar hem luisteren. De preken waren hem te zedekun-

dig. Hetzelfde bezwaar had hij tegen de populaire remonstrantse dominee Martinus Stuart, die 'meer eene zeedelijke redenvoering dan wel eene Christelijke leerrede hield' 14 . Misschien voelde hij meer verwantschap met predikanten die hij als 'Voetiaans' kenmerkte, ondanks hun vaak wat ouderwetse preektrant 15 . Maar zijn eisen waren hoog. Elke keer dat hij weer iemand had aangehoord die 'voor de boeren van zijn plaats knap genoeg was' of voor wie het 'een vermetel waagstuk' was om in Amsterdam te komen preken 16 zal hij weer overtuigd zijn geweest van het voorrecht in Amsterdam gelegenheid te hebben de beste predikanten van zijn tijd aan te horen.

Hij heeft er ten volle gebruik van gemaakt.


1. Zie hierover J. Hartog, Geschiedenis van de predikkunde en de evangelieprediking in de protestantsche kerk van Nederland, Amsterdam 1861.

2. Het dagboek bevindt zich op de handschriftenafdeling van de universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Een getypt afschrift berust in het familiearchief Pijnappel op het gemeentearchief te Amsterdam. Zie voor dit dagboek ook: E. P. de Booy, 'De maaltijden van jongeheer Pijnappel', in: Jaarboek Amstelodamum 70 (1978), 312-343.

3. Dagboek, 26 mei 1808.

4. Dagboek, 3 juli 1808.

5. Dagboek, 26 oktober 1806.

6. Dagboek, 13 april 1806.

7. Dagboek, 14 december 1806.

8. Dagboek, 31 augustus 1806.

9. Dagboek, o.a. 12 januari, 13 juni, 14 september 1806, 17 mei 1807.

10. Ter gelegenheid van de bevestiging van ds. W. Broes, Dagboek, 31 januari 1808.

11. C. Fortuyn en B. van der Feen, resp. in 1796 en 1783 in Amsterdam beroepen, beiden door Jan geregeld aangehoord. Van Harencarspel, beroepen in 1797, wordt slechts vijf maal in het dagboek genoemd, o.a. op 13 april 1806 en 10 april 1808.

12. J. H. van der Palm preekte op 28 december 1806 in de Nieuwe kerk. 'Niettegenstaande zijn Eerw. de preek voor hem had, was dezelve zoo uitmuntend, dat 't boven beschrijving gaat'. Een andere 'lezer' was ds. Jentink uit Grootebroek, die op 6 september in Vreeland waarnam. 'Hij las, dog niet aanstootend'.

13. Hartog, Geschiedenis predikkunde, 331.

14. Dagboek, 14 december 1806.

15. 'Voetiaans' worden o.a. Th. A. Visch uit Bovencarspel en H. J. van Wijck uit Nijmegen genoemd. Dagboek, 28 augustus 1808 en 20 september 1807.

16. Dagboek, 14 februari 1808, 11 september 1808.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1981

DNK | 49 Pagina's

DE KERKGANG VAN EEN AMSTERDAMSE KOOPMANSZOON 1806 - 1808

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1981

DNK | 49 Pagina's