GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

GRV - QUO VADIS?

Ethisch conflict en doorgaande reformatie op vakantie: de Gereformeerde Reisvereniging, 1954-2000

56 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ruben van Luijk is student geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht. Adres: Nieuwe Binnenweg 158a, 3015 BG Rotterdam.

Ethisch conflict en doorgaande reformatie op vakantie: de Gereformeerde Reisvereniging, 1954-2000

Een vergeten organisatie?

'GRV Holiday onderdeel Amicitia', kopte het Nederlands Dagblad op 27 maart 2000 boven een onopvallend berichtje van een vijftigtal regels. De Gereformeerde Reisvereniging (GRV) ZOU voortaan niet langer meer zelfstandig reizen organiseren, meldde het artikel, maar deel gaan uitmaken van de reformatorische reisorganisatie Amicitia. 1

Daarmee was aan het bestaan van de enige gereformeerd-vrijgemaakte reisorganisator feitelijk een einde gekomen. Het nieuws van het einde van de GRV ging echter verloren in het rumoer van de collectieve drang tot ontzuiling die zich in de jaren negentig plotseling van de vrijgemaakte gezindte meester lijkt te hebben gemaakt. Het GPV fuseerde met de RPF, het Nederlands Dagblad noemde zich krant 'voor christelijk Nederland', de vrijgemaakte vakbond GMV wenste een bredere koers te varen dan voorheen en het eigen onderwijs was voor veel vrij gemaakte ouders niet meer een vanzelfsprekende keuze. Het is niet vreemd dat de sluipende teloorgang van een relatief kleine organisatie als de GRV in deze context bijna ongemerkt voorbij lijkt te zijn gegaan. Toch vormde de eigen reisvereniging decennialang een kenmerkend onderdeel van het vrij gemaakt-gereformeerde leven en het spectrum aan vrij gemaakt-gereformeerde organisaties. Voor generaties vrijgemaakten was de GRV de organisatie waarmee ze hun eerste buitenlandse reis maakten of hun latere partner opdeden. De geschiedenis van de vereniging is dan ook meer dan een vluchtige blik waard.

Een 'vermetele poging'

Het begin van de Gereformeerde Reisvereniging was - in de woorden van een tijdgenoot-'heel schuchter en sober' . 2 Opmaat tot de oprichting van de reisorganisatie vormde een advertentie op 24 juli 1954 van een zekere mevrouw R.A.F. Kobs-Strickling uit Leiden in het Gere-

formeerd Gezinsblad, het lijfblad van de toenmalige gereformeerdvrij gemaakten. De inhoud van het schrijven was betrekkelijk summier: 'Brs. en zrs. die met ons van mening zijn dat een reisclub, uit onze eigen gelederen gevormd, in een behoefte zou voorzien, melde ons hun instemming en vr. nad. inlichting.' 3 Een inzender werd niet genoemd, onder de tekst stond slechts een correspondentienummer vermeld.

Op de advertentie kwamen zestig adhesiebetuigingen binnen. Via een nieuwe annonce in het Gezinsblad werd een oprichtingvergadering belegd. Op deze bijeenkomst, die plaatsvond op 16 oktober 1954 in 'De Haardstede' te Amersfoort, werd overgegaan tot de oprichting van een 'Gereformeerde Reisvereniging'. De drieëndertig aanwezigen riepen de jonge kunsthistoricus dr. H.R. Rookmaaker tot voorlopig voorzitter uit. 4

Vanwaar deze klaarblijkelijke behoefte aan een 'reisclub uit eigen gelederen'? In het eerste nummer van het gestencilde verenigingsblad wijdde mevrouw Kobs-Strickling enige korte woorden aan de motieven die haar tot haar initiatief gebracht hadden. 'Reeds vele jaren achtereen, ' verklaarde zij, 'steeds wanneer de vakantie in zicht kwam, hoorden we van verschillende kanten de verzuchting slaken: 'Hadden we toch maar een eigen reisclub.' De jongelui verlangden naar de mogelijkheid om met jongens en meisjes van eigen leeftijd verantwoord vakantie te houden.' 5

Een ontroerend eenvoudige voorstelling van zaken. Maar zij vertelt niet het hele verhaal. De oprichting van de GRV stond niet op zichzelf. De kersverse reisvereniging had de stroom mee in het toenmalige vrijgemaakte kerkverband, dat was ontstaan na de Vrijmaking van 1944 en volgende jaren, toen een kleine honderdduizend leden van de Gereformeerde Kerken na een dogmatische en kerkrechtelijk conflict dat kerkverband verlieten en zich verenigden in de Gereformeerde Kerken 'onderhoudende artikel 31 van de Dordtse Kerkenordening' (veelal 'vrijgemaakt' genoemd). Deze uitgetreden gereformeerden hadden tot de actieve en meelevende kern van het oude, door hen nu als synodaal-gereformeerd betitelde kerkverband behoord, en zij stonden ook in het nieuwe kerkverband hun mannetje. Binnen enkele jaren kende de vrijgemaakte kring een ware hausse aan eigen organisatievorming, naast en tegenover de vele reeds bestaande christelijke en gereformeerde organisaties, en recht tegen de algemene tendens tot ontzuiling binnen de samenleving als geheel in. In 1948 was het al tot oprichting van een eigen vrijgemaakte periodiek gekomen, het eerder genoemde Gereformeerde Gezinsblad (later voortgezet als het huidige Nederlands Dagblad), in 1949 volgde een

eigen politieke partij, het Gereformeerd Politiek Verbond; in de jaren daarna werd begonnen met het opzetten van eigen onderwijs, wat in 1950 resulteerde in een gereformeerde opleiding voor onderwijzers in Enschede; in 1953 ten slotte werd een eigen vakbond in het leven geroepen, het Gereformeerd Maatschappelijk Verbond. 6 De Gereformeerde Reisvereniging paste naadloos in deze trend. Hetzelfde complex van factoren dat had geleid tot vorming van deze en andere organisaties vormde ook de achtergrond voor de totstandkoming van de nieuwe gereformeerde reisorganisatie.

De GRV versus de NCRV

De GRV betrad bij haar oprichting een niet bepaald maagdelijke markt. Er waren al verscheidene andere reisorganisaties actief die zich specifiek op het protestants-christelijke volksdeel richtten, waarbij met name de Nederlandse Christelijke Reis Vereniging (NCRV) genoemd moet worden. 7 De 'verwatering' van de NCRV was vele vrijgemaakten een doorn in het oog. Mevrouw Kobs-Strickling zou zich later weten te herinneren dat het juist ook gesprekken met 'jonge kerkleden' waren geweest die zich bij de NCRV steeds minder thuis voelden, die voor haar aanleiding hadden gevormd 'een visje uit te gooien' met betrekking tot een eigen reisclub. 8 Voor de beschouwer op afstand van plaats en tijd lijkt het bij deze morele teloorgang meestal niet om zeer schokkende gevallen te gaan: de jaren zestig waren nog ver weg. 9 Niettemin zou de NCRV in de komende jaren voor de GRV eenzelfde rol van vijandbeeld gaan vervullen die de synodaal Gereformeerde Kerken al binnen de vrijgemaakte kerken als geheel innamen. 10 Meer nog dan met vermeend zedelijk verval had dat te maken met de positiekeuze van de NCRV, die zich uitdrukkelijk profileerde als algemeen-christelijke, zelfs oecumenische organisatie, die over de kerkmuren heen samenbindend wilde zijn onder protestantse christenen. Deze interkerkelijkheid was anathema voor het grootste deel van de GRV-ers. Dat had alles te maken met twee andere begrippen die in het vrijgemaakte denken van deze tijd een hoofdrol vervulden: het idee van 'doorgaande reformatie' en dat van het zogenaamde 'ethisch conflict'. Deze begrippen duidden op een neiging bij menig vrijgemaakte de kerkscheuring van 1944 niet als een incident te beschouwen, maar als een breuk, die vanwege haar principieel karakter op elk levensterrein diende te worden doorgetrokken.

Doorgaande reformatie en de GRV

Voor veel vrijgemaakten was de losmaking uit het synodale kerkverband in 1944 een daad van reformatie geweest, een terugkeer naar

de door de bijbel voorgeschreven kerkelijke weg, vergelijkbaar met wat Luther had gedaan in 1517 en de afgescheiden voorvaderen in 1834. In navolging van wat Schilder had geschreven over het 'cultuurmandaat' kon en mocht deze reformatie niet beperkt blijven tot de 'binnenkamer' van het kerkgebouw. Het geloof, en dus het kerk-zijn, had consequenties voor alle levensterreinen. Zoals de redacteur van het GRV-blad het in 1964 zou verwoorden: 'Onze ogen zijn weer opengegaan voor de allesbeheersende plaats die de kerk inneemt in ons leven. Daar vallen alle beslissingen.'"

De reformatie die zich in de kerk gemanifesteerd had, zou zich in optiek van de aanhangers van deze doorgaande reformatie-gedachte ook moeten uitbreiden naar de diverse maatschappelijke organisaties die aan de kerk gelieerd waren. Deze zouden eveneens moeten worden 'vrijgemaakt'. Omdat vrijgemaakten in deze organisaties meestal een minderheidspositie innamen, was dit ideaal doorgaans tot mislukken gedoemd. Daar kwam nog bij dat het idee van de doorgaande reformatie zich meer en meer koppelde aan dat van de 'ware kerk', waarvan de plaatselijke vrijgemaakt Gereformeerde Kerken de enige werkelijke vertegenwoordiging zouden zijn. Omdat de kerk 'alles-beheersend' was, moesten ook de andere maatschappelijke organisatievormen strak langs kerkelijke lijnen worden georganiseerd. Interkerkelijkheid was in deze uit den boze: eerst was het zaak elkaar te vinden in de kern van het juiste geloven en het juiste belijden (en dus de juiste kerkelijke positiekeuze), daarna pas was het mogelijk gezamenlijk in de samenleving actief te zijn.

In de praktijk uitte dit zich in de oprichting van de reeks G-organisaties waaraan al eerder gerefereerd is. Deze werden ondubbelzinnig en onverbloemd aan de kerk gelieerd. In deze campagne om het hele leven op 'onvervalst gereformeerde leest' te schoeien, was de vorming van de GRV haast een logisch, bijna onvermijdelijk vervolg. Niet zo gauw was het dan ook tot vorming van de reisorganisatie gekomen, of men begon met het zeker stellen van de eigen vrijgemaakte identiteit in de statuten. Volgend op de tenaamstelling van de nieuwe vereniging luidde artikel 2 daarvan meteen: 'De grondslag van de vereniging is het Woord Gods, zoals de Gereformeerde Kerken in Nederland daaromtrent belijdenis hebben gedaan in hun Drie Formulieren van Enigheid. Onder Gereformeerde Kerken wordt in deze statuten, alsmede in het huishoudelijk reglement verstaan, die Gereformeerde Kerken, die ten tijde van de oprichting van de vereniging postaal worden aangeduid: onderhoudende art. 31 K.O.' 12 Vanaf het begin zou er geen misverstand over hoeven te bestaan: de GRV kon en wilde 'niet anders dan een dochter van de kerk zijn'.' 3

'In rust en vrede op vakantie'

Een ander begrip dat van cruciaal belang is voor een juist begrip van de wordingsgeschiedenis van de GRV, is het zogenaamde 'ethisch conflict'. Dit betrof de verhouding van de vrij gemaakt-gereformeerden met de 'achtergebleven' synodalen. Al snel na de Vrijmaking begon het voor veel betrokkenen duidelijk te worden dat de kerkelijke wegen definitief uiteen waren gegaan. In de verschillende maatschappelijke organisaties van protestants-christelijke oriëntatie, die sedert Abraham Kuyper grotendeels door gereformeerden werden gedomineerd, was men echter nog steeds genoodzaakt met elkaar samen te werken. Hoe was dit mogelijk als men elkaar zojuist vanaf de kansel nog in alle toonaarden had verketterd? De vrijgemaakte hoogleraar K. Schilder zelf had dit probleem al in 1947 in kenmerkend scherpe bewoordingen aan de orde gesteld. 'Een groep, die zo infaam onwaardig spreken kan, als de synodale rapporteurs gedaan hebben (...)' schreef hij dat jaar in het vrijgemaakte kerkelijke weekblad De Reformatie, 'en die daarin gevolgd wordt door tienduizenden die niet eens de moeite nemen, zich er intensief mee bezig te houden, en die aan wat jachtige propagandajokkentjes van een paar professoren genoeg hebben om zich van medearbeiders in Gods Rijk te ontdoen, is geen vertrouwen meer waard. Het conflict ligt op ethisch gebied.' 14

Niet alleen was er sprake van een vertrouwenscrisis, vrijgemaakten voelden zich in veel gevallen ook gediscrimineerd binnen de algemeen-christelijke organisaties, met de nek aangekeken vaak. In 1970, toen deze kwestie om een andere reden weer volop actueel zou zijn geworden, kon toenmalig GRv-voorzitter H.W. Rodink dan ook stellen dat de 'diepste grond' voor de oprichting van de eigen reisvereniging gelegen was 'in de beleving van de gemeenschap der heiligen'. 'Als vrijgemaakten liep je ook in die dagen reeds steeds in de gaten. Je voelde je niet thuis in die gemêleerde gezelschappen en met name op de zondagen voelde je je een vreemde eend in de bijt. Over de preek en de kerk kon maar nauwelijks gesproken worden; je was dan dat vreemde buitenbeentje. En de tafelgebeden van je medereisgenoten kon je dikwijls niet meebidden. Trof je enkele andere vrijgemaakten, dan had je geluk, maar niet zodra kwam er een ander aan, dan ging de kerk, waarover je het juist had met een medebroeder of zuster, gauw onder tafel en werd het gesprek voortgezet over de bergen of het mooie weer. En omdat dat de mensen niet langer voldeed kwam de behoefte naar boven aan een reisgezelschap, waarin je het over die dingen eens was met elkaar en waarin je met elkaar spreken kon over de dingen, waar je hart vol van was.' 15

De 'kwestie Rookmaaker'

Opgemerkt moet worden dat de zienswijzen van de enthousiaste adepten van de 'doorgaande reformatie' zeker niet door alle vrijgemaakten gedeeld werden. Velen bleven de oude interdenominale organisaties trouw, en ook in latere jaren bleven talrijke vrijgemaakten met de NCRV op vakantie gaan. Ironisch genoeg was ook de toenmalige voorzitter van de NCRV, dr. Arie van Deursen, in 1944 met de Vrijmaking meegegaan. Vanuit deze hoek kreeg de GRV veelvuldig het verwijt 'de kerkelijke eenheid te verscheuren'. 16

Ook onder vrijgemaakten die wel in de G-organisaties participeerden, bestond echter veel verschil van mening over de beoogde aard en opzet van de nieuwe organisaties. Ook binnen de GRV zouden deze tegenstellingen spoedig aan het licht komen. Dat de GRV de gesloten vrijgemaakte organisatie zou worden waartoe de vereniging later uitgroeide, lag op dat moment nog allerminst vast. Nog voor de reisvereniging goed en wel haar eerste reis had kunnen organiseren, werd zij echter al het toneel van een diepgaand inhoudelijk conflict tussen het bestuur en zijn kersverse 'voorlopig voorzitter' H.R. Rookmaaker.

Rookmaaker was zeker voorstander van een doorgaande reformatie. In zijn openingswoord tijdens de eerste ledenvergadering van de GRV op i5januari 1955, waarin zeer vaak de naam van de HEERE met hoofdletters aangehaald wordt, liet hij niet na te hameren op het belang van gereformeerd reizen en gereformeerd kamperen. In het verenigingsorgaan ging hij hier niet veel later nogmaals expliciet op in. 'Zoals u uit mijn openingswoord op de laatste ledenvergadering hebt kunnen opmaken, ' schreef de jonge kunsthistoricus, 'geloof ik, dat we ons werk niet in de eerste plaats moeten zien als een vrijgemaakt 'onderonsje', maar als een middel om elkaar als broeders en zusters te helpen, niet alleen met onze kennis en ervaring, maar ook om samen te werken aan de reformatie van onze levensstijl, waarbij het reizen niet vergeten mag worden en belangrijk hulpmiddel kan zijn.' 17 Gereformeerd reizen onderscheidde zich volgens de voorlopig voorzitter ook in andere zaken dan bijvoorbeeld alleen de zondagsheiliging, al gaf hij toe dat het 'wellicht niet zo gemakkelijk direct in woorden uit te drukken was' waarin dan wel. Van een organisatievorming op basis van het ware kerk-idee moest hij in ieder geval niets hebben, een aversie die hij niet onder stoelen of banken stak. In zijn openingswoord al had hij zich hierover, bijna (of wellicht juist niet) over de hoofden van zijn publiek heen, op welhaast profetische wijze uitgelaten. Het was niet voldoende, zo bezwoer hij, zich 'te distanciëren van die anderen'; men moest ook 'positief bouwen'.

De 'kwestie Rookmaaker'

Opgemerkt moet worden dat de zienswijzen van de enthousiaste adepten van de 'doorgaande reformatie' zeker niet door alle vrijgemaakten gedeeld werden. Velen bleven de oude interdenominale organisaties trouw, en ook in latere jaren bleven talrijke vrijgemaakten met de NCRV op vakantie gaan. Ironisch genoeg was ook de toenmalige voorzitter van de NCRV, dr. Arie van Deursen, in 1944 met de Vrijmaking meegegaan. Vanuit deze hoek kreeg de GRV veelvuldig het verwijt 'de kerkelijke eenheid te verscheuren'. 16

Ook onder vrijgemaakten die wel in de G-organisaties participeerden, bestond echter veel verschil van mening over de beoogde aard en opzet van de nieuwe organisaties. Ook binnen de GRV zouden deze tegenstellingen spoedig aan het licht komen. Dat de GRV de gesloten vrijgemaakte organisatie zou worden waartoe de vereniging later uitgroeide, lag op dat moment nog allerminst vast. Nog voor de reisvereniging goed en wel haar eerste reis had kunnen organiseren, werd zij echter al het toneel van een diepgaand inhoudelijk conflict tussen het bestuur en zijn kersverse 'voorlopig voorzitter' H.R. Rookmaaker.

Rookmaaker was zeker voorstander van een doorgaande reformatie. In zijn openingswoord tijdens de eerste ledenvergadering van de GRV op i5januari 1955, waarin zeer vaak de naam van de HEERE met hoofdletters aangehaald wordt, liet hij niet na te hameren op het belang van gereformeerd reizen en gereformeerd kamperen. In het verenigingsorgaan ging hij hier niet veel later nogmaals expliciet op in. 'Zoals u uit mijn openingswoord op de laatste ledenvergadering hebt kunnen opmaken, ' schreef de jonge kunsthistoricus, 'geloof ik, dat we ons werk niet in de eerste plaats moeten zien als een vrijgemaakt 'onderonsje', maar als een middel om elkaar als broeders en zusters te helpen, niet alleen met onze kennis en ervaring, maar ook om samen te werken aan de reformatie van onze levensstijl, waarbij het reizen niet vergeten mag worden en belangrijk hulpmiddel kan zijn.'' 7 Gereformeerd reizen onderscheidde zich volgens de voorlopig voorzitter ook in andere zaken dan bijvoorbeeld alleen de zondagsheiliging, al gaf hij toe dat het 'wellicht niet zo gemakkelijk direct in woorden uit te drukken was' waarin dan wel. Van een organisatievorming op basis van het ware kerk-idee moest hij in ieder geval niets hebben, een aversie die hij niet onder stoelen of banken stak. In zijn openingswoord al had hij zich hierover, bijna (of wellicht juist niet) over de hoofden van zijn publiek heen, op welhaast profetische wijze uitgelaten. Het was niet voldoende, zo bezwoer hij, zich 'te distanciëren van die anderen'; men moest ook 'positief bouwen'.

'Indien wij dat niét doen, maar in eigengereidheid ons eigen coterietje opbouwen, ons eigen zaakje met een heining omgeven roepende, des HEEREN tempel, des HEEREN tempel zijn deze, en dan ook doof zijn, niet alleen voor hetgeen door de tegenstanders van Gods Woord gezegd wordt, maar ook voor het profetische woord door broeders, al dan niet ambtsdragers, uit ons midden gesproken, onszelf in eigen wijsheid uitverkorenen achtende en horende doof en ziende blind zijn voor hetgeen er onder ons wellicht aan zonde en onrecht geschiedt - als we zo, niet godvruchtig maar farizeïsch arbeiden om onszelf veilig te stellen en van eigen heiligheid te genietfen], dan zeg ik u dat het gaan zal als in Haggaï geschreven staat: dat de HEERE zal blazen in al deze werken onzer handen. En ook al hadden wij wel op veel gerekend, het liep op weinig uit.' 18

Doorgaande reformatie leek voor Rookmaaker een meer persoonlijk en tegelijk meer veelomvattend begrip. Reizen was voor hem een middel om werkelijk in contact te komen met het andere en de ander en diepgaand Gods 'majesteit vanuit Zijn werken' te ervaren. 19 De rest van het bestuur vond dit alles 'uiteraard ook van enorm belang' , 2 " maar stelde toch andere prioriteiten. De onderlinge tegenstellingen zouden al zeer snel aan de oppervlakte komen, naar aanleiding van het schijnbaar futiele vraagstuk van de introducés.

Te gast bij de GRV

De GRV was een vereniging en geen commercieel reisbureau, en als zodanig stonden haar reizen in principe alleen open voor eigen leden. Daar dezen wellicht ook wel eens vrienden of familieleden mee op vakantie wilden nemen - ook later was slechts een beperkt deel van de vrijgemaakten daadwerkelijk lid van de eigen reisorganisatie - had het bestuur een introducéregeling ontworpen. Over de exacte inhoud van deze regeling ontstond ernstige onenigheid tussen voorzitter Rookmaaker en de rest van het bestuur. Waar men het precies over oneens was, valt uit de bronnen niet meer ondubbelzinnig op te maken. Duidelijk is wel dat Rookmaaker een ruimer introducébeleid voorstond en het introducéschap waarschijnlijk open wilde stellen voor christenen uit andere kerken 'die prijs stelden op een christelijke levensstijl' 21 - al wilde hij de GRV zeker niet omvormen tot een pendant van de NCRV. Zijn medebestuursleden daarentegen hielden onverkort vast aan het principe dat ook introducés volwaardig lid moesten zijn van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. In dezelfde editie van het GRV-blad waarin Rookmaaker ijverde voor 'reformatie van onze levensstijl' legde secretaris Feringa de regels met betrekking tot de introducés nog eens uit, zoals die 'na lange bespreking' door het

bestuur waren vastgesteld. Geïntroduceerden dienden lid te zijn van 'een Geref. Kerk (onderh. Art. 31 K.O.)': enkel in geval van een gemengd huwelijk kon een GRV-lid 'de niet vrijgemaakte 'huwelijkspartner' introduceren'. 22

Het verschil van mening leidde uiteindelijk tot het terugtreden van Rookmaaker. In het GRV-blad werd enigszins enigmatisch gemeld dat de heer Rookmaaker had gemeend 'dat het juister was zich uit het bestuur terug te trekken' omdat hij 'zich niet kon verenigen met het beleid zoals de meerderheid van het bestuur dat voorstond ten aanzien van de introduktie' . 23 Rookmaaker zelf wijdde enkele bondige woorden aan zijn aftreden onderaan de publicatie van zijn openingstoespraak, in een voetnoot bij precies die zinsnede waarin hij de staf brak over het soort vrijgemaakten dat niets anders wenste dan hun 'eigen zaakje met een heining omgeven'. Hij verklaarde hierin tot zijn stap gekomen te zijn 'daar het bestuur m.i. teveel deze hier gesignaleerde gevaarlijke richting op wilde door in het door mij uitgestippelde beleid t.a.v. introducé's (dat wars was van ieder relativisme of interkerkelijkheidsstreven) geen vertrouwen te willen schenken' , 24

In het huishoudelijk reglement werd vastgelegd dat niet alleen de leden van de vereniging, maar ook de introducés tijdens de reizen lidmaat moesten zijn van de Gereformeerde kerken 'onderhoudende artikel 31 K.O.' 25 De GRV ZOU voortaan vast de koers van doorgaande reformatie varen. Tekenend in dit verband was de benoeming in het bestuur enkele jaren later van de vrijgemaakt-gereformeerde predikant W.G. de Vries, schoonzoon van Schilder en een enthousiaste voorstander van het 'program' van doorgaande reformatie. Nog jaren later zou men in het verenigingsblad herhaaldelijk 'met dankbaarheid' opmerken hoe het bestuur in deze kwestie 'het goede spoor' had weten te houden. 26

Op reis met de GRV

Het zou echter een vertekend beeld geven van de GRV wanneer de geschiedenis van de organisatie slechts aan de hand van inhoudelijke kwesties werd beschreven. De vereniging had immers ook een product af te leveren: er moest gereisd worden. De beginjaren van de reisvereniging lijken bovenal in het teken te hebben gestaan van onbevangen vakantieplezier, in een sfeer die terugkijkend bijna een gevoel van 'grefostalgie' oproept. Tot de eerste vakanties die de piepjonge reisorganisatie aanbood, behoorden een reis naar Lugano in Italië (waarbij 'per raderboot' een tocht over het LagoMaggiore werd gemaakt) en een trektocht door de Oostenrijkse Tirol. Over die laatste reis verscheen op 29 juni 1955 een jubelend artikel in het Gerefor-

meerd Gezinsblad. Wat was het toch heerlijk, schreef de vrijgemaakte krant, om te mogen genieten van Gods schone schepping 'en nog wel met broeders en zusters in de Here. (...) Want dan eerst is het mogelijk ook op reis, met mensen uit verschillende kringen en variërende leeftijd, een homogeen gezelschap te vormen, omdat voor allen Gods Woord richtsnoer is voor geheel het leven, waardoor ook onze levensstijl op reis wordt bepaald. Dat we thans zó kunnen reizen hebben we onmiddellijk te danken aan het initiatief van onze Gereformeerde Reisvereniging, eind 1954 opgericht, en nu al zó actief, dat talrijke tochten voorbereid zijn en voor uitvoering gereed, en een grote reis, die naar Oostenrijk en Italië, reeds volbracht is.' 27

Een verslag van een overnachting in een alpenhut in één van de mededelingbladen uit 1957 geeft een aardig beeld van hoe vakantievieren in die tijd nog ging. 'Zacht neuriën een paar meisjes een bekende melodie 'Herrliche Berge, Sonnige Höhe'. Glimlachend, met een blik van verstandhouding, wordt er even door de bijna beslagen ruitjes naar de natte, donkere bergen buiten gekeken. Dan duurt het ook niet lang meer of een paar donkere mannenstemmen uit de andere hoek mengen zich hierin. Snel wordt een goede toonhoogte gezocht en dan zingen bijna allen mede, van het gloeien der harten, het verlangen naar de bergen, het loflied op 'Kein schoner Land in dieser Welt'.' 28

Wat betreft de praktische kant van het reizen lijkt men zich vooral op het model van de NCRV te hebben gebaseerd. Daarbij was er in de eerste jaren onvermijdelijk sprake van een flinke dosis amateurisme. In een vroege editie van het GRV-blad vroeg de voorzitter leden in het bezit van 'kaarten, reisgidsen als Guide Blue en Baedeker, studiegidsen' en ander documentatiemateriaal deze ter beschikking van de vereniging te stellen. 29 Reisleiders hadden zelf soms nauwelijks reiservaring. Tijdens de eerste Oostenrijkreis bleek de gehuurde bus niet opgewassen te zijn tegen de hoge bergpassen. Gedurende veel reizen bleef het ook jaren daarna nog gebruikelijk dat de deelnemers zelf corvee hadden.

'Volgend jaar weer mee'

De reizen in verenigingsverband vertoonden al vrij snel alle kenmerken van wat later de typische GRV-Vakantie zou worden: dagelijks een stichtelijke dagsluiting, 's zondags tweemaal preeklezen en na thuiskomst de traditionele reünie. Bij terugkeer werd vaak op poëtische wijze uiting gegeven aan de opgedane vakantie-impressies. 'We waren één van zin', dichtte een dankbare reiziger bijvoorbeeld in 1956,

Geen wanklank werd er ooit gehoord De kerk stond middenin. We zeggen daarom tot 't bestuur Van onze G.R.V. We gaan zo God ons 't leven schenkt Een volgend jaar weer mee. 30

Jaarlijks was er de algemene ledenvergadering, met na afloop het informele samenzijn tijdens de zogenaamde 'Grote Reünie'.

De vereniging timmerde enthousiast aan de weg, onder andere met filmavonden door het hele land. Dat de GRV duidelijk aan een behoefte voldeed, bleek ook uit de stormachtige groei die de reisorganisatie doormaakte. Binnen enkele jaren telde de vereniging al honderden leden, en in 1958 was het aanbod aan vakanties zo gegroeid, dat er voor het eerst een 'professionele' reisgids kon worden aangeboden. In datzelfde jaar kocht de reisorganisatie haar eerste bungalows. In 1965 volgde de eerste vliegreis, in 1967 de eerste Israël-reis. Door het Wirtschaftswunder van de jaren zestig konden meer en meer vrijgemaakten zich een vakantie veroorloven, en de GRV profiteerde volop van deze ontwikkeling. 'Er is voorspeld, ' melden de notulen van een bestuursvergadering uit 1969 met een voor die tijd typerend optimisme, 'dat er in het jaar 2000 nog slechts 25 uur zal worden gewerkt, verdeeld over 3 werkdagen. Heeft de vereniging niet de taak te voorzien in de steeds groter wordende behoefte aan recreatie in de vrije tijd? ' 3 '

Desondanks was nog lang niet elke vrijgemaakte overtuigd van het bestaansrecht van de organisatie. In de artikelen in het eigen orgaan proeft men keer op keer een behoefte de eigen raison d'être helder te maken, ook tegenover de eigen leden. 'Het zal u niet onbekend zijn, ' schreef het bestuur in 1959 in een 'open brief' aan de leden, 'dat er in onze kring nog vele broeders en zusters zijn die rustig elk jaar met allerlei gemengde gezelschappen en clubs erop uit trekken. (...) Er moet iets niet in orde zijn bij zulke mensen. Onze G.R.V. is toch niet zo maar een liefhebberijtje van mensen die er een hobby van maken om zich in hun kringetje op te sluiten. Eerlijk gezegd begrijpen wij niet dat men nog zo dikwijls de vraag stelt: Is die G.R.V. nu wel nodig? Zijn dan zoveel mensen helemaal onbewust in de bocht van de Vrijmaking meegetrokken? En hebben ze daarna een punt gezet achter de kerkkwestie? ' 32

Een snelle blik op de cijfers leert dat de GRV ook in haar bloeitijd nooit meer dan tien procent van de vrijgemaakte belijdende leden als lid van de vereniging telde. In een willekeurig jaar ging van het totale

aantal vrijgemaakten hoogstens een kleine drie procent met de GRV op vakantie. 33 Toch vertellen de statistieken hierin niet het hele verhaal. Meer en meer wist de GRV zich een plaats te verwerven als onderdeel van het 'normale vrijgemaakte leven'. 'Reizen met de GRV was nooit verplicht, wel een bepaalde gewoonte, ' zoals een GRV-pionier het jaren na dato formuleerde. 34

De GRV als huwelijksmarkt

Een aspect dat zeker niet buiten beschouwing kan worden gelaten, is de rol van de GRV als plek waar deelnemers hun toekomstige (levens)partner ontmoeten. Dat de reizen van de GRV mede gericht waren op de vrijgemaakte 'die de gemeenschap met geloofsgenoten begeert' , 35 is een feit dat door zowel in-als outsiders werd onderkend. Vooral de jongerenreizen hadden op dit gebied een zekere naam. 36

In hoeverre lag de functie van huwelijksmarkt expliciet in de bedoeling van de oprichters van de GRV? Betrokkenen menen van niet en in de stukken uit de begintijd van de vereniging wordt deze reden ook niet genoemd (al zal men zich herinneren dat het verlangen van de jongelui 'om met jongens en meisjes van eigen leeftijd verantwoord vakantie te houden' voor mevrouw Kobs-Strickling mede aanleiding was geweest om tot de vorming van een eigen reisclub over te gaan). In een terugblik uit 1964 noemt de GRV-bladredacteur J. van Milligen het gevaar van gemengde verkering wel als belangrijke motivatie voor de totstandkoming van een eigen reisvereniging. 37 De strikte lijn van het bestuur ten opzichte van de introducés lijkt - in ieder geval in later tijd - ook zeker gedeeltelijk ingegeven door de behoefte de eigen jeugd te beschermen. Feit is in ieder geval dat pas in 1956 de eerste 'jongerenkampen' werden georganiseerd: deze vonden aanvankelijk op het Waddeneiland Vlieland plaats en werden onmiddellijk een doorslaand succes.

Hoe het ook zij, de GRV deed niet moeilijk over haar nevenfunctie toen deze zich eenmaal manifesteerde. Reeds in één van de eerste jaargangen van het GRV-blad treft men onder het kopje 'G.R.V.-SUC-CESSEN - ter navolging!!' verlovingsadvertenties aan van deelnemers aan jeugdreizen. 38 Ook in later jaren werd geregeld en niet zonder trots gerefereerd aan de belangrijke bijdrage die de GRV mocht bieden aan 'het bewaren van de jeugd van de kerk voor elkaar en bovenal voor de God van ons leven'. 39

De verhalen onderstrepen de vaak vergeten rol die de GRV speelde in het vergroten van de sociale horizon van haar leden. In een tijd waarin een vakantie nog niet zo vanzelfsprekend was als tegenwoordig en jeugdverenigingen nog niet op kamp gingen, vormde een reis

met de gereformeerde reisorganisatie soms de enige kans om iets van de buitenwereld te zien. Tijdens de vakanties van de reisvereniging konden jongeren van bijvoorbeeld het Friese platteland kennismaken met jeugd uit het stadse westen. Betrouwbaar statistisch materiaal over het aantal 'GRV-huwelijken' ontbreekt uiteraard. Maar het is duidelijk dat de GRV, naast bijvoorbeeld de studentenverenigingen en de bondsdagen, een belangrijke gelegenheid bood voor vrijgemaakte jongeren uit verschillende regio's om met elkaar in contact te komen. Veel jongelui, memoreerde voorzitter Rodink in een toespraak uit 1970, 'gaan meteen GRV-reis mee in de hoop tijdens de reis de jongen of het meisje van hun keuze te vinden. En het is ons bekend, dat vele ouders met grote spanning er naar uitzien of zoonlief na een GRV-reis nu eindelijk eens met een toekomstige vrouw op de proppen komt.' 40

De GRV en de buitenverband-kwestie

De GRV-voorzitter maakte zijn opmerking over hoopvolle jongens en meisjes overigens in een wel zeer specifieke historische context. In 1970 kreeg de vrijgemaakte organisatie namelijk opnieuw te maken met een heftige inhoudelijke crisis. Aanleiding hiervoor was de zogenaamde Open Brief-kwestie, een conflict dat de vrijgemaakte wereld al jaren verdeeld hield en uiteindelijk eindjaren zestig zou leiden tot een kerkscheuring. Op verschillende plekken in Nederland waren vrijgemaakte kerken en zelfs een complete classis buiten verband geraakt of geplaatst. Deze kerken buiten verband zouden zich uiteindelijk verenigen in de Nederlands Gereformeerde Kerken. De kerkscheuring liep dwars door de gelederen van de reisorganisatie, en na het probleem jarenlang te hebben genegeerd, kon het bestuur in 1970 niet meer om het netelige kwestie heen.

De kwestie spitste zich toe op het formele vraagstuk wie nu de kerken 'onderhoudende art. 31 K.O.' waren die in de statuten werden genoemd. Er waren op dat moment immers op talrijke plaatsen twee kerken die beweerden de vrijgemaakte kerk ter plaatse te zijn? Op 6 juni 1970 besloot het bestuur van de GRV - na langdurige interne discussie - de 'buitenverbanders' voortaan bij de reisvereniging te weigeren. Met de in de statuten aangeduide 'Gereformeerde kerken onderhoudende artikel 31 K.O. ' zouden voortaan bedoeld worden 'die kerken, die zich geconformeerd hebben aan de besluiten van de gereformeerde generale synode van Hoogeveen, gehouden in de jaren 1969/1970, ten aanzien van het kerkverband': de 'binnenverbanders' dus. 41

. Gezien de ontstaansgeschiedenis van de GRV was deze beslissing bijna logisch te noemen: een belangrijke reden voor de oprichting van

de reisorganisatie was nu juist te voorkomen dat dit soort kerkelijke kwesties het vakantieplezier van de leden vergalden. Men moest 'in vrede en rust' op vakantie kunnen gaan. Toch was er een subtiele accentverschuiving opgetreden: van een buitengesloten partij was de GRV nu buitensluitende partij geworden. Het bestuur vond het dan ook nodig inderhaast een buitengewone ledenvergadering te beleggen om de stemming onder de achterban te peilen. In zijn openingstoespraak op de drukbezochte bijeenkomst wees Rodink met nadruk terug naar de kwestie-Rookmaaker, maar vooral ook naar de ideeën die de initiatiefnemers van de reisvereniging bezield hadden. Wat de oprichters van de GRV in 1954 begeerden, betoogde de voorzitter, was 'die volle gemeenschap, die toch pas beleefd kan worden onder de ene kansel en aan de ene avondsmaaltafel (...) En is die gemeenschap nu niet weer opnieuw geschonden? Tot ons grote verdriet, het zij er uitdrukkelijk bij gezegd. Stokt het gesprek over de kerk, over de Schooldag, over de Theol. Hogeschool, over het avondmaal om slechts enkele zeer belangrijke dingen te noemen, ook nu niet tijdens een reis.' En daarbij kwam dan nog het schrikbeeld van gemengde verkeringen onder de jongere generatie. Tot voor kort had de GRV juist altijd de garantie geboden dat 'zoonlief' enkel 'met een meisje van de kerk' van vakantie zou kunnen thuiskomen. 'Die zekerheid bestaat nu niet meer.' 42

De strikte koers van het GRV-bestuur kon op de instemming van het gros van de leden rekenen, zo bleek tijdens de vergadering: met een overweldigende meerderheid van' 80 a 90' procent stemde men voor het bestuursbesluit. In het volgende nummer van het GRV-blad maakte het bestuur de consequenties van deze beslissing voor de 'buitenverbanders' duidelijk: 'Aan de leden der vereniging, die lid zijn van een buiten het kerkverband staande kerk vragen wij nu of zij een bedankje voor de vereniging willen inzenden. Het spijt ons bijzonder, dat wij u op deze wijze kwijt raken als lid. En wij zullen u met grote vreugde en dankbaarheid weer als lid inschrijven, zodra u weer met ons dezelfde kerkweg gaat bewandelen.' 43 In 1978 ten slotte werden ook de statuten dienovereenkomstig aangepast. In de nieuwe statuten werd onomwonden vastgelegd dat de GRV bestemd was voor leden van de vrijgemaakte kerken in Nederland 'zoals ze regelmatig verband uitoefenen op classicaal en synodaal niveau (laatstelijk op generaal-synodaal niveau in negentienhonderd vijf en zeventig te Kampen)'. 44

'De Italianen kwamen als mieren uit de grond'

De uitslag van de buitengewone ledenvergadering van 1970 geeft al

aan, dat de steun aan de GRV voor een groot deel onder het meer behoudende gedeelte van de vrijgemaakte kerkgangers gezocht moest worden. Uit de binnenkomende post in het archief van de GRV blijkt met wat voor hyperkritisch publiek de reisvereniging soms te maken had. Een verontruste scribent wijst op het feit dat hij in de reisgids enkele buitenlandse reizen heeft zien staan 'waarvan de reisgroep pas des zaterdags om half 10 weer terugkwam in Arnhem. Dat hield dus in, dat bijvoorbeeld deelnemers uit Groningen of Zeeland niet meer vóór de zondag thuis zouden kunnen zijn.' 45 Een mevrouw uit Uithuizermeeden sprak er haar afkeuring over uit dat de GRV jongerenreizen aanprijst op eenmanier 'die zelfs de 'rodejeugd' maar al te goed zou aanspreken'. 'Als u zo graag iets anders wilt bieden dan anders, waarom gaat u dan niet 's morgens vroeg voor een wandel-of fietstocht op stap met een frisse, uitgeslapen groep die zich één voelt met de jubel van de schepping op een prachtige, vroege zomermorgen, waarin Psalm 19 niet misplaatst is? ' 46

Naast de herhaalde roep om het streng handhaven van regels - 'opdat vakantievrijheid niet in losbandigheid zou kunnen ontaarden' 47 - kunnen de verslagen worden gelegd van reisleiders die vanaf de jaren zeventig met een steeds eigengereider publiek te maken kregen. Ook eerder was er al wel eens het één en ander voorgevallen en vond het bestuur het bij tijden nodig 'nog eens te spreken over de noodzakelijkheid van welvoegelijke kleding van de deelnemers (vooral deelneemsters)'. 48 De jaren zeventig lijken echter een duidelijke toename van dit soort incidenten te zien te geven. Op een reis naar Oostenrijk sprongen enkele Spakenburgse meisjes flink uit de band: tijdens een wandeling vonden ze het zelfs 'nodig hun bloesjes uit te trekken en in hun B.H. 's (waarvan 1 doorzichtig)' over de openbare weg te lopen: 'Dit tot algemene ontsteltenis en verontwaardiging.' 49 Een reisleider in Italië meldt wanhopig dat de blonde, Noordeuropese GRV-meisjes die hij onder zijn hoede had welhaast werden besprongen door Italiaanse charmeurs en door de plaatselijke jongens 'werden gebruikt als zuurstokken'. 'De Italianen kwamen als mieren uit de grond, ' rapporteerde hij vertwijfeld, 'altijd en overal.' 50

. De gedragsregels, die tot dan toe vanzelfsprekend waren geweest, werden nu aangescherpt en op schrift gesteld. Er kwam een boekje getiteld 'De gereformeerde levensstijl', waarin de regels tijdens vakanties zwart op wit werden gezet. De vrijgemaakte vakantieganger werd onder andere geacht niet uit dansen te gaan (en zeker niet op 'beatmuziek'), zich 's zondags van het bestellen van consumpties te onthouden (alles werd zaterdag vooruitbetaald) en geen amoureuze contacten aan te gaan met jongens of meisjes ter plaatse.

De GRV vertoonde daarbij een merkwaardige blinde vlek voor andere mogelijke aspecten van christelijk reizen. Dit bleek bijvoorbeeld toen er kritische vragen werden gesteld over de reizen naar Joegoslavië, in verband met de vervolging van christenen aldaar. Het bestuur antwoordde dat de maatstaf hierin moest zijn 'de vraag, of wij de Heere daar kunnen dienen zoals het behoort, b.v. in onze dagsluitingen en het preeklezen. De voorzitter stelt, dat hij in dit opzicht geen enkele hinderpaal heeft ondervonden.' 51 Over de Joegoslavische broeders en zusters die zuchten onder het communistische juk geen woord: enig criterium was blijkbaar de vraag of de gereformeerde vakantieganger rustig zijn dagsluiting kon houden.

Barsten in de fagade? 52

Het moge duidelijk zijn dat de GRV niet meer helemaal de taal van haar tijd sprak. Op zich was dit niets nieuws - de oprichting van de organisatie zelf was al een daad geweest die nadrukkelijk tegen de tijdstroom inging. Aanvankelijk leek er dan ook geen enkele reden tot zorg. Het jaar 1980 zag een GRV aan de apex van haar bestaan: een recordaantal leden, een meer dan behoorlijk deelnemersbestand, een breed reisaanbod. De 'reisclub uit eigen gelederen' was uitgegroeid tot een betrekkelijk professionele organisatie, met een eigen kantoorruimte in Zwolle, een bezoldigd directeur en verschillende fulltime administratief medewerksters. Qua keuze aan bestemmingen en prijs/kwaliteitsverhouding deed de GRV niet wezenlijk onder voor de concurrentie. 53

Dit 'wel saamgevoegde' bouwwerk bleek echter in de loop van de jaren tachtig de eerste barsten te vertonen. De economische crisis van dit decennium, waarin 'bezuinigen' het nieuwe toverwoord was, trof ook de gereformeerde reisvereniging. Het trotse GRV-blad, sinds de zeventigerjaren in glorieuze fullcolor-druk, werd teruggebracht tot een eenvoudige 'reisbrief'. Er werd gesnoeid op het kantoorpersoneel. Maar ernstiger is het feit dat er zich onder de oppervlakte van de economische recessie geleidelijk subtiele loyaliteitsverschuivingen begonnen af te tekenen onder de doelgroep. Met name vrijgemaakte jongeren zagen steeds minder reden om nog met de GRV op vakantie te gaan. Al in het begin van de jaren tachtig sprak de kampeercommissie haar zorg uit over het feit dat de kampeerkampen 'steeds minder op belangstelling van de vrijgemaakte jeugd kunnen rekenen' , 54 In dezelfde tijd zag het bestuur aanleiding een commissie adhoc in te stellen voor 'het oppeppen van de kwaliteit en de kwantiteit van het reisbegeleiderkorps'. 55

De desertie van de vrijgemaakte vakantieganger

Om in deze details al de voorboden van een onvermijdelijke ondergang te zien, zou misschien van overmatig finalisme getuigen. Feit is wel dat in de jaren tachtig geleidelijk een neergaande tendens zichtbaar werd, die in de jaren negentig onmiskenbaar zal worden. Deze neergang manifesteerde zich op het eerste gezicht nauwelijks in het leden-en deelnemerscijfer: dit blij ft - ofschoon met sterke schommelingen - vrijwel tot het eind van het bestaan van de vereniging praktisch gelijk. Maar hoewel de cijfers niet veranderen, deed de werkelijkheid er omheen dat wel.

In de eerste plaats was het aantal vrijgemaakten inmiddels sterk toegenomen. Bovendien ging in de beginjaren van de GRV en zelfs in de jaren zeventig het grootste deel van de vrijgemaakten waarschijnlijk helemaal niet op vakantie: het kleine deel dat dit wel deed, zal verhoudingsgewijs vaak voor de GRV hebben gekozen. Nu was die situatie precies omgedraaid: een vakantie was ook voor het merendeel van de vrijgemaakten heel gewoon geworden. Bij de GRV lieten zij zich echter niet zien.

Als oorzaak hiervoor moet behalve inhoudelijke redenen ook het stijgende autobezit worden genoemd. Net als de rest van de bevolking raakte ook een groeiend aantal vrijgemaakten in het bezit van een eigen auto. Daardoor was men niet meer afhankelijk van een reisorganisatie en ging men steeds vaker op eigen initiatief op vakantie. Maar ook wanneer men wel van een reisorganisator gebruik maakte, was de eigen reis vereniging blijkbaar niet meer de vanzelfsprekende keuze. Van de NCRV was in dit opzicht nauwelijks meer enige concurrentie te duchten - de voormalige erfvijand kampte met dezelfde problemen als de GRV en voldeed zelfs als vijandbeeld niet meer. Zorgwekkender werd de situatie toen zich in het beginjaren negentig een daadwerkelijk alternatief voor de GRV aandiende in de vorm van reisaanbieder Beter-uit. De vrijgemaakte vakantieganger stemde met zijn voeten en koos massaal voor het 'het samen christen-zijn' van de algemeen-christelijke concurrent. 56 Daarnaast werd ook in eigen kring het draagvlak voor de GRV voortdurend ondermijnd door allerlei particuliere initiatiefjes: dominees die op eigen gelegenheid Israëlreizen organiseerden, 'onderwiezers' uit het noorden des lands die zelf wintersportvakanties en reisjes naar een zeker Parijs pretpark aanboden. Een onbekend aantal vrijgemaakten zal verder gebruik hebben gemaakt van niet-christelijke reisorganisaties.

Niet alleen de vrijgemaakte reiziger bleek echter veranderd, ook de reiswereld zelf had ondertussen een gedaanteverwisseling ondergaan. Tijdens de oprichting van de GRV stond het Nederlandse com-

merciële reisbedrijf als geheel in veel opzichten nog in de kinderschoenen. Inmiddels was de bedrijfstak uitgegroeid tot een volwassen industrie, waarbij schaalvergroting voorwaarde voor overleven was. De gereformeerde reisvereniging was in deze nieuwe wereld niet meer dan een dwerg tussen de reuzen, met een markt die a priori door de aard van de vereniging al beperkt was.

De toenemende economische groei, die de GRV eerst in de kaart had gespeeld, leek nu juist meer en meer negatief uit te pakken voor de gereformeerde reisvereniging. Het vakantiepubliek werd steeds verwender en vroeg om een steeds grotere diversiteit aan bestemmingen. In haar poging aan deze eisen te voldoen, raakte de gereformeerde reisorganisatie in een vicieuze cirkel. Door meer verschillende reizen te organiseren werden de opbrengsten per reis steeds kleiner en moesten steeds meer reizen worden afgezegd door gebrek aan deelnemers. De ontrouw van de doelgroep, de toegenomen concurrentie binnen de toch al kleine christelijke reismarkt en de onverbiddelijke mechanismen van de economische schaalvergroting draaiden de kleine, idealistische reisorganisatie langzaam de nek om. Ook nieuwe initiatieven, zoals samenwerking met het Nederlands Dagblad, brachten niet genoeg in het laatje om het tij te keren. 57

Ontmanteling van een 'dochter van de kerk'

'Of er ook de komende jaren een plaats voor mogelijk blijft voor een gereformeerde reisvereniging, ' schreef voorzitter J.H. Dronkers in 1998 in de GRV-periodiek, 'hangt allereerst af van het feit of er binnen onze kerken een groep mensen is die de overtuiging heeft dat het zinvol is om in gereformeerd verband op vakantie te gaan en dat dan ook daadwerkelijk te doen. Dat is in het ruim veertigjarige bestaan van de GRV altijd een relatief beperkte groep geweest. Maar hij was er wel en is er ook nu nog. (...) Met elkaar moeten wij voor de GRV blijven kiezen!' 58

De retoriek van de voorzitter was weinig meer dan een farce waarin men tussen de regels de vermoeidheid proeft. Op het moment van schrijven verkeerde de reisvereniging reeds enige jaren in deplorabele financiële omstandigheden. In een vertrouwelijk 'Noodscenario' uit hetzelfde jaar was al op een rijtje gezet welke acties nodig zouden zijn om de GRV 'in afgeslankte vorm, met minimale kosten' voort te zetten of anders zelfs geheel op te heffen. 59 De conclusie dat een zelfstandig voortbestaan van de GRV er niet meer in zat, werd elk jaar onvermijdelijker. De laatste jaren van de gereformeerde reisvereniging lezen dan ook als een treurig relaas van neergang. Het GRV-bestuur, in voortdurende spagaat tussen het zeer vocale behou-

dende deel van de achterban en een steeds veeleisender publiek, deed zijn uiterste best de vereniging boven water te houden. Nadat in het begin van de jaren negentig het introducébeleid al aanmerkelijk was versoepeld, overwoog men enkele jaren later zelfs een 'marktverbreding' richting leden van de Christelijke Gereformeerde en Nederlands Gereformeerde Kerken. 60 Daarnaast werden er voelhorens uitgestoken voor samenwerking of zelfs fusie met andere reisorganisaties, met name richting het kleine agrarische reisbureau Agritours en met touroperator Image Travel, nadat Agritours door dit bedrijf overgenomen werd. 61 Met grote concurrent Beter-uit vonden eveneens besprekingen plaats. Een duidelijke oplossing diende zich echter niet aan. In een intern schrijven beklaagde bestuurslid Jan Wietsema zich over de volstrekte apathie van een groot deel van de GRV-leden: 'De GRV als vereniging zegt deze mensen niet meer zoveel. De GRV heeft ook te maken met leden of potentiële leden die het juist erg op prijs stellen om met kerkleden uit andere dan de vrijgemaakte kerken op reis te gaan. Deze mensen kunnen zich wel vinden in het reisdoel maar vinden het (vrijgemaakte) reiswereldje te 'eng'.' 62

De GRV werd ondertussen links en rechts ingehaald door andere G-instellingen, die allemaal plots om het hardst leken te willen ontzuilen. Het bestuur van de vereniging stond machteloos tegenover deze gestage ondermijning van het eigen bestaansrecht, waardoor de gereformeerde reisvereniging onvermijdelijk als een soort tragikomisch eilandje in de stroom dreigde achter te blijven. Geen enkele actie van het bestuur leek in deze omstandigheden nog een wezenlijk verschil te kunnen maken. In een memo uit oktober 1998 werd de spijker op de kop geslagen: 'Maatregelen om de identiteit van de GRV als minder knellend over te laten komen, en zelfs positiever te benaderen, zijn moeilijk te formuleren. Het is zelfs denkbaar dat sommige reizigers de identiteit alleen als minder knellend ervaren, wanneer zij zoveel mogelijk wordt verdoezeld.' 63

Eind 1999, begin 2000 valt uiteindelijk het doek voor de GRV als zelfstandig reisorganisator. Besloten wordt de GRV 'in te planten' bij de reformatorische reisaanbieder Amicitia, die bij de overdracht toezegt onder naam 'GRV-Holiday' reizen onder GRV-Vlag te zullen blijven organiseren. De reisonderneming erft weinig meer dan 'een kaartenbak met namen en een logo' van de op sterven na dode gereformeerde reisorganisator. 64 Hoewel de vereniging GRV in de nieuwe verhoudingen aanvankelijk nog een belangrijke taak voor zichzelf weggelegd ziet als 'overlegorgaan' voor 'structureel overleg met GRV-Holiday over de reisdoelen en de aanwijzing van reisbegeleiders', is het bestaan van

de reisvereniging met het wegvallen van de eigen reisorganisatie in feite overbodig geworden. 65 Na een enquête onder de leden wordt op een ledenvergadering op 15 december 2000 dan ook met grote meerderheid van stemmen besloten de Gereformeerde Reisvereniging op te heffen.

Op het einde van de vereniging volgen vrijwel geen reacties. Het verscheiden van de vrijgemaakte reisorganisatie gaat in een merkwaardige stilte voorbij. Niemand lijkt een traan te laten om het verdwijnen van de 'reisclub uit eigen gelederen' die jarenlang toch onlosmakelijk bij het vrijgemaakte leven leek te horen.

Naspel

De keuze voor Amicitia laat zich achteraf gemakkelijk bekritiseren. De reisorganisator was van reformatorische, bevindelijk-gereformeerde signatuur: tussen dit volksdeel en het vrijgemaakte bestaat weinig meer dan wederzijds onbegrip. Weinig vrijgemaakten zouden er over peinzen aan een reis onder Amicitia-vlag deel te nemen. Het was bovendien een stap in een meer behoudende, conservatieve richting, terwijl het vrijgemaakte publiek juist bij de GRV was weggelopen omdat de reisorganisatie als te knellend werd ervaren. De beslissing kan wellicht het best worden geïnterpreteerd als een laatste principiële stuiptrekking van het verenigingsbestuur, dat zo het eigen karakter van de GRV-reizen hoopte veilig te stellen.

De reformatorische reisonderneming zag in de acquisitie van de GRV vooral een welkome injectie van het eigen deelnemersbestand, dat eveneens sterk aan vergrijzing onderhevig was. Met de geschiedenis van de reisvereniging voelde men geen enkele band: de GRV was Schnee von gestern en met het verleden wilde men liever zo weinig mogelijk geassocieerd worden. 66 Eenmaal ondergebracht bij de nieuwe eigenaar stort de belangstelling voor de GRV-reizen dan ook sneller in dan er overlegd kon worden. In het eerste jaar moeten al verschillende vliegreizen geannuleerd worden. Het jaar daarna worden nog wel enkele buitenlandse reizen aangeboden in het programma, maar geen enkele ervan lijkt ook daadwerkelijk doorgang te hebben gevonden. Inmiddels is van het assortiment aan vakanties onder de naam GRV-Holiday alleen nog een aantal zeilkampen overgebleven, als laatste restant van de eens zo trotse GRV-traditie. 67 De GRV zelf is vandaag de dag niet veel meer dan een postbus voor het afhandelen van de laatste formaliteiten, in afwachting van de definitieve liquidatie van de vereniging.

Conclusie

Hoe zal de GRV herinnerd worden? Door veel vroegere deelnemers natuurlijk vooral als bron van vakanöeplezier en als plek waar in niet weinig gevallen verbintenissen en vriendschappen voor het leven werden aangegaan. Door de historicus waarschijnlijk in de eerste plaats als een bijzondere aftakking van een opmerkelijk historisch verschijnsel, dat van de recht tegen de maatschappelijke stroomrichting ingaande vrijgemaakte subverzuiling.

De reden voor de oprichting van een eigen reisvereniging, lag niet in de eerste plaats in een hang naar gezelligheid of een onbedwingbare drang om onbekende horizonten te ontdekken. Natuurlijk ging men op vakantie om krachten op te doen voor 'datgene dat God onze hand gaf om te doen' of onder de indruk te raken van 'Gods heerlijke schepping' - maar dit kon men bij andere reisorganisaties ook. De voornaamste beweegreden voor de vorming van de GRV lijkt de wens te zijn geweest zich ook op vakantie zoveel mogelijk te vrijwaren van de corrumperende invloeden van de buitenwereld en in zekere zin afgeschermd op reis te gaan: afgeschermd van de confrontatie met andere kerkelijke opvattingen, afgeschermd van leden van de andere sekse die godsdienstig niet het wenselijke profiel vertoonden, afgeschermd van vormen van vermaak en ontspanning die voor een gereformeerde niet passend werden geacht. 'Is het niet prachtig, ' schreef de vereniging in haar eerste reisgids, 'dat we dan samen naar eigen stijl onze vakantie kunnen doorbrengen, onze kerkdiensten kunnen houden en niet genoodzaakt zijn, soms wekenlang, met mensen van allerlei kringen en kerken om te gaan? ' 68 Dat wil niet zeggen dat een vakantie bij de GRV onplezierig was. Integendeel, er bestond geen enkele twijfel over dat de leden recht hadden op een prettige vakantie, en het bestuur toonde daarin een open oor met betrekking tot de wensen van haar clientèle. 69 Maar het was bovengeschetst beginsel dat het bijzondere karakter van de GRV bepaalde.

De geschiedenis van de reisorganisatie volgde daarbij in grote lijnen het ontwikkelingsmodel van de andere G-organisaties. De vereniging heeft nooit kunnen rekenen op de steun van alle vrijgemaakten: ook later bleven er mensen met de oude organisaties op vakantie gaan. En ook binnen de vereniging bestond geen eenstemmigheid over het hoe en wat van het gereformeerd reizen, meningsverschillen die met name in de beginjaren en tijdens de grote conflicten in de jaren zestig enkele malen aan de oppervlakte kwamen. De ontwikkeling van de GRV spiegelde op merkwaardige wijze die van de gereformeerd-vrijgemaakte kerken in hun geheel: en in zeker opzicht zag men de inspanningen voor een eigen reisgezelschap ook heel direkt

als een pendant van de kerkstrijd. De naam van de organisatie - Gereformeerde Reisvereniging - lijkt bewust afgeleid van die van de NCRV, evenals die van het mededelingenblad (Ons G.R. V.blad - vergelijk het eerbiedwaardige Ons Reisblad van de NCRV). Zoals de vrijgemaakte kerken een waarlijk gereformeerde versie van de 'synodale' kerken waren, en als zodanig de enige ware voortzetting ervan, zo was ook de GRV een waarlijk gereformeerde versie van de NCRV, die doortocht bood aan schriftonwelgevallige tendensen. 'Daartegen hadden onze oprichters positie gekozen.' schreef de GRVredacteur in 1964 in het mededelingenblad, 'Zij zeiden: Wij blijven gereformeerd. Gewoon gereformeerd. Wij blijven de oude strijd voortzetten. En daarom noemden ze onze vereniging heel eenvoudig: Gereformeerde Reisvereniging.' 70

Pas tijdens de jaren tachtig - juist toen de GRV zich definitief tot een vrijgemaakt instituut geconsolideerd leek te hebben - werden de eerste symptomen zichtbaar van de sluipende neergang die de organisatie later in zijn greep zou krijgen. Een nieuwe generatie vakantievierende vrijgemaakten diende zich aan, die part noch deel had gehad aan het moeizame pionierswerk voor de eigen organisatievorming. Al snel bleek dat velen van hen niet veel op hadden met de ideologische kleuring van het begrip vakantie zoals de voorgaande generaties dat hadden geformuleerd, maar vakantie slechts zagen als een neutraal consumptiegoed of juist als bij uitstek een gelegenheid om in contact te komen met de ander en de andersdenkende. De houding tegenover de GRV was hierbij slechts één enkele manifestatie van een mentaliteitsverandering die zich op alle terreinen van het georganiseerde gereformeerde leven deed voelen. De GRV (om de woorden van een destijds direct betrokkene aan te halen) heeft daarbij als één van de eerste G-organisaties de meest radicale consequentie van de vrijgemaakte ontzuiling getrokken: namelijk een volledige opheffing. 7 '

Leden en deelnemers Gereformeerde Reisvereniging 1954-1999 [Bron: archief G.R.V.]

Bronnen met betrekking tot de GRV

Publicaties

De GRV is er in de vrij gemaakte hi storiografie tot nu toe nogal bekaaid vanaf gekomen. Aan de reisorganisatie is nooit een enkel wetenschappelijk artikel gewijd en in de meer algemene geschiedschrijving brengt zij het meestal niet eens tot een vermelding. Zelfs in het hoogtepunt van vrijgemaakt triomfantelisme - het bekende boek Het vuur blijft branden uit 1979 - is de vereniging met niet meer dan een handvol foto's vertegenwoordigd (P. Jongeling, J.P. de Vries en J. Douma (red.), Het vuur blijft branden. Geschiedenis van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in Nederland 7944-/979 (Kampen 1979) 93, 125 en 126). De publicaties die als voornaamste informatiebron voor de geschiedenis van de GRV kunnen gelden zijn die van de reisvereniging zelf, met name de verenigingsperiodiek Ons G.R.V. Blad. Mededelingenblad van de Gereformeerde Reisvereniging (vanaf 1956 Ons G.R.V.Blad. Orgaan van de Geref. Reisvereniging geheten, vanaf 1964 Ons GRV Blad. Orgaan van de Gereformeerde Reisvereniging). Na 1983 werd het verenigingsblad in sterk afgeslankte vorm voortgezet onder de naam GRV-Reisbrief. Verder heeft Hans Rookmaker in de korte periode dat hij bij de GRV betrokken was twee artikelen gepubliceerd die betrekking hebben op (zijn rol bij) de reisorganisatie, beide in het eveneens slechts kortstondig bestaande tijdschrift Ruimte (H.R. Rookmaaker, 'Een reis naar Zuid-Duitsland', Ruimte, 1, nr. 7 (1955) 115; ibidem, 'Hoe reizen wij? ', Ruimte, 1, nr. 11 (1955) 183-184).

Beide uitgaven zijn niet bepaald courant. De GRV-bladen zijn door mij geraadpleegd in het GRV-archief (zie onder), waar zij zich bevinden onder inventarisnummers 311760/100301 en 311770/100201. Onder dezelfde inventarisnummers kan men ook een aantal exemplaren van de (vaak niet of zeer summier gedateerde) gkm-Reisbrief vinden. Hiervan lijken echter geen complete jaargangen bewaard te zijn. De artikelen in Ruimte kon ik inzien op het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden) van de Vrije Universiteit Amsterdam, waar ze bewaard worden in het Archief H.R. Rookmaaker (1946-1983), inventarisnummer 569 (doos 1, map 3: I955-I959)-

Archiefmateriaal

Een andere rijke (primaire) bron met betrekking tot de GRV is het verenigingsarchief, momenteel opgeslagen in een verhuisloods bij Hersevoort Archiefbeheer te Zwolle. Het betreft hier een niet-open-

baar en onontsloten archief. Een inventaris in eigenlijke zin van de gearchiveerde stukken bestaat dan ook nog niet. De inventarisnummers in dit artikel verwijzen naar de onderverdeling zoals het archiefbeheerbedrijf die gebruikt, waarbij het eerste cijfer het doosnummer aanduidt en het tweede het lokatienummer. Opgemerkt moet worden dat zich in het archief vrijwel geen originele stukken van voor 1969 bevinden (behalve reisgidsen): ook na deze datum lijkt het archiveringsbeleid zeer grillig te zijn geweest. Het archief zal overigens op korte termijn overgedragen worden aan het Archief-en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) te Kampen.

Orale bronnen

Deze geschiedenis van de GRV had nooit geschreven kunnen worden zonder de bereidheid van een groot aantal personen die op één of andere manier bij de vereniging betrokken waren om hun herinneringen met de schrijver ervan te delen. Van de bestuursleden van het eerste uur is er helaas geen meer in leven, maar de informatie van andere betrokkenen betekende een soms onschatbare aanvulling op het vaak schaarse schriftelijke bronnenmateriaal. De auteur had onder andere gesprekken met: dr. W.G. de Vries te Zwolle (voormalig reisleider en bestuurslid) op 9 augustus 2002, de heer Gerrit de Waart te Hattem (voormalig reisleider en bestuurslid) op 9 augustus 2002, de heer Geert Nap te Zwolle (voormalig GRV-directeur) op 13 augustus 2002, mevrouw Ada van der Molen te Zwijndrecht (voormalig deelneemster) op 22 juli 2002, de heer Kees van Pelt te Hendrik-Ido Ambacht (directeur Amicitia) op 23 mei 2002, de heer Anne Rozema (voormalig GRV-Voorzitter) op 23 juli 2002 en de heer J.W.H.J Smit te Amersfoort (secretaris GRV) op 8 maart 2003.


1. Nederlands Dagblad, 27 maart 2000.

2. 'v. M.' [= J. van Milligen], 'Tien jaar G.R.V..', Ons G.Ry.Blad. Orgaan van de Geref. Reisvereniging, 11, nr. 1 (oktober 1964) 5-9, aldaar 7. De koptekst is eveneens een citaat uit dit artikel.

3. Geciteerd in H.W. Rodink, 'Vijfentwintig jaar Gereformeerde Reisvereniging', Ons G.R.V. Blad, 26, nr. 1 (oktober 1979) 9-11, aldaar 9-

4. Ons G.R.V. Blad, 11, nr. I (oktober 1964) 8-9, Ons G.R.V. Blad, 26, nr. 1 (oktober 1970) 9-11. Voor de opmerking van dhr. G. de Waart (in een gesprek met de auteur op 9 augustus 2002), als zou er ook voor 1954 al een kleine groep vrijgemaakten rond mevrouw Kobs- Strickling hebben bestaan die in min of meer gestructureerd verband met elkaar op vakantie ging, heb ik in de literatuur verder geen aanwijzingen kunnen vinden. Hoe en waarom Rookmaaker bij de GRV terechtkwam, is mij eveneens onduidelijk. Uit een mededeling in Ruimte blijkt dat hij zich al eerder met het organiseren van reizen had beziggehouden (H.R. Rookmaaker, 'Een reis naar Zuid-Duitsland', Ruimte, 1, nr. 7 (1955) 115).

5. Ons G.R.V. Blad, 1, nr. 1 (december 1954) 2.

6. Chronologisch overzicht ontleend aan R. Kuiper, 'Vrijmaking of wederkeer' in: R. Kuiper en W. Bouwman (red.), Vuur en Vlam. Aspecten van het vrijgemaakt-gereformeerde leven 1944-1969 (Amsterdam 1994) 1T-43, aldaar 26-27. Zie deze bundel en met name ook het vervolgdeel hierop (R. Kuiper en W. Bouwman (red.), Vuur en Vlam II. De organisatie van het vrijgemaakt-gereformeerde leven 1944-1994 (Amsterdam 1998)) voor meer uitgebreide informatie over de vrijgemaakte organisatievorming. Voor de bredere historische achtergronden bij het verschijnsel GRV is voor dit artikel met name uit deze twee bundels geput.

7. Niet te verwarren met de gelijknamige omroep.

8. Ons G.R.v. Blad, 11, nr. 1 (oktober 1964) 7.

9. Voorzitter H.W. Rodink memoreerde bijvoorbeeld jaren later hoe tijdens de reis door de reisleider geweigerd werd om naast een bezoek aan de morgendienst in de plaatselijke kerk ook nog eens keer gezamenlijk preek te lezen, 'omdat we thuis toch gewoon waren twee keer per zondag naar de kerk te gaan (...) Toen we toch doorzetten schitterde de reisleider van die reis als enige van het gezelschap

door afwezigheid.' Ons G.R.V. Blad, 26, nr. 1 (oktober 1979) 9. Zie ook Ons G.R.V. Blad, 11, nr. I (oktober 1964) 7.

10. Nog in 1973 bijvoorbeeld werd aan de verwording van de NCRV gerefereerd. M. Douma, 'Trouw en de c van christelijk: ncr(eis)v', Ons G.R.V. Blad, 19, nr. 9 (augustus 1973) 8- 9-

11. Voorzitter Rodink in Ons G.R.V. Blad, 11, nr. 1 (oktober 1964) 6.

12. Dit waren dus de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt)! 'Statuten en Huishoudelijk Reglement van de Gereformeerde Reisvereniging'. Archief- Gereformeerde Reisvereniging, Zwolle (GRVarchief), inv.nr. 28459001/ 100704 'best. stukken '71 t/ m '83', fol. 1. De statuten zouden overigens pas op 6 december 1956 bij Koninklijk Besluit bekrachtigd worden: deze datum kan dan ook als juridische oprichtingsdatum van de vereniging gelden (Ons G.R.V. Blad, 11, nr. 1 (oktober 1964) 35).

13.H.W.R. [= H.W. Rodink], 'van de voorzitter', Ons G.R.V. Blad, 16, nr. 10 (oktober 1970) 5-9, aldaar 7.

14. Geciteerd in J.R de Vries, 'Schilders betekenis voor het politieke en sociale leven', in: J. Douma, C. Trimp, K. Veling (red.), K. Schilder. Aspecten van zijn werk (Barneveld 1990) 202- 230, aldaar 221.

15. Typoscript toespraak voor de 'Buitengewone vergadering van de G.R.V.', zaterdag 10 oktober 1970. GRv-archief, inv. nr. 28459001/100704 'best. stukken '71 t/m '83', fol. 2. De gespannen interkerkelijke verhoudingen komen telkens weer naar voren in gesprekken met tijdgenoten. 'Vrijgemaakten stonden er toen wat gekleurd op, ' aldus dr. W.G. de Vries, 'Je kreeg bijna elke reis twistgesprekken over de kerk. Daarbij laaiden de emoties toch hoog op.' (gesprek met de auteur op 9 augustus 2002). 'De spanningen waren soms niet mals, ' herinnerde ook voormalig reisleider en bestuurslid G. de Waart zich (gesprek met de auteur, 9 augustus 2002. Het citaat in de koptekst boven dit gedeelte van het artikel is eveneens aan dit gesprek ontleend).

16. Gesprek met dr. W.G. de Vries, 9 augustus 2002. Voor de bewering van de Vries dat Arie van Deursen zich persoonlijk in deze trant zou hebben uitgelaten, heb ik in de literatuur geen aanwijzingen kunnen vinden.

17. Ons G.R.v. Blad, 1, nr. 2 (februari 1955) 1 (evenals volgend citaat). Van Deursen had overigens in 1949 de vrijgemaakte kerken weer verlaten.

16. Gesprek met dr. W.G. de Vries, 9 augustus 2002. Voor de bewering van de Vries dat Arie van Deursen zich persoonlijk in deze trant zou hebben uitgelaten, heb ik in de literatuur geen aanwijzingen kunnen vinden.

17. Ons G.R.V. Blad, 1, nr. 2 (februari 1955) 1 (evenals volgend citaat). Van Deursen had overigens in 1949 de vrijgemaakte kerken weer verlaten.

18. H.R. Rookmaaker, 'Hoe reizen wij? '. Ruimte, i, nr. 11 (1955), 183-184, aldaar 184. De aangehaalde teksten komen uit Jeremia 7:4 en Haggaï 1 : g. Uit dezelfde toespraak kan men ook leren dat de vrijgemaakte vakantieganger zich in het kader van de reformatie van zijn levensstijl niet diende te beklagen over regenachtig weer. Hij ging immers op reis om van 'Gods heerlijke schepping te genieten en Hem daarin te eren, in aandacht voor grote en kleine dingen, het weidse landschap en het mooie bloemetje, de heerlijke zon en de soms ook zo mooie regen in het vrije land - ons past het dan niet te klagen, want ook daarin moeten we in dankzegging hetgeen Hij ons wil schenken aanvaarden.'

19. Het is opmerkelijk in welke mate Rookmaaker hierin - bewust of onbewust - op ideeën van NCRVvoorzitter van Deursen voortborduurde. Zie hiervoor Henk Aay, 'Tourism with the Eye of the Heart: Arie van Deursen's guiding vision for the Dutch Christian Travel Association', in: J.B. Hulst, Wayne Kobes en Sydney Hielema (red.), Marginal Resistance. Essays dedicated to John Vander Stelt (Sioux Center 2001).

20. Ons G.R.V. Blad, 26, nr. I (oktober 1979) 10.

21. Typoscript toespraak buitengewone vergadering GRV, io oktober 1970. GRVarchief, inv. nr. 28459001/ 100704, fol. 2.

22. Ons G.R.V. Blad, 1, nr. 2 (februari 1955) 12.

23. Ons G.R.V. Blad, 1, nr. 3 (maart 1955) 10.

24. Rookmaaker, 'Hoe reizen wij? ' 184. Men vraagt zich af waarom deze toespraak überhaupt nog in druk verscheen. Lag zij al op de persen? Vond Rookmaaker de ideeën die hij er in opperde van zodanig belang dat hij publicatie los van de verdere omstandigheden gerechtvaardigd achtte? Of wilde hij langs deze weg juist zijn visie op de hele kwestie alsnog aan het publiek kenbaar maken? Rookmaaker zou in 1969 overigens buiten het verband van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) raken.

25. In de praktijk nam men het al gauw iets minder nauw, en werden ook mensen die catechisatie liepen in de vrijgemaakte kerk en 'verontrusten' die er regelmatig kerkten tot de reizen toegelaten. De introductie bleef echter tot in de jaren tachtig een bestuursbeslissing, waarbij zeer grondig de doopceel van de aspirant-medereiziger werd gelicht - iets waarover ook de leden zelf wel eens hun beklag deden (brief van

mevrouw T. Wallinga te Zwaagwesteinde, 1 februari 1983. GRv-archief, inv. nr. 28459001/100704 'best. stukken '71 t/m '83', map 'ingekomen post dec. 1982 t/ m dec 1983'. Onder hetzelfde inventarisnummer vindt men in de map 'uitgaande post 24 nov 82 t/ m 16 dec 1983' enige brieven zoals die bij introduktie-aanvragen namens het bestuur werden verzonden.)

26. Ons G.R.V. Blad, 26, nr. 1 (oktober 1979) 10.

27. Ons G.R.V. Blad, 2, nr. 1 (oktober 1955) 14-15; Nederlands Dagblad, dinsdag 28 juni 1955.

28. Ons G.R.V. Blad, 4, nr. 2 (december 1957) 15-16.

29. Ons G.R.V. Blad, 1, nr. 2 (februari 1955) 2.

30. Ons G.R.V. Blad, 3, nr. I (november 1956) 10. Zie ook Ons G.R.V. Blad, 2, nr. 1 (oktober 1955) 15.

31. Notulen bestuursvergadering 15 november 1969. GRV-archief, inv. nr. 28459001/100704 'best. stukken '71 t/m '83'.

32. Ons G.R.V. Blad, 5, nr. 3 (maart 1959) 1-2. Zie ook Ons G.R.V. Blad, 3, nr. 5 (mei 1957) n-13 en 5, nr. 5 (juni 1959) i-3-

33. Deze cijfers zijn voor 1972 en 1970: het ging om respectievelijk 9, 0 en 2, 7 procent.

34. Gerrit de Waart in een gesprek met de auteur, 9 augustus 2002.

35. Reisgids Gereformeerde Reisvereniging 1965. GRVarchief inv. nr. 3117700/ 100201, fol. 10.

36. Ada van der Molen bijvoorbeeld herinnert zich hoe van het vriendinnenclubje waarmee zij in 1970 aan een Rijnreis deelnam, er slechts één niet aan de man raakte. 'Van tevoren waren we al aan het koppelen, want je had de namenlijst van deelnemers al.' (gesprek met de auteur, 22 juli 2002)

37. Ons G.R.V. Blad, 11, nr. I (oktober 1964) 7.

38. Ons G.R.V. Blad, 4, nr. 6 (juni 1958) 16.

39. W.G. de Vries in Ons G.R.V. Blad, 26, nr. 1 (oktober 1979) 20-21.

40. Typoscript toespraak buitengewone vergadering GRV, 10 oktober 1970. GRV archief, inv. nr. 28459001 100704, fol. 3.

41. Notulen bestuursvergadering, 6 juni 1970. GR\-archief, inv. nr. 28459001/100704 'best. stukken '71 t/m '83', fol. 15

42. Typoscript toespraak buitengewone vergadering, GRV 10 oktober 1970. GRVarchief, inv. nr. 28459001/ 100704, fol. 3.

43. Ons G.R.V. Blad, 16, nr. 10 (oktober 1970) 9.

44. Statuten van de Gereformeerde Reisvereniging, zoals deze zijn vastgesteld op de ledenvergadering van 9 december 1977 en bij notariële acte verleden op 13 maart 1978 ten kantore van notaris Drese te Zwolle. GRv-archief, inv. nr. 28459001/100704 'best. stukken '71 t/m '83'.

45. Brief W. Wolters, 9 februari 1983. GRv-archief inv nr. 28459001/100704 'best. Stukken '71 t/m '83', map 'ingekomen post dec. 1982 t/m dec 1983'.

46. Brief C.J. Bos-Dijkstra, 21 april 1983. Ibidem.

47. Brief A. van der Molen, 20 augustus 1982. Ibidem.

48. Ons G.R.V. Blad, 9, nr. 2 (december 1962) 6. Zie ook Ons G.R.V. Blad, 8, nr. 1 (oktober 1961) 10.

49. Brief reisleider M. de Kievit, z.d. GR v-archief, inv nr. 28459001/100704 'best. stukken '71 t/m '83', map 'ingaande eorresp. nov. 1979 - okt 1980' fol. 1, 3.

50. Brief reisleider A.C. Rins, z.d. [1980]. Ibidem.

51. Notulen bestuursvergadering, 28 februari 1970. GRV-archief, inv. nr. 28459001/100704 'best. stukken '71 t/m '83', fol. 7.

52. Voor deze en de twee opvolgende paragrafen is met name geput uit gesprekken van de auteur met respectievelijk G.H. Nap op 13 augustus 2002, A. Rozema op 22 juli 2002, K. van Pelt op 22 mei 2002 en J.W.H.J. Smit op 8 maart 2003.

53. Het verwijt te duur te zijn, waarmee de GRV gedurende haar hele bestaan tot gekmakens toe geconfronteerd zou worden, lijkt vooral ontstaan te zijn doordat de reisvereniging prijzen hanteerde waarbij alle kosten inbegrepen waren, en geen 'basisprijzen', zoals andere reisorganisaties.

54. Brief kampeerreiscommissie, z.d. grv-archief, inv nr. 28459001/100704 'best. stukken '71 t/m '83', map 'ingekomen post dec. 1982 t/m dec 1983'.

55. Brieven bestuur aan D. Kuiper en R. de Haan, 16- 12-1983. GRw-archief, inv. nr. 28459001/100704, 'best. stukken '71 t/m '83', map 'uitgaande post 24 nov 82 t/ m 16 dec 1983'.

56. Slogan ontleend aan de website van Beter-uit Reizen, www.beteruit.nl (geraadpleegd op 8 maart 2003).

57. Nog in 1985 had de GRV samenwerking met het Nederlands Dagblad afgewezen omdat de statuten zich hiertegen zouden 'verzetten'. (Nederlands Dagblad, 17 december 1985).

58. gvm-Reisbrief, z.d. [199813.

59. Memo 'Noodscenario GRV' (W. Janssens, 23-5- 1998). GRV-archief, inv.nr. 2846100/100801 'best stukken', map 'AAB t/m 1998'. Een mogelijke 'afbouw' van de GRV wordt al geopperd in een stuk uit 1996, memo 'Strategie GRV' (J.H. Dronkers, oktober 1996). GRV-archief, inv. nr. 2846500/100702 'best. stukken', map 'Bestuur GRV april 1995 tot maart 1996'.

60. Verslag DB, 5 oktober 1998. GRv-archief, inv.nr. 2846100/100801 'best stukken', map 'AAB t/m 1998'.

61. Memo aan bestuur AT en GRV (S.P. Hoekstra en G.H. Nap, 15-9-1997). Ibidem-, GRV memo (J. Wietsema, 29- 6-1998). Ibidem. Image Tours was overigens een BV in handen van de NCRV.

62. GRV memo, 29-6-1998. Ibidem.

63. Nota wintersport deel 2, 22-10-1998. Ibidem.

64. Geert Nap (gesprek met de auteur, 13 augustus 2002).

65. Nederlands Dagblad, 27 maart 2002.

66. Letterlijke uitlating van Amicitia-directeur Kees van Pelt (gesprek met de auteur 23 mei 2002).

67. Deze zeilkampen - een zeer gekoesterd GRVonderdeel dat terugging tot 1964 - zouden ook nu nog grotendeels volgens de oude commissiestructuur functioneren en zich in een opmerkelijke populariteit kunnen verheugen.

68. G.R.V. Reisgids 1958. GRV - archief, inv. nr. 3117700/100201, 'reisgidsen', fol.3. 'Om dan nog maar te zwijgen van de gevaren die voor onze jonge mensen aan zulke reizen verbonden zijn, ' vervolgt de schrijver.

69. Reeds in 1963 werd de eerste reizigersenquête gehouden, iets wat in de jaren daarna tot een vaste gewoonte zou worden (Ons G.R.V. Blad, 9, nr. 7 (september 1963), 2-7).

70. Ons G.R.V. Blad, 11, nr. 1 (oktober 1964) 7.

71. Geert Nap in een gesprek met de auteur, 13 augustus 2002.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 2003

DNK | 93 Pagina's

GRV - QUO VADIS?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 2003

DNK | 93 Pagina's