GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

HET ORGEL ‘EEN HEMELSE HEILIGHEID’?

Dr. O. Noordmans (1871-1956) en de kerkmuziek

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. O. Noordmans (1871-1956) en de kerkmuziek

Een toegift van de orgelbouwer

'Op het orgel in mijn ouderlijk huis stonden drie lange en wijde eikehouten pijpen. Zij waren eigenlijk een toegift van de orgelbouwer. Want zij hoorden thuis op een 16-voets register, waarvoor overigens in dit instrument geen plaats was. Alleen deze drie konden er nog net staan: de a, de bes en de b. Zij gaven grond aan het hele spel. Wanneer ik op stille avonden, op het uur waarop de avondpsalm gezongen werd, van elders thuis kwam, drongen deze drie stemmen reeds op een halve mijl afstands tot mijn oor door.

Dan werd ik van verre reeds opgenomen in deze kathedraal van geluid. Ik ging er binnen, lang voordat ik de deur der woning had bereikt. Rondom het huis, naar alle zijden en naar boven, stond de hele atmosfeer hoorbaar in trilling en het hart beefde mee vanwege de heiligheid van deze tempel, waarin ik minuten lang kon gaan, voor ik de zangers en de speellieden bereikte. Geen domorgel heeft mij ooit een zo sterk gevoel van wijding kunnen geven als deze drie, wanneer zij rondom die woning een tempel deden rijzen. En geen kerk bracht mij ooit een zo grote zekerheid bij van thuis te komen bij God.' 1 Aldus begint dr. O. Noordmans, 'de grootste Nederlandse theoloog van deze eeuw' (prof. dr. H. Berkhof 2 ), een meditatie over 1 Korinthiërs 13:13a. Noordmans schrijft dat Paulus ook drie van zulke machtige grondstemmen kent, die al

het andere dragen: eloof, hoop en liefde, deze drie. Met betrekking tot de derde zet hij de beeldspraak over het orgel voort: Op het orgel, waarover ik sprak, moest die laagste steeds iets onzuiver worden gestemd, omdat hij er anders niet staan kon.' Hij vervolgt: Is het eigenlijk ook niet alzo met de liefde? Kan die wel helemaal bij ons zijn en behoort zij niet ook ten dele tot de hemelse stemmen, waarvan wij de namen niet kennen en waarvan deze drie een overschot zijn in ons leven, die dat hele leven tot een wonder Gods maken? Wij kennen ten dele: oe zullen wij liefhebben, zoals het behoort, zuiver en volmaakt? - Of is het misschien daarom, dat de liefde de meeste is? Omdat zij niet geheel bij ons kan staan, maar voor een deel in de hemel, bij God, een plaats moet hebben, in Jezus Christus? Paulus zegt dat dit zo is. De anderen zullen ophouden: e profetie, de talen, de kennis; al de werken van geloof en hoop. Niet alzo de liefde. Zij vergaat nimmermeer (1 Kor. 13:8).'

Ook in Noordmans' dogmatische werk komt orgelterminologie in beeldspraak voor. Wij beperken ons tot één voorbeeld. Het artikel met de veelzeggende titel 'Schepping als kritisch begrip' uit 1934 begint Noordmans als volgt: 'Voor kerk en theologie, staat en politiek, hangt er veel van af, hoe men zich de schepping denkt. Het naast ligt ons de ruimtelijke opvatting. Symbool daarvan is de bol of sfeer en haar heerlijkheid bestaat dan in de harmonie der sferen, waarover men in de oudheid gaarne sprak, en die hoorbaar moest zijn voor de volmaakte geest.' 3 Aansluitend gebruikt Noordmans het volgende beeld om zijn visie toe te lichten: 'Deze prachtige voorstelling, waarbij de geest een orgeltoon is, die door een machtige ruimte, een wereldprestant, wordt voortgebracht, zal altijd een grote bekoring blijven behouden.' Noordmans besluit de passage met: 'De kerkvaders hebben er dikwijls de tol aan betaald. - Toch weten ze beter. De geest gaat niet uit van de ruimte, maar uit de engte. Hij is een schreeuw der ziel als die van het hijgend hert, der jacht ontkomen. Niet de harmonie des levens, maar het lelijke kruis is het beginsel waaruit de geest geboren wordt.'

Jubel, overgave en geestdrift

Reeds als jongen speelde Noordmans orgel. Dat blijkt uit enkele brieven uit de periode van zijn jeugd. 4 Op 13 september 1885, toen hij op het internaat van het eerste christelijke gymnasium in Nederland te Zetten verbleef, schreef Oepke aan zijn ouders: 'Gaarne

zag ik dat vader mij wat muziek zond, want muziek is hier niet bij dit orgel.' Zijn ouders antwoordden op 16 september: 'Wij zullen u D.V. een paar stukken toesturen tot eigen oefening en dan nog een paar stukken om u te amuseren. Als gij dan het orgel tussentijds gratis moogt gebruiken, dan kwam ons dit beter voor dan in de winter naar Hemmen te lopen om tijd, weder en onkostens wil. Is er iemand aan het gymnasium die bekwaam is u les te geven en gij kunt dit lesgeven voor een kleine vergoeding verkrijgen, dan heb ik er niets tegen.' Op verzoek van Oepke's ouders stuurde zijn voormalige meester T. de Jong uit Scharnegoutum hem op 2 oktober een muziekboek. In de begeleidende brief merkte hij op: 'Ge moet vooral goed voor de maat zorgdragen en er bij tellen. Moeilijk te spelen is het niet.' En: 'Mijn hulponderwijzer Fopma begint heel aardig te spelen, zoodat die spoedig uwe plaats in de kerk kan overnemen.' Op 2 juni 1887 meldde Oepke aan zijn broer Jacob, dat men in Zetten de beschikking had over een nieuw orgel. Op 16 mei 1900, toen Noordmans student in Utrecht was, schreef hij aan zijn ouders: 'Ook zou ik mijn drie delen orgelalbum wel overgestuurd willen hebben en het muziekboek waarop staat Messias van Handel.'

Van 1903 tot 1910 diende ds. Noordmans de Friese hervormde gemeente Idsegahuizen-Piaam. Uit een brief van een collega 5 blijkt, dat het orgel uit Noordmans' ouderlijk huis in de pastorie gestaan heeft. In de kerk van Idsegahuizen stond een orgel uit 1889, geleverd door orgelbouwer Rinze S. Feenstra uit Koudum. 6 In de kerkvoogdij vergadering van 14 maart 1905 kwam de wenselijkheid om dit orgel (waarvan vermeld wordt: ... dat langzamerhand meer dient om het gezang te bederven dan te verbeteren ...') te vervangen, aan de orde. 7 Aan de predikant werd volmacht gegeven om pogingen te doen daarvoor de nodige gelden te verzamelen. Noordmans' inspanningen hadden het gewenste resultaat. Zoals hij zijn moeder al per brief van 29 januari 1908 had aangekondigd, werd het nieuwe (door de firma Bakker & Timmenga uit Leeuwarden gebouwde) instrument op 30 augustus van dat jaar plechtig ingewijd; Noordmans sprak bij die gelegenheid naar aanleiding van 2 Koningen 3:15. 8

Noordmans' vriend ds. R. Dijkstra deed in 1956 als volgt verslag van een bezoek aan Noordmans in 1936: 'Toen ik tegen de avond naar Holten vertrekken wilde, hield hij me nog even vast.

Nu moet je nog even Bach horen op mijn oud pijporgeltje en met volle overgave speelde hij een paar cantate's. (...) Onderweg moest ik nog vaak denken aan dat orgel, waarvan hij mij de geschiedenis verteld had en zag ik hem nog voor het orgel zitten, zijn opgeheven gelaat beschenen door een lampje, terwijl hij speelde, sprak alles in zijn gezicht van jubel, overgave en geestdrift. Zo straalden zijn ogen onder zijn borstelige wenkbrauwen, zo danste zijn puntbaardje heen en weer.' 9 Vervolgens schreef Dijkstra over de geschiedenis van Noordmans' orgel, 'een vaderlijk erfdeel'; waarbij hij op de meditatie over 1 Korinthiërs 13:13a wees. Tenslotte vertelde hij: Bij dit orgel hebben wij samen veel gezongen, vooral toen hij te Lunteren kwam wonen en ik hem dus gemakkelijk vanuit Putten kon bereiken, als slot bijna altijd psalm 21, de koningspsalm:

O, Heer de Koning is verheugd Om uw geducht vermogen. Uw heil zweeft hem voor d'ogen En met wat blijde ziele vreugd Zal Hij door al uw daan Verrukt ten reie gaan.

Dan liet hij zijn pijporgeltje jubelen, met de drie lange en wijde eikenhouten pijpen.' Tenslotte: de predikant en latere hoogleraar dr. K.H. Miskotte schreef op 19 september 1929 in zijn dagboek: 'Als ik me zulke mensen - 'Noordmans (...) en vele Friezen', J.D.Th. W. - voorstel in de buurt van een huisorgel, word ik met dit arme instrument bijna verzoend - en vermoed, de innerlijkheid, de zelfinkeer, die oorspronkelijk bij dit meubel als voor een burgerlijk huisaltaar, gevierd werd.' 10

De zon, het orgel en de preek

In 1947 publiceerde Noordmans het artikel 'De zon, het orgel en de preek', 11 als reactie op een pennenvrucht 'De zon, de liturgie en de preek' van mr. K. Vonk. 12

"t Is op een zondagmorgen. Een stralende zon in een blauwe hemel. Door de hoge ramen van de Grote Kerk stroomt het licht naar binnen en tekent krachtige plekken op grijze stenen. De hoge ruimten van schip en beuken zijn koel en voornaam en vervuld van

feestelijk schijnen. De kerkdienst is juist geëindigd, de schare stroomt naar buiten. In sonore klanken dragen de pedaalstemmen van het orgel een overvloed aan harmonieën.' Aldus begint Vonk zijn bijdrage. Hij gaat nog even door met zijn sfeertekening om zich vervolgens kritisch uit te laten over 'de dienst des Woords'. Hij is van mening, dat preken 'mensenwoord' is. Hij stelt zelfs: 'Een 'dienst des Woords', waarin de grenzen van het gesproken mensenwoord uit het oog worden verloren, is (...) een vervloekte afgoderij en een, soms zelfs komieke, vertoning beide.' De liturgie is er ook nog, vindt Vonk. Dienaangaande merkt hij op: 'De liturgie schept de ruimte voor de preek, ontneemt er het pretentieuze karakter aan.' Hij besluit zijn artikel met de oproep: 'Laten we daarom ons vermeien in de ruimte der kerk, waar de zon binnen valt, ook als er buiten geen zon is, waar het loflied getuigt van Gods onzegbare werkelijkheid, die alle andere werkelijkheden overtreft, waar de schare in-en uitgaat en weide vindt, bij liturgie en preek. Als 't God belieft, kan deze schare zo ook nog een kern in deze woelende wereld zijn.'

In zijn reactie noemt Noordmans het orgel 'een hemelse heiligheid'. Hij vertelt: 'In de nu zo gehavende grote kerk te Arnhem hoorde ik eens grootmeester De Wolf Bachs Preludium en Fuga in A-moll spelen. Toen de aartsengelen hun bazuinen van de mond hadden genomen en er in de laatste maten alleen nog wat schel gepijp van hemelse kinderen overbleef, werden op het pedaal twee, door een volle maat gescheiden diepe bastonen hoorbaar. Ik heb in mijn leven niets gehoord wat mij zo de sensatie gaf van met het oor waarneembare voetstappen Gods. Toen Hij was binnengekomen ontstond een heilig zwijgen.' Noordmans geeft vervolgens toe, dat onze heiligheden, het zonlicht en het orgel, het leven op aarde tot een paradijs kunnen maken. Maar wij zijn ook weer uit het paradijs 'geworpen', om met de existentiefilosofen te spreken. Met het oog daarop stelt Noordmans: 'De zon en het orgel zijn wel enigszins gecompromitteerd, als zij in deze diensten een plaats krijgen. Dat gaat maar niet zo regelrecht toe. Het Evangelie komt van Golgotha en daar was, zelfs op de middag, geen zonlicht. Het christendom stamt uit de catacomben en daar was evenmin zonlicht of orgel. Het doet ons wel vreemd aan, maar het is wel verklaarbaar, dat Calvijn orgelpijpen liet omsmelten tot avondmaalskruiken, om van ergere orgeldegradaties maar te zwijgen. (...)

Existentie, in hedendaagse zin, wil zeggen, dat wij midden in de zonde en de dood liggen en daar schijnt geen zon of pijpt geen orgel ons uit. Een domorgel als te Keulen staat zielig tussen de ruïnes. Dan is er geen andere weg dan dat op de een of andere manier toch weer, zoals Calvijn het noemt: een of ander mannetje uit het puin verrezen in de naam van God spreekt. Dit vind ik nu op mijn beurt existentiële taal.' Noordmans' betoog is dus uiteindelijk ook een pleidooi voor het vasthouden aan de dienst des Woords. Hij vindt: 'Er is alleen maar de weg van het Woord, dat vlees geworden is; dat in onze zondige werkelijkheid is gekomen. Op die weg gaan de profeten en de apostelen en al die mannetjes, die uit het puin verrijzen.'

Vlucht in de liturgie

De reactie van Noordmans op Vonks pennenvrucht moet gezien worden in het licht van Noordmans' confrontatie met de liturgische beweging binnen het Nederlandse protestantisme, in het bijzonder met de voorman daarvan: prof. dr. G. van der Leeuw.

In zijn in 1939 verschenen boek Liturgie 13 schrijft Noordmans over 'een vlucht in de liturgie'. 14 Die ontwaart hij bij predikanten die 'uitgepreekt' zijn. Hij stelt: 'Iedere predikant kent het wondere probleem dat daarin ligt opgesloten, dat de prediking herhaald moet worden voor hetzelfde gehoor. Niet éénmaal of tweemaal, maar gedurende een reeks van jaren, soms levenslang. (...) Hij kan niet van stad tot stad gaan, zoals Paulus in de Handelingen. Dezelfde boodschap moet hij herhalen, steeds weer op dezelfde plaats, voor hetzelfde gehoor. Zal daarbij de dood niet in de pot komen en zal hij zich zelf en de gemeente niet doodpreken? Zullen beiden niet ondergaan aan de pastoraal? ' In het kader van de vlucht in de liturgie noemt Noordmans ook de Bach-verering van zijn tijd. Hij schrijft: 'Degenen die 'deelnemers' zijn in de liturgie van deze gemeente, hebben voor een groot deel geheel afgerekend met de kerkelijke pastoraal en wensen een preek in 't geheel geen plaats meer te laten in hun communicatie met de heiligen. Zij vullen de zalen, waarin de Matthaus Passion en de Hohe Messe worden gegeven, maar hun plaats in de kerk blijft op Pasen en bij de avondmaalsviering leeg. Van ambt, orde en dienst in kerkelijke zin hebben ze geen besef. 'Woord en dienst van de enkeling aannemen' wensen ze niet te doen.’

Dat Noordmans zich denigrerend over Bachs werk uitlaat, kan allerminst gezegd worden. Met Van der Leeuw noemt hij het naar zijn innerlijk wezen, eredienst, liturgie, die een nieuwe uitwendige vorm krijgt door het medium van het instrument, het orgel.' 15 Noordmans zegt, dat de engelen en de heiligen er in betrokken zijn. Hij noemt het geheel zelfs 'een liturgische dans'; waarvan hij opmerkt: '... zo meeslepend dat de meest verstokte puritein deelnemer wordt; hij is zo abstract, zo spiritueel dat de meest rigide calvinist er geen bezwaar tegen kan hebben.'

Maar het gaat Noordmans uiteindelijk om wat Luther 'het dorre Woord' noemde, dat recht op de man afgaat en hem geen ruimte laat dan alleen voor bekering. Maar: 'In de Bach-gemeente heeft zulk een Woord eigenlijk geen plaats.' Noordmans stelt: 'Er is geen ander middel om ons te doen geloven dan het gehoor. En met gehoor is hier niet bedoeld het luisteren naar de fluisterende stemmen van heiligen en engelen in de liturgie, maar het acht nemen op hetgeen gesproken wordt van Christuswege, persoonlijk, ambtelijk, ordelijk en in vaste dienst. Ofschoon God vrij is de weg naar het hart te kiezen die Hij wil, blijft dit het geordende middel, waarvan Hij zich bedient.' 16

Overigens: bij de inwijding van het nieuwe orgel in de kerk van Idsegahuizen in 1908 moet Noordmans zich in dezelfde trant uitgelaten hebben. Ex-catechisant Willem B. Visser schrijft: 'Wij herinneren ons (...) nog de inwijding van het herstelde pijporgel. Ik meen nog te weten, dat u toen zei dat orgelbegeleiding van het zingen niet oorspronkelijk, niet bijbels was.' 17 Visser vervolgt: 'Mocht u dat niet gezegd hebben, wij houden deze gedachte evenwel voor waar te zijn. Als het koor of de muziek of het rithme de tekst overstemt of verdonkeremaant dan is die kunst mij een ergernis. De wereld is niet geschapen door muziek maar door het Woord Gods. De hedendaagse liturgie wil in kontakt komen met de triomferende kerk maar zij zien daar boven altijd God en het Lam met aanschouwing, maar wij moeten het uit de tekst hebben, in aanvechting en strijd, vergeving der zonden, plaatsbekleding, toerekening, in somma door en in 't geloof te wandelen en de Here aan te hangen.'

De status van de organist

Noordmans is lid geweest van de Commissie voor de Kerkorde,

die zich van 1945 tot 1950 beziggehouden heeft met de voorbereiding van de hervormde kerkorde van 1951. In dat kader heeft hij zich enkele malen uitgesproken over de positie van de organist. De opmerkingen liggen in het verlengde van wat hierboven met betrekking tot de plaats van het orgel ter sprake kwam. Vooraf merken wij op, dat Van der Leeuw in 1944 had geschreven: De organist bekleedt niet een betrekking, doch een geestelijk Ambt, van een andere orde dan dat van den Dienaar des Woords, den Ouderling of Diaken, maar van denzelfden aard. In het Huis Gods zijn geen 'betrekkingen'; wie daar mag dienen, bekleedt een ambt, dat hem door de gemeente in den naam van God wordt opgedragen en dat hij alleen dan goed kan vervullen, wanneer hij niet slechts al zijn willen en kunnen zet op de goede uitoefening daarvan, maar wanneer hij zich steeds levendig bewust is, dat zijn werken een dienst in het heiligdom is. (...) De Organist heeft dus in den eeredienst een taak van denzelfden geestelijken aard als de andere ambtsdragers (1 Cor. 12:4-6). Het ware te wenschen, dat dit ook uit kon komen door een korte bevestiging bij zijn intrede op het orgel.' 18

In een brief van 21 april 1947 schrijft Noordmans aan dr. mr. H.M.J. Wagenaar, secretaris van de commissie, aangaande de organist: 'In radiobodes zag men, toen ik nog een radio had, naast het portret van de dominee dat van de organist. Alsof zij samen een evangelie-uitvoering geven. Dit is fout. De organist kan voor kerkmuziek, voor orgelbespeling een figuur van betekenis zijn, maar bij de dienst staat hij achterop. Het is geen eredienst, maar een dienst des Woords. Geen engelendienst, maar voor zondaren. Wanneer deze lieden uitgroeien tot cantoren, die met gebruik van een formulier bevestigd worden, dan dringt de muziek op lutherse manier te ver in het kerkelijk leven in. Laten zij in de muzikale sfeer blijven en van daaruit hun medewerking aan de kerkdienst verlenen. Wanneer de muziek in de dienst des Woords te zeer infiltreert, dan is dat één van de symptomen van omzetting in een eredienst. Blijft de organist op zijn terrein, dan is er veel voor een betere zorg voor het orgelspel in de samenkomsten der gemeente. Want het orgel stoort op kleinere plaatsen de kerkdienst soms in hinderlijke mate.'

In het bouwplan van Wagenaar, dat uitgangspunt voor de besprekingen van de commissie was, wordt in de ordinantie voor de

eredienst een lijvig artikel gewijd aan de organist. In de commissievergadering van 22 tot 24 mei 1947 vraagt prof. dr. H. de Vos, kerkelijk hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, of de figuur van de organist zo niet een te groot reliëf krijgt, waarna Noordmans niet anders dan in zijn brief aan Wagenaar opmerkt: 'Op deze wijze geven predikant en organist samen een evangelieuitvoering.' 19 Noordmans' visie blijft niet onweersproken. Ds. W.A. Zeydner, die dan praeses van de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk is, vindt de taak van de organist in de eredienst zeer belangrijk. En ds., de latere prof. dr. A.A. van Ruler, zegt: 'De organist speelt een belangrijke rol, bij wat in de eredienst, rondom de dienst des Woords heenstaat. Die dualiteit van predikdienst en eredienst is er. Als we het orgel aanvaarden, aanvaarden we dat de oordeelskracht van het Woord iets wordt getemperd, zodat er ruimte komt voor de gestalte van de eredienst.' Noordmans reageert niet op wat de beide heren te berde brengen. Dat zou ongetwijfeld een herhaling geworden zijn van wat hij reeds in zijn Liturgie uiteengezet had.

Een kerkdienst bij Noordmans

Wie zich inmiddels afvraagt, hoe een kerkdienst er bij Noordmans uitzag, kan terecht bij de al genoemde Dijkstra. Hij vertelt: 'Ik heb hem eenmaal horen preken op Hemelvaartsdag 1941. Er zaten maar een dertigtal mensen in de kerk, want Hemelvaartsdag is voor de Achterhoek een uitgaansdag. Het was alles hoogst eenvoudig, geen toga, geen bijzondere liturgie, alleen het klare, eenvoudige Woord ...' 20


1. O. Noordmans, 'Deze drie', in In de Waagschaal 4 (1948-1949), p. 323, opgenomen in Gestalte en Geest (Amsterdam 1955 1 , 1956 2 ), p. 269, en in Verzamelde Werken (verder: V.W.) dl. 8 (Kampen 1980), p. 387.

2. H. Berkhof, 'Noordmans uitgegeven en geïnterpreteerd', in Nederlands Theologisch Tijdschrift 35 (1981) nr. 2, p. 146.

3. O. Noordmans, 'Schepping als kritisch begrip', in Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur 10 (1933-1934) nr. 38, opgenomen in KW dl. 2 (Kampen 1979), p. 210.

4. Brieven van en aan Noordmans zullen opgenomen worden in de delen 9A en 9B van zijn V.W.

5. Brief H. Guittart - O. Noordmans, 2 februari 1928.

6. Rijksarchief in Friesland, inv.nr. 245-39, 63: Stukken betreffende de aankoop van een orgel, 1889.

7. Rijksarchief in Friesland, inv.nr. 245-39, 43: Notulenboek der vergaderingen van kerkvoogden en notabelen en stemgerechtigde leden, 1888-1930. Vgl. notulen van de vergadering van stemgerechtigde leden, 26 november 1907.

8. Notulen van de vergadering van kerkvoogden en notabelen, 18 december 1908.

9. R. Dijkstra, 'Dr. O. Noordmans als persoonlijkheid', in In de Waagschaal 11 (1956), p. 471.

10. K.H. Miskotte, Uit de dagboeken 1917-1930 = Verzameld Werk dl. 4 (Kampen 1985), p. 445.

11.0. Noordmans, 'De zon, het orgel en de preek', in Weekblad der Nederlandsche Hervormde Kerk 31 (25 januari 1947), opgenomen in Kerk en Eeredienst. Nederlandsch Hervormd Tijdschrift voor Liturgie 1 (1947), p. 162v„ en in V.W. dl. 6 (Kampen 1986), p. 300-303.

12. K. Vonk, 'De zon, de liturgie en de preek', in Weekblad der Nederlandsche Hervormde Kerk 30 (21 december 1946) nr. 51, opgenomen in O. Noordmans, V.W. dl. 6, p. 297-299. - De heer Vonk (1906-1983) werd in 1933 als jurist aangesteld aan het ministerie van Economische Zaken. Op dit departement bekleedde hij verschillende functies. Van 1959-1976 was hij buitengewoon hoogleraar in de verkeersen vervoerseconomie aan de Universiteit van Amsterdam.

13. O. Noordmans, Liturgie (Amsterdam 1939), opgenomen in V.W, dl. 6, p. 45-164.

14. O. Noordmans, a.w., p. 131.

15. O. Noordmans, a.w., p. 132.

16. O. Noordmans, a.w., p. 133.

17. Brief Willem B. Visser - O. Noordmans, 28 juni 1949.

18. G. van der Leeuw, Liturgische kennis voor den organist (Arnhem 1944), p. 30v.

19. W. Balke en H. Oostenbrink-Evers (bew.), De Commissie voor de Kerkorde (1945-1950). Bouwplan, agendastukken en notulen van de vergaderingen ter voorbereiding van de nieuwe kerkorde (1951) van de Nederlandse Hervormde Kerk (Zoetermeer 1993), p. 497v.

20. R. Dijkstra, a.w., p. 472. Vgl. J.J. Buskes, 'Dr. O. Noordmans', in Hoera voor het leven (Amsterdam 1959), p. 219v.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1998

DNK | 64 Pagina's

HET ORGEL ‘EEN HEMELSE HEILIGHEID’?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1998

DNK | 64 Pagina's