GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE ROOMS-KATHOLIEKE TRADITIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ROOMS-KATHOLIEKE TRADITIE

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. De theologische traditie van het negentiende eeuwse roomskatholicisme staat bol van bemoeienis met het politieke gebeuren: de kerk wil haar door Verlichting en Revolutie verloren posities - de rol van het christendom voor de cultuur, de souvereiniteit van de kerk tegenover de staat, het gezag van de openbaring tegenover de autonomie van het seculier-wetenschappelijke denken - herwinnen en heeft daarvoor genoeg theologen tot haar dienst: Chateaubriand, De Bonald, Lamennais, Cappellari, De Maistre, Görres, Von Baad er, Schrader, Corcoran, Acton, Pilgram. Hun inzichten komen samen in een ontwerpschema over Kerk en Staat dat was voorbereid voor Vaticanum I in 1869 maar waarvan slechts enkele passages nog een rol konden spelen bij de besprekingen in 1870.

Gelegd naast de opvattingen over openbaring en 'saeculum' (de term is voor de negentiende eeuw waarschijnlijk wel een theologisch anachronisme) van bijvoorbeeld de constitutie 'Dei Filius' van Vaticanum I, krijgen we een beeld van de hoofdstroom van het katholieke denken over geloof en politiek in deze eeuw.

De twee voornaamste tegenbewegingen - die van de 'liberaalkatholieken' o.l.v. Maret en Dupanloup en die van de 'sociaalkatholieken' onder leiding van Von Ketteler en Doutreloux - komen weliswaar tot voorstellen voor een andere 'policy' van de kerk (zoals ook Von Döllinger en de zijnen), maar niet tot een wezenlijk andere theologische opvatting over openbaring en geschiedenis, schepping en verlossing, evangelie en ethiek. Zij die daar wel aan toekwamen - m.n. de Tübingers - komen niet toe aan politieke theologie. Gallicanisten, Ultramontanisten en Oud-katholieken delen met elkaar dezelfde anti-idealistische geschiedenisopvatting; dezelfde heteronome fundering van gezag; dezelfde, in wezen antithetische kerk-staat relaties, gekleurd door heimwee naar de theocratie van de sccietas christiana van weleer; dezelfde, van de Aufklarung geërfde, concentratie op het geprivatiseerde geloven.

2. Tot in de jaren-vijftig van de twintigste eeuw verandert dit beeld niet wezenlijk: nieuwere opvattingen over de verhouding van openbaring en geschiedenis (Modernisme) en een actiever inzet voor de opbouw van de samenleving (emancipatie, sociale bebeweging, positieve benadering van de wetenschap) krijgen pas op Vaticanum II burgerrecht. De saeculumopvatting van Vaticanum II laat de antithese achter zich en munt uit door een positieve - soms wat naiëf-optimistische - verhouding van aardse werkelijkheid en heil van Godswege, politiek en geloof, wetenschap en theologie, staat en kerk.

Pas na Vaticanum II wordt deze positieve waardering van de aardse werkelijkheid en de opdracht van kerk en christen daarbinnen - samengevat in de taak van heiliging en verheerlijking, inzet en verwachting - gekoppeld aan een veranderde Godsleer en christologie, eerst in de secularisatietheologie, daarna in de politieke theologie (J. B. Metz) en de bevrijdingstheologie (Gutierrez, Sobrino, Boff, Segundo, Galilea, De Miranda). Het nieuwe van deze politieke theologie van de twintigste eeuw is, dat zij de politieke praxis, het gelovige optreden in de geschiedenis van kerk en christen, opneemt in de definitie zelf van het geloven en van het evangelie Gods in Jezus Christus, zonder terug te vallen op theocratische vormgevingen daarvan. Waar zij nieuwe theocratische gestalten dreigt aan te nemen - zoals in sommige marxistische varianten van de bevrijdingstheologie - , daar keert ook de negentiende eeuwse antithese terug, maar nu in omgekeerde vorm: als bondgenootschap van kritische burgers en bevrijde slaven tegen de resten van het bondgenootschap van kerk en staat, dat bevrijding en Rijk Gods in de weg staat.

3. De belangrijkste opties van de katholieke politieke en bevrijdingstheologie van de laatste decennia - de praxis opgenomen in de definitie van geloven en aardse bevrijding in de definitie van het heil; de kerk verstaan als de solidaire lotsgemeenschap van en met lijdenden, armen, onderdrukten; het evangelie van Jezus, de Christus verstaan als boodschap en praxis van het Rijk Gods; godsdienst verstaan als het doen van recht aan mensen opdat God tot zijn recht zou komen - doen de vraag rijzen, hoe het komt dat de negentiende eeuwse 'politieke theologen' zo heel andere wegen zijn gegaan: waarom kwam het sociale probleem zo laat ter sprake? Waarom kwamen macro-ethische vragen rondom slavernij, godsdienstvrijheid, industriële produktiewijze nauwelijks aan bod en overheersten de micro-ethische

vragen van deugd en levensstijl? Of kwamen ze wel aan bod; maar hebben wij om de een of andere reden een beeld van de negentiende eeuw gecreëerd of laten ontstaan waarin de kerk als de grote afwezige bij en slachtoffer van de historische ontwikkelingen figureert, zozeer met eigen posities begaan dat het Rijk Gods er bij inschoot (vgl. Loisy)?

4. Hoe men die vraag ook beantwoordt, verschillen lijken er op zijn minst te zijn. Zijn deze niet vooral bepaald door een andere visie op de geschiedenis zelf? Op het 'saeculum' als de ruimte en de tijd waarin het initiatief van God gestalte krijgt door en aan mensen, op zoek als ze zijn naar zijn wil, zijn beleid, zijn Rijk; op de kerk als de gemeenschap van leerlingen, wereldburgers met bijzondere roeping als 'mensen van God' in het spoor van Jezus van Nazareth en Israels wijzen en profeten, geleid door Gods Geest? Aan die veranderde opvatting beantwoordt dan een veranderde opstelling: geen theocratisch recept, geen centrale autoriteit, geen exclusieve waarheidspretenties. Vandaar: geen politieke machtsorganen noch kerkelijke privileges, geen wereldvlucht noch neutraliteit door scheiding van geloof en politiek, maar geëngageerde dienstbaarheid in kritische loyaliteit, op basis van een konsequente scheiding van kerk en staat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1982

DNK | 46 Pagina's

DE ROOMS-KATHOLIEKE TRADITIE

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1982

DNK | 46 Pagina's