GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

¶ Recensies

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

¶ Recensies

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

¶ D. Deddens, M. te Velde (red.)

¶ Vrijmaking - Wederkeer. Vijftig jaar Vrijmakin beeld gebracht, 1944-1994

¶ Uitgeverij De Vuurbaak, Barneveld 1994, geb. 344 blz., vele ill., ISBN 90-5560-004-0, ƒ 39, 75.

Met grote trouw heeft men in vrijgemaakt-gereformeerde kring de gereformeerde vierdagen in het afgelopen decennium meegevierd, telkens door het uitbrengen van een eigen, doorwrochte bundel. Zo werden Afscheiding, Doleantie en de Vereeniging van 1892 telkens geplaatst in het eigen licht, het licht van het doorgaande proces van Wederkeer. In de hier te bespreken bundel weerklinkt het eigen slotwoord bij de herdenkingen: 'Wederkeer' als het kernwoord uit de Acte van Afscheiding, dat opnieuw is gemunt in de Acte van Vrijmaking. Het slaat op de terugkeer tot, het hernieuwde appèl op de Heilige Schrift achter alle 'leringen van mensen'. Dat was wat naar het oordeel der betrokken broeders speelde toen zich in volle oorlogstijd de 'Vrijmaking' baanbrak. K. Schilder en de zijnen konden niet langer zwijgen toen de 'revisiesynode van Utrecht' geen echte revisie bracht, maar de breidel van mensenleer, door de voorafgaande 'Synode van Sneek' aan de vrije verkondiging van Gods Woord aangelegd, verder bevestigde. Van deze breidel moest de ware gereformeerde Kerk des Heren 'vrijgemaakt' worden, en dat vond plaats in een bijeenkomst van lidmaten 'van bewust standpunt', op 11 augustus 1944 gehouden in de Lutherse Burgwalkerk te 's-Gravenhage. K. Schilder las toen de door hem geconcipieerde en door enkele geestverwanten becommentarieerde Acte voor. Daarmee was de scheuring in de Gereformeerde Kerken voltrokken, met voor de zich vrijmakende groep de bittere pil dat ook menig geestverwant niet meeging, maar als 'bezwaarde' bleef hopen op beter inzicht bij volgende synoden.

In deze bundel vinden wij de kroniek van deze gebeurtenissen, met hun voorgeschiedenis, hun nasleep en hun vervolg, geschreven door geestverwanten. Naast beide redacteuren die ieder meer dan één hoofdstuk bijdroegen, tekenen ook H. Bouma, J. Kamphuis, W.G. de Vries, C.J. de Ruijter, J. Douma, J. Kok, P. Schelling, S. Cnossen, C.J. Haak, O.J. Douma, P. Niemeijer, H. Veldman en C. Hoksbergen voor een of meer (delen van) opstellen over aspecten van de geschiedenis van deze hecht aaneengesmede gemeenschap van strijdbare gelovigen. Deze formulering is hier zeer op zijn plaats, want dank zij een dubbel dilemma moesten de vrijgemaakte gereformeerden niet alleen een nieuwe kerkelijke organisatie opbouwen, maar daar omheen ook nog eigen culturele, politieke en maatschappelijke organisaties oprich-g in ten. Het dubbele dilemma bestaat hierin dat Schilder geen plaats had voor Kuypers leer der zogenaamde 'Gemene Gratie', de gedachte dat God na de zondeval het mensdom in een niet aan Christus gebonden, allen toekomende genade bewaard heeft voor totale barbarij en chaos en in staat gesteld heeft tot culturele prestaties en politiekmaatschappelijke samenwerking. Deze gedachte zwakte de antithese zo principieel af, dat de angel eruit was. Schilder daarentegen wenste de kracht van het Verbond weer duidelijk te onderstrepen, en moest dus een scherper lijn trekken tussen wie daarbinnen en daarbuiten staan. Dat gaf aan de christelijke organisaties een veel meer absoluut karakter dan Kuyper voor ogen had gestaan. Was voor de laatste samenwerking met anderen een vanzelfsprekendheid, voor Schilder gold dit niet. Maar dat betekende dat aard en beginsel van de christelijke organisaties veel scherper omlijnd moesten worden. Het CNV bijvoorbeeld, dat zijn interconfessionele oorsprong slechts praktisch, niet principieel had opgegeven, was dus reeds om die reden nauwelijks aanvaardbaar. Maar toen de gereformeerde synoden halsstarrig 'schoolmeningen' als kerkleer bleven handhaven, en de bestrijders van deze kerkelijke dwaasheid als ambtsdragers schorsten en afzetten, kwam voor de daardoor getroffen vrijgemaakten het 'ethisch conflict' op scherp te staan. Kon men op werkdagen samenwerken met degenen die de avondmaalsgemeenschap op zondag hadden verbroken? Nee dus, en vandaar het Gereformeerd Politiek Verbond, analoge maatschappelijke organisaties en, vooral, een eigen schoolwezen. Zo loste men dus beide dilemma's op, om het eens zo uit te drukken: het fundamentele en het principiële. Men sneed de banden door,

niet omdat men sekte was geworden, maar omdat men zich door de anderen afgesneden voelde. Dat hierover interne conflicten moesten rijzen met hen die deze scherpte te ver vonden gaan, ligt voor de hand. Een uittocht kon niet vermeden worden en (weer) een nieuw kerkgenootschap, de Nederlands Gereformeerde Kerken, verrees. En met de christelijke gereformeerden werd de geloofsgemeenschap - afgezien van een zekere wetenschappelijke samenwerking - ook niet tot kerkelijke realiteit.

Dat laatste vooral is in de (hervormde) ogen van deze recensent geen aanbeveling van de gevolgde koers, maar dat oordeel wordt hem hier niet gevraagd, evenmin trouwens als dat over de koers der synodaal-gereformeerden sinds 1945 en met name in het laatste decennium, ('k Houd mijn hart vast...) Wat telt is dat in deze bundel vrijgemaakten een helder, juist en soms zeer geëmotioneerd verslag doen van hun wedervaren. Het is een hart onder de riem van de eigen mensen en een 'Fundgrube' aan gegevens voor buitenstaanders.

F.R.J. Knetsch

¶ Leonard Jentjens

¶ Van strijdorgaan tot familieblad. De tijdschriftjournalistiek van de Katholieke Illustratie 1867-1968

¶ Otto Cramwinckel, Amsterdam, 1995, 248 blz., ill., ISBN 90-71894-62-2, ƒ 49, 50.

Het weekblad Katholieke Illustratie, verschenen tussen 1867 en 1968, is het oudste geïllustreerde tijdschrift in ons land. Anders dan wetenschappelijke periodieken of dagbladen, werd met dit genre periodieken niet alleen getracht de lezer te informeren, maar tevens hem via de illustratie (maar ook met de tekst) verstrooiing te brengen. Deze bladformule, gericht op een breed publiek, werd populair en omstreeks 1900 verschenen er ook binnen protestantse en andere kringen onder ons volk dergelijke geïllustreerde weekbladen. Het is mede de verdienste van het perswetenschappelijk onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam, zoals dat door prof. dr. J. Hemels en zijn voorgangers is opgezet, dat de wetenschappelijke aandacht voor de periodieke pers toeneemt. Dit proefschrift is er een blijk van.

In dit periodiek dient niet de vraag naar de perswetenschappelijke mérites van dit boek aan de orde te komen - ik acht mij tot een dergelijke oordeelsvorming ook niet bevoegd - , maar die naar de (pers-) historische betekenis ervan. Blijkens zijn introductie heeft Jentjens zich aanvankelijk het hoofd gebroken over de vraag hoe hij een studie over zo'n omvangrijke bron als een honderdjaar lang verschenen weekblad zou moeten opzetten. Een redactiearchief ontbrak, zodat hij voor zijn onderzoeksmateriaal hoofdzakelijk op de leggers zelf aangewezen was. Hoewel Jentjens deze stand van zaken bijzonder acht (16), is deze op pershistorisch terrein overigens geen zeldzaamheid.

De auteur heeft zich ten doel gesteld de betekenis en de context van de tijdschriftjournalistiek van de Katholieke Illustratie te achterhalen. (16) Hij heeft daartoe de geschiedenis van het weekblad verdeeld in vier perioden van ongeveer gelijke omvang. De cesuren steunen op getalsmatige, niet op intrinsiek-historische overwegingen.

De auteur verdient waardering voor het feit, dat hij de leggers van de Katholieke Illustratie grondig heeft doorgenomen. Deze onderzoeksmethode zou verplicht moeten zijn voor de geschiedschrijving van periodieken. Hij kan daardoor een overvloedig relaas bieden van de met name na 1897 gevarieerde inhoud van het blad. De historisch geïnteresseerde lezer kan uit de geboden stof echter weinig conclusies trekken, omdat de structuur van het relaas voor zijn vraagstelling niet voldoet, afhankelijk als het is van de structuur van het bronnenmateriaal. Gevolgtrekkingen en combinaties van allerlei gegevens blijven veelal achterwege, terwijl wat Jentjens aan interessants over de redactie en haar interne en externe relaties heeft gevonden, in de noten heeft verstopt. Het gevolg is dat de historicus vroeg of laat tijdens zijn lectuur de vraag bekruipt wat hij aan moet met deze inhoudsopgave in verhaalvorm. Welke historische betekenis kent Jentjens op basis van al zijn informatie aan het weekblad toe? Gelet op zijn kennis van de bron zou hij bij uitstek geschikt zijn om de zelfstandige en vermoedelijk belangrijke historische functie van de Katholieke Illustratie binnen het geheel van de ontwikkeling van het rooms-katholieke volksdeel te schetsen. Maar anders dan een historicus zou wensen, heeft hij zijn boek niet geschreven vanuit het individuele karakter van zijn bron als 'één van de belangrijkste medebouwers aan de katholieke emancipatie' (213), maar benaderde hij het weekblad als deel van een geheel en bevestigde hij met zijn bronnenkennis het bestaande geschiedbeeld. Door deze aanpak hinkt het boek op twee gedachten: enerzijds vraagt hij aandacht voor het eigene, bijzondere karakter van zijn bron door in zijn hoofdstukken de kolommen door te kruipen, anderzijds beklemtoont hij keer

op keer het algemene karakter van zijn bron.

Hiermee hangt samen het bezwaar van de historicus, dat de context van de Katholieke Illustratie wat betreft het terrein van de pers beperkt wordt geschetst (zo acht Jentjens het opmerkelijk dat de oplage van de Katholieke Illustratie in de oorlog steeg, terwijl dat vanwege de toenmalige lees-en informatiehonger vrij algemeen het geval was bij bladen die van de Duitsers nog mochten verschijnen (110)), en wat betreft de geschiedenis van het rooms-katholieke volksdeel geheel steunt op wat algemeen bekend is. Zo wordt de algemene historische ontwikkeling één grote rechtvaardiging van de geschiedenis van dit weekblad. Jentjens schrijft bijvoorbeeld, dat de Katholieke Illustratie ten tijde van de opheffing in 1968 zijn gestelde taak goeddeels voltooid had. (213) Uit de schriftelijke mededelingen van adjunct-hoofdredacteur H. Pijfers, waarop Jentjens deze opmerking baseert, blijkt echter, dat de opheffing niet als een voltooiing, maar veeleer als een noodgedwongen capitulatie voor de eisen van de commercie dient te worden beschouwd, een capitulatie die in strijd was met het roomskatholieke doelstelling van het blad. (238) Zo biedt het resultaat van dit volgens de regels van de perswetenschap opgezette onderzoek de pershistoricus zowel te veel als te weinig.

George Harinck

¶ Joos van Vugt

¶ Broeders in de katholieke beweging. De werkzaamheden van vijf Nederlandse onderwijscongregaties van broeders en fraters, 1840-1970

¶ diss. KU Nijmegen, KDC/KSC, Nijmegen, 1994, 408 blz. ISBN 90 70504 48 0. ƒ 60, 00.

Over de ontwikkeling van de broedercongregaties is weinig literatuur voorhanden. De studies die er zijn worden sterk beïnvloed door de politieke geschiedenis van het betreffende land en deze is meestal niet te vergelijken met de situatie van de Nederlandse broeders en fraters. Dit onderzoek, waartoe opdracht werd gegeven door vijf congregaties, is dan ook een welkome bijdrage die voor een deel de bestaande leemte opvult.

De auteur heeft ervoor gekozen het onderwerp afstandelijk te benaderen en het te plaatsen in de context van de 'katholieke beweging'. Achtereenvolgens beschrijft hij het ontstaan van de katholieke beweging en de strijd om de school, de stichting en de ontwikkeling van de congregaties van 1840 tot 1920, de bloeiperiode van de congregaties van l920 tot 1945 en het herstel en de daarop volgende crisis van 1945 tot 1970.

Door de gekozen invalshoek krijgen in deze studie de uiteenlopende 'lagere motieven' van de besturen van de onderwijscongregaties veel aandacht. De congregaties worden voornamelijk beschreven als een bepaald soort onderwijsorganisaties. Het woord omfervW/jcongregaties in de ondertitel maakt dit al duidelijk. Dat is op zich een zinnige zaak. De verdienste van dit onderzoek bestaat hier in, dat de betekenis van de congregaties als onderwijsorganisaties duidelijk en overzichtelijk wordt gepresenteerd. Opvallend daarbij is de grote overeenkomst tussen de betreffende congregaties.

Men mag echter niet uit het oog verliezen, dat deze benadering ook beperkingen inhoudt. Zij leidde ertoe dat de nadruk kwam te liggen op de bestuurlijke facetten. Dit had ook anders gekund. Bijvoorbeeld de bijdragen die fraters en broeders in Nederland hebben geleverd aan de ontwikkeling van methodiek en didaktiek, zowel wat betreft de profane vakken als het godsdienstonderwijs, komen in deze studie nauwelijks aan de orde.

Er is bovendien een nog fundamenteler aspect, dat in deze studie te veel op de achtergrond is gebleven. De relatie tussen het werk en de spiritualiteit van de broeders komt onvoldoende uit de verf. De typische architectuur van deze actieve congregaties, zoals die door Vincentius è Paulo voor het eerst vorm werd gegeven, is medebepalend geweest voor het leven en werken van de broeders. Voor hun stichters was het niet voldoende een vereniging van geïnspireerde mannen te vormen, die zich inzetten voor de concrete noden. Zij wilden meer: kerkelijk erkende religieuze congregaties. Het oude 'ora et labora' werd echter op een andere wijze ingevuld. De 'liefdewerken' zélf werden gezien als een biddend betrokken zijn op de ander.

Het blijkt, zeker voor relatieve buitenstaanders, moeilijk te zijn om de plaats van de mannelijke lekereligieuzen binnen de kerk te begrijpen. Bij een indringende bestudering van hun geschiedenis, kan men daar echter niet omheen (Commissie USG, Broeder in Instituten voor Lekereligieuzen, Unione Superiori Generali, Roma, 1991. (verschenen in acht talen)).

De bedoeling van bovenstaande opmerkingen is niet de waarde van deze studie op zich aan te tasten. Met grote zorg zijn de bronnen geraadpleegd en becommentarieerd. Maar als men een totaalbeeld wil krijgen van de geschiedenis van de betreffende broedercongregaties, kan men met deze studie niet volstaan.

Anders gericht historisch onderzoek is daartoe noodzakelijk.

Het boek eindigt met de prikkelende vraag: 'Zijn congregaties uit de tijd? ' De auteur wijst op het proces van internationalisatie dat enkele Nederlandse congregaties momenteel doormaken. In diverse gebieden in de Derde Wereld kennen sommige congregaties een groei. De zinvolheid van hun werk staat daar buiten kijf. Wat Nederland betreft, is de auteur van mening, dat zij in de tijd van hun grootste bloei, met name in het onderwijs, de bakens eerder hadden moeten verzetten.

Van deze dissertatie verschijnt binnenkort een beknopte versie in het Engels.

M.J.C. Mommers

¶ Berichten

¶ Stichting Heruitgave Oudere Ethische Theologie

In april van dit jaar is te Utrecht een stichting opgericht, die zich de heruitgave ten doel stelt van belangrijke publikaties van theologen, die worden gerekend tot de eerste generatie van de ethische richting. De ethische rich ting was een belangrijke stroming in het Nederlandse protestantisme tussen 1850 en 1950.

Het eerste project is heruitgave in drie delen van werken van D. Chantepie de la Saussaye (1818-1874), de grondlegger van de ethische theologie. De werken van La Saussaye zullen vanaf 1996 verschijnen bij uitgeverij Boekencentrum te Zoetermeer.

Het bestuur van de Stichting Heruitgave Oudere Ethische Theologie wordt gevormd door prof. dr. H.W. de Knijff, dr. F.G.M. Broeyer, beiden verbonden aan de Theologische Faculteit te Utrecht, en dr. H. Veldhuis, hervormd predikant te Culemborg. Het adres van de Stichting is: dr. H. Veldhuis (secr.), Het Voorburg 6, 4101 KK Culemborg.

Een ieder die de Stichting financieel wil ondersteunen of hiervoor bepaalde ideeën heeft, wordt van harte uitgenodigd contact op te nemen met de Stichting. Het gironummer van de Stichting is:6922256 (Culemborg).

¶ Ralph Waldo Emerson

Voor onderzoek naar de receptie van Ralph Waldo Emerson (1803-1882) in Nederland zoek ik vertalingen van, en boeken en artikelen over Emerson, of verwijzingen naar diens werk. Ook studies over de negentiende eeuw (theologie, literatuur, politiek), die verband houden met Emersons leven en werk, zijn welkom. Reacties graag naar mevr. drs. A. Marinus, Kouwenoord 1073, 1104 KB Amsterdam, tel. 020-6904354.

¶ Rectificatie

In de korte introductie op het artikel van wijlen prof. dr. J, .W. Schulte Nordholt, 'Psalmen zingen', DNK43, pag. 1, stond dat deze tekst niet eerder was gepubliceerd. Dit is echter onjuist. De tekst was reeds te vinden in J.W. Schulte Nordholt, Het woord brengt de waarheid teweeg. Essays over literatuur en werkelijkheid, Kampen 1992 blz. 35-43.

¶ Personalia auteurs

Dr. M.J.Aalders (Icaruslaan 44, 1185 JN Amstelveen), gereformeerd predikant en kerkhistoricus.

Dr. G. Harinck (Melchior Treublaan 38, 2313 VH Uiden), wetenschappelijk medewerker van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden).

Dr. J.Y.H.A. Jacobs (Wandelboslaan 96, 5042 PE Tilburg), hoogleraar in de geschiedenis van kerk en theologie aan de Theologische Faculteit Tilburg.

Dr. D. Jansen (Heemstrasingel 24, 9062 GG Oenkerk) oud-docent theologie aan de Noordelijke Leergangen te Leeuwarden.

Dr. F.R.J. Knetsch (Boerhaaveweg 2, 9761 HB Eelde), emeritus-hoogleraar Nederlandse kerkgeschiedenis, inleiding in de theologie en encyclopedie der Godgeleerdheid aan de RUG.

Dr. M.J.C. Mommers (p/a CMM, Gasthuisring 54, 5041 DT Tilburg).

Drs. J.C. Schaeffer (Vlaanderenlaan 63, 8072 CD Nunspeet), nederlands-gereformeerd predikant.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1996

DNK | 68 Pagina's

¶ Recensies

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1996

DNK | 68 Pagina's