GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Rotterdam.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rotterdam.

28 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Bericht van Reformatie, dat door den Rotterdamschen Kerkéraad aan de leden der gemeente is rondgezonden, is een historisch actestuk, dat naast een gelijk actestuk van den Amsterdamschen Kerkéraad in onze kolommen niet mag ontbreken. We nemen het daarom hier geheel over. Het luidde aldus:

Geliefde Broeders en Zusters in omen Heere Jezus Christus !

De Kerkéraad heeft, in zijn vergadering van Woensdag 5 Jan. j 1., voor de geheele Nederduitsche Hervormde Gemeente te Rotterdam, aan de Kerkorde, ingevoerd bij Koninklijk Besluit van 1816, alle kracht en geldigheid ontzegd; diensvolgens alle daarop gegronde bepalingen en besluiten verklaard te zijn vervallen, en weer kracht en geldigheid verleend aan de Dordsche Kerkenorde, die hier vóór 1816 heeft gegolden, behoudens zulke bepalingen als door de politieke wisseling gewijzigd zijn; en den ouden naam : »Nederdiiiische Gereformeerde Kerk" voor deze Gemeente weer aangenomen.

Aan deze kennisgeving hebben uw Opzieners een v.-oord van rekenschap en broederlijk vermaan toe te voegen

Van rekenschap, opdat gij het Kerkeraadsbesluit van Woensdag in zijn juiste beteekenis zult verstaan.

Een daad, zoo.als nu is geschied, greep in het leven der Rotterdamsche Kerk niet voor het eerst plaats.

Had toch de Heere reeds in de 13e eeuw zich, door zijn Woord en Geest, ook in deze stad een Kerk, d. i. een vergaderiug van in Hem geloovenden met hun zaad, geformeerd, gij weet hoe deze plaatselijke Kerk van Rotterd.ain in de i6e eeuw tot zeer groote deformatie was gekomen. Een deformatie waarvan de oorzaak, zeker niet uitsluitend, maar toch voor een groot deel aan Romes Hiërarchie, die ook op haar drukte, moet worden geweten.

Deze Hiërarchie toch, die menschelijk gezag boven dat van Koning Jezus en menschelijke wetten boven zijn Woord stelde, had de jammeren, die zoo schrikkelijk vergrijp aan de Majesteit van den eeuwigen Koning met zich voert, ook over deze Kerk gebracht.

Aan deze deformatie begon, naar gij allen weet en allen prijst, een einde te komen in het jaar 1572. In dat jaar toch wierp de Kerk van Rotterdam, door "s Heeren Geest verlicht en versterkt, het juk der Roomsche Hiërarchie af; ontzeide dies van toen af alle kracht en geldigheid aan alle pauselijke ordinantiïn en decreten; om kort daarna de eenheid met andere Kerken, ook door het aanvaarden van eenzelfde Kerkenorde, weer te doen uitkomen.

Het is u niet onbekend, hoe dan ook, nadat de Roomsche Mis in onze Si. Laurens-of Groote Kerk den izden November van 1572 voor het laatste gevierd was, de gezuiverde waarheid, vier dagen later, binnen hare muren mocht worden verkondigd.

Van afscheiding, van separatie, gij voelt het, was bij de Rotterdamsche Gereformeerden toen geen sprake.

Zij hadden hun plaatselijke Kerk slechts vrijgemaakt van de Roomsche Organisatie, de banden, die haar omknelden, afgesneden.

De toen aangevangen Reformatie, mocht, onder 's Heeren gunst krachtig doorwerken en in het jaar 1600 konden dan ook de toenmalige Opzieners der Rotterdamsche Kerk aan de Noorderpoort der St. Laurens dit opschrift laten plaatsen, waarin de Kerk haar Belijdenis uitsprak, en gij de uwe terugvindt:

»God voornam die hy kende in liefde te voren Te schicken in Christo tot syn uytvercoren. Deze roept, rechtveerdicht, verheerlyckt hy oock fyn, Gods Geest, roepinge, geloof en 't werck goed, 't bewys hier van syn. God geeft ons de salichheyt, het is syn werck. Die de Soon God end' Mensch, verdient heeft voor ons alleene; Gods Geest volbrengtse, maar dat gheloof sterck Neemtse aan, de wercken goet daar van getvygtn gemeene."

Doch ziet, eer na het plaatsen van dit opschrift een zestal jaren voorbij waren gegaan, braken er droeve dagen voor de Kerk van Rotterdam aan. Met de dwaling der Arminianerij in leer en Kerkregeering sloop toen het bederf weer in, om na een vijijarige worsteling, waarbij de Belijder van 'sHeeren Woord in zijn ambt geschorst, ontzet, ja zelfs met diefleiders uit de stad gezet werd, wederom tot een zeer groote deformatie te komen.

Dan, door de ontfermingen des Heeren bleef ook toen een l^èêde Reformatie niet uit.

Een Reformatie, moeielijker dan de eerste, omdat men nu niet, gelijk in 1572, met. een Prins Willem van Oranje de Overheid mee, maar wel beslist tegen had.

Ook nu weer sneed de Kerk van Rotter dam alle banden af, die haar vastsnoerden aan een Kerkbestuur, , dat, in beginsel, de Majesteit van den Koning der Kerk te kort deed; trad met een deel der naburige Kerken, die hetzelfde hadden gedaan, in gemeenschap of correspondentie; en liet, niet slechts in naam, maar welterdeeg ook metterdaad, de gereformeerde Kerkenorde in alle kracht en geldigheid werken.

Dit alles is toen niet dan onder veel smart en tranen geschied.-

Men onthield toch-der Kerk niet alleen het gebruik van haar bedehuizen, maar ook het genot van alle stoffelijk goed, om niet te spreken van de > zeer harde proceduren, " waarin de Libertijnsche Overheid het kruis der vervolging over haar bracht.

Doch God de Heere, die zijn volk sterkte geeft, schonk aan zijn Kerk te dezer plaatse de genade der volharding.

Zag zij de deuren van haar St. Laurens en haar Prinsenkerk voor zich gesloten; kon zij de armen, die zij met zich had, en een Voetius en anderen, die in haar midden den dienst des Woords waarnamen, niet onderhouden uit wat haar goed was, zij behielp zich met allerlei lokalen, voorzag uit particuliere middelen in de algemeene behoeften en klaagde, doleerde, over wat men haar aandeed naar God.

Hij heeft Haar op Zijn tijd verhoord-

Zeven lange jaren van zwaar lijden en hangen strijd waren voorbijgegaan.

Toen, gij weet, schonk de Heere in de tweeden Oranje, in onzen Maurits, aan de verdrukte Gereformeerden een machtig beschermer.

Na van 1611 af in particuliere woningen, op zolders en in schuren te hebben vergaderd, waaruit zij dan nog telkens weer werd opgejaagd, zoodat zij schier geen plaats-had voor het hol van haar voet, kreeg de Kerk van Rotterdam, door 's Prinsen toedoen, op den 4 en November van 1618 onze St. Laurens weer in gebruik.

Ook toen, gij voelt het, van afscheiding, van separatie, bij wat de Calvinisten in Rotterdam deden, geen sprake.

Zij hadden hun plaatselijke Kerk slechts vrij gemaakt van een door de Arminianerij vergiftigde Organisatie.

Van toen af had de Kerkenorde, waaronder onze Kerk van 1574 af had geleefd, in wezen dezelfde als die van de Dordsche Synode van 1618 en 1619, hier kracht en geldigheid.

De Heere Jezus zelf en Hij alleen werd weer als Heer en Koning zijner Kerk geëerd en gehuldigd.

Rijk was de zegen, dien Hij schonk.

Wat al trouwe en rijkbegaafde ambtsdragers gaf Hij deze zijne Kerke.

Denkt aan een Borstiiis, een Ridderus, een Brakel.

Een trits van namen, die nog altijd het hart van 's Heeren Belijders van dankbare herinnering doet trillen.

Dan, tegenover zooveel zegen des Heeren komt in des te scheller licht de zonde van zijn volk.

Tegen het inwonend verderf werd, vooral in de vorige eeuw, niet genoegzaam gewaakt, niet voldoende gestreden, niet meer ijverig gebeden.

Daar kwam verslapping en inzinking in de Kerk. En wat elders van de Amsterdamsche Kerk is gezegd, kan ook hier van de Rotterdamsche worden herhaald: > in dien ontredderden toestand was ze een maar al te lichte prooi voor de tweede". Hiërarchie, die, nu in Synodalen vorm, in 1816 opkwam", en zeer zeker met de beste bedoelingen, maar te kwader ure, door Koning 'Willem I werd ingevoerd.

Een t\v; ede Hiërarchie,

Immers, deze Organisatie is met de bepaling in haar wetboek, dat bij haar Synode, »de hoogste wetgevende, rechtsprekende en besturende macht berust", en in wat zij zich in hare «hoogere besturen" aanmatigt over de Kerken, ja in heel dit zich toeëigenen van heerscheiide macht in de Kerk, waar alleen Koning Jezus heerscht en mitsdien geen andere dan een bedienende macht van menschen kan geduld — deze Organisatie in den grond niet anders dan Roomsch, en doet niets minder dan den Koning der Kerk naar de kroon tasten.

Ook nu weer bleef de jammer, die op zoo ontzettende Majesteitschennis volgt, niet uit, noch de Kerke van Rotterdam gespaard.

Want, wel woonde de Heere ook nu met zijn Woord en Geest in ons midden. AVel kwam er, na de inzinking der vorige, in deze eeuw meer dan eens een heerlijke opleving der Gemeente; schonk de Heere tal van Leeraren, die den vollen raad Gods mochten verkondigen, en kwamen de zielen zijner uitverkorenen ten leven en werden gevoed, verkwikt.gesterkt; doch van wat zeventig jaren lang onder en door deze Synodale Organisatie geschiedde, is de geestelijke schade onberekenbaar.

Immers, ook bij de meest getrouwe prediking en het zuiverst belijden werd juist getrouwheid aan Koning Jezus in de praktijk des kerkdijken levens door de Organisatie schier tot een onmogelijkheid.

Wat al verschillende en tegenstrijdige gevoelens zijn van de kansels onzer Kerken gehoord. Hoe zijn daar zelfs de meest fundamenteele stukken der leer, de dierbaarste waarheden, bestreden, insteê van verdedigd en in hun wondere schoonheid ontwikkeld te worden.

Hoe is de disch des Heeren onder ons ontheiligd, doordat aanzat die maar wilde, al was ook zijn leer goddeloos of zijn leven ergerlijk.

En tegen dit alles werd zeer zeker veel gedaan. Minder wel dan moest, maar toch, daar gingen telkens en telkens weer stemmen op tegen deze onteering en ontluistering van 's Heeren Huis.

Dan, dit was het schrikkelijke, al dit roepen was vruchteloos.

De Synodale Organisatie, al was dit ook niet van meetaf haar bedoeling geweest, zette het er nu eenmaal op, dat alle dwaling in 's Heeren Kerk zich vrij en ongestraft mocht uitspreken.

Die er al te hard tegen riep, zag reeds den dreigenden vinger der Synodale Hiërarchie tegen zich opgestoken. En die ook maar verdacht werd van poging tot dadelijk verzet, voelde zich al bij het kleed gegrepen. En toen zweeg men en gaf het — ontzettende trouweloosheid! maar op, en fluisterde elkander toe, dat er toch niets aan te doen viel, en de verlamming kwam over de Kerk en haar ambtsdragers, en de moed zonk weg en de ijver verkoelde. Want o zeker, deze Synode had in haar wetboek ook een artikel dat van »handhaving der leer" sprak, doch de ervaring heeft getoond, dat dit niet c'an een doode letter was.

Immers, om uit heel het Synodale zondenregister slechts één laatste bladzijde op te slaan, de kerkelijke gebeurtenissen ten vorigen jare in Amsterdam hebben duidelijker nog dan vroeger doen zien, dat de leer der Kerk, gelijk zij haar uitdrukking vindt in de drie Formulieren van eenigheid, niet mag gehandhaafd.

Dat willen handhaven der leer toch was het groote kwaad der 75 Amsterdamsche Broederen, wier poging op schorsing en afzetting uitliep. Want, dat het in het Amsterdamsch Conflict wel terdeeg om de leer ging, en niet, zooals men voorgaf, om het kerkelijk goed, is , door een in deze onwraakbaren getuige i) j nog onlangs publiek uitgesproken.

Doch ziet, na de inzinking kwam ook nu weer de opleving.

Men voelde weer, dat Jezus niet alleen Koning is in het »rijk der gedachten", maar zeer bepaald van zijne Kerk; dat dit Koningschap geen fictie maar een heerlijke werkelijkheid is; en dat deze Koning gehoorzaamheid eischt.

En toen is tegen de Synodale Hiërarchie, en voor het Koningschap van den Heere Jezus, de strijd weer aangebonden.

Een strijd, waarin men »al tastend vaak mis heeft getast ; " waarbij men dikwerf faalde in de middelen ; maar toch door 's Heeren goedheid zuiver bleef in zijn bedoelingen.

En toen heeft het optreden in de Amsterdamsche zaken tegen deze Synodale Hiërarchie een kreet van verontwaardiging op de lippen gebracht, en voelde men in het vonnis der afzetting, geveld over Broeders, met wier kloeke houding men zijn sympathie had betuigd, zich zelf onzet, ja meer, in deze Broeders den Heere zelf gesmaad.

i) De Moderne Prof. Knappert, van Amsterdam.

n Waarbij dan nog kwam, al wat sedert de laatste helft van het vorige jaar het Classicaal Bestuur van Rotterdam, als trouwe handlanger der Synode, in onze Kerk bestond. Een Bestuur, dat, om slechts iets te noemen, in onbegrijpelijk zelotisme een diietal leden van den Kerkéraad in preventieve hechtenis nam, zonder dat zij zich ook maar tegen één letter der Synodale wetten hadden bezondigd.

Ziet, door dit alles rijpte langzaam de vaste overtuiging, dat, zou aan den jammerlijken toestand, waarin onze Kerk verkeerde, een einde komen, allereerst en noodzakelijk afwerping van deze zoo fatale Hiërarchie moest voorafgaan.

En toen nu* het Classicaal Bestuur van Rotterdam op den Oudejaarsdag een missive schreef, waarin zelfs het spreken over het mogelijk afwerpen van het juk zijner Koninginne werd verboden, toen werd ons de zaak gemakkelijk gemaakt, voelde men algemeen, dat het zoo niet langer mocht, en is het besluit van 5 Jan. gevallen.

Ook nu, gij voelt het, van separatisme, van afscheiding geen sprake.

De aloude Kerk van Rotterdam, in de 13e eeuw gesticht, in de i6e eeuw voor het eerst en daarna wederom in de 17e eeuw gereformeerd, is nu door 's Heeren onverdiende goedheid en verbeurden zegen ten derden male tot

a.anvankelijke Reformatie gekomen. De banden, waaronder zij lag gekneld en waardoor alle Reformatie werd tegengehouden, zijn nu weggenomen.

De glazen stolp — om een veel gebruikt maar zeer juist beeld te bezigen — waaronder de plant tot stervens toe wegkwijnde, is gebroken.

De oude Kerk van Rotterdam aan Jezus als haar Heer en Koning teruggeven.

Geen separatisme, maar natuuilijk evenmin een van den Heere veroordeeld independentisme. En daarom dan ook mocht onze Kerk nu niet op zich zelf blijven staan, maar moest onverwijld door zich met de andere Kerken van dit land, die dit reeds gedaan hadden, onder de oude Kerkenorde te stellen, de gemeenschap ook op dit punt weer aanbinden.

Het recht tot deze daad, is hetzelfde als waarmede in de i6de eeuw hier de pauselijke Hiërarchie werd afgeworpen en voor nu 70 jaren de Synodale Organisatie was aanvaard

Principieel dezelfde omstandigheden.

De toestand onzer Kerk maakte deze daad nu noodzakelijk; er mocht niet langer getoefd. Dat het zoo niet langer kon, en er hoe eer hoe beter verandering moest komen, werd door allen gevoeld en door velen beleden. De hartstocht was zoo jammerlijk opgewekt; het geestelijk leven kwijnde; men bezondigde zijn ziel telkens en telkens weer; woorden zijn gesproken en daden zijn verricht, die niet goed waren voor God den Heere, en wij allen hebben ons diep, zeer diep, voor Hem in dezen te verootmoedigen.

En of men dan niet op eene andere wijze uit dezen treurigen toestand had kunnen komen ?

Op deze bedenking zij geantwoord, dat alle andere wegen eenvoudig waren afgesneden.

Van deze Synodale Hiërarchie moest men af, want zij hield juist alle Reformatie tegen.

Doch hoe van haar af te komen ?

Reorganisatie binnen den kring der Reglementen werd wel beproefd, maar bleek al spoedig ondoenlijk.

Een »modus vivendi", een voorloopige schikking, werd wel aangeboden van de zijde der belijders, maar door hun tegenstanders smadelijk verworpen en in arren moede bespot.

Dus bleef niet anders over dan te doen, wat wij Woensdag hebben gedaan en waartoe de Heere zelf ons den moed in het harte gaf.

Een woord van rekenschap, maar ook van broederlijk vermaan, hebben uw Opzieners u ten slotte te brengen.

Met den drang der liefde en in den naam van Koning Jezus roepen wij u toe: Wilt u niet van uw Kerk, nu vrijgemaakt van het Synodale juk, afscheiden, door u weer te stellen onder de Synodale Hiërarchie. Zeer zeker, door geen mensch hebt ge u in uw conscientie te laten binden, maar waar de Belijdenis onzer Kerk ook de uwe is, moogt gij u niet weer stellen onder een kerkregiment, dat tegen die Belijaenis ingaat. Slechts van hen kan dan ook zulk een afscheiding worden verstaan, die, gelijk hier de Roomsche in de i6e en de Arminianen in de 17e eeuw, naar hun overtuiging tegen de Gereformeerde Belijdenis moeten kiezen.

Maar ook komen wij tot u in den naam van onzen Koning Jezus, om u te manen tot offervaardigheid. Immers meer dan waarschijnlijk, zal men onze Gereformeerde Kerk ook nu weer het gebruik harer bedehuizen en het genot van haar stoffelijk goed onthouden. Ook dit dient naar Christenplicht in lijdzaamheid gedragen en geklaagd, gedoleerd, aan het oor van Hem, die machtig is weer op zijn tijd te verhooren. Inmiddels bewege de Heere u tot een gewillig hefoffer, opdat ook, in wat uw Kerk noodig heeft, toch kan worden voorzien.

En eindelijk in den naam van Koning Jezus leggen wij voor uw conscientie den eisch van reformatie in huis en hart. Wilt uwe wegen onderzoeken en doorzoeken en wederkeeren tot den Heere, den God des Verbonds.

Ziet, Broeders, deze derde Reformatie der Kerke van Rotterdam is — verstaat het toch wel — is op Woensdag niet voltooid, maar slechts aangevangen, slechts mogelijk gemaakt. En zal zij nu tot stand komen, dan moet 's Heeren Geest u tot gehoorzaamheid aan Hem brengen in hart en huis en maatschappij.

Wee over den man, die met onzuivere handen aan Sions muren bouwen wil. Al zijn arbeid is met vruchteloosheid geslagen, succes mag zijn deel zijn, maar de zegen blijft weg. Slechts als uw hart oprecht staat voor den Heere en door een oprecht geloof vastligt aan uw Jezus, kunt gij met een Nehemia spreken: »God van den hemel zal het ons doen gelukken, en wij, zijne knechten, zullen ons opmaken en bouwen."

Zij dan ons aller bede voor de aloude Kerk van Rotterdam, die van de Bruid uit het Hooglied: »Ontsvaak, noordenwind! en kom, gij, zuiden» wind! doorwaai mijnen hof, dat zijne specerijen uitvloeien."

De Kerkéraad der Nederduitsche

Gereformeerde Rotterdam. Kerk van

Dr. W. GEESINK, h. t. Scriba.

Rotterdam, Januari 1887.

Deze taal doet goed. Dit is kalm, dit is ernstig, dit is waardig. Het is in historischen stijl. En wat ook iets zegt, er is zoo uitnemend partij van getrokken, dat de Rotterdamschen kerk reeds eenmaal een dolarende kerk was.

De aanleiding.

Even belangt ijk is de mededeeling die de Hoop ons brengt, over hetgeen in den Kerkeraad voorviel en tot de breuke aanleiding gaf.

We lezen daarvan:

Rotterdam, 8 Januari 1887.

De week, die achter ons ligt, mag voor onze Kerk van Rotterdam bijzondeï gewichtig heeten en zal in hare geschiedenis eene belangrijke bladzijde beslaan.

Immers op U. Woensdagavond, den sden' Jan., nam de Kerkeraad, in den Naam des Heeren, het kloek besluit, om de Synodale Hiërarchie, waaronder de K£rk nu 70 jaren gedrukt ging, af te werpen "en #eer tot de, in de Schrift gewortelde op de Schrift ge­

gronde oude Kerkenorde terug te keeren. Het moest hiertoe komen ; het moest hiertoe NU komen, tenzij dan dat de Kerkeraad, voorgoed, voor de Synodale Organisatie van 1816 de knieën zou buigen, en de Gemeente aan de heerschappij van ongoddelijke Kerk­

besturen ter prooi zou laten. Dit mocht niet, voor den Heere God.

Alle middelen zijn beproefd, om de Synodale Kerkbesturen tot reden te brengen. Er is bij de Synode geprotesteerd en gesmeekt; er is gepleit op Gods Woord; er is gewezen op de historie onzer Gereformeerde Kerken; er is beroep na beroep gedaan, op' de consciëntie der leden van de Synode, om toch de Hervormde Kerk niet langer een smaad en aanstoot te doen zijn in het oog aller belijdende Kerken, en steeds meer te doen afwijken van het Woord Godsf tot verderf van zielen en oneer van des Heeren Naam; men heeft getracht, binnen den kring der Reglementen tot anderen toestand te komen; er is zelfs meer dan één modus vivendi voorgesteld, om, zoo mogelijk, te verhinderen, dat, gedurende den tijd der Reformatie der Kerken, de Synodale Organisatie plotseling uit elkander zou vallen, en een toestand van anarchie geboren zou worden, die schadelijk zou kunnen zijn; men heeft zelfs veel van het stoffelijk goed der Kerken willen prijs geven, als maar het geestelijk goed niet langer zou worden aangerand, en de belijders van den Christus niet gedwongen zouden worden, de bestrijders der waarheid als leden der Kerk te erkennen — doch het mocht niet baten. De Synode heeft gespot met elke bede om recht, en elk beroep op Gods Woord en heeft de meest volstrekte, onvoorwaardelijke onderwerping aan hare Reglementen en mandaten tot voorwaarde gesteld, waarop men lid kan zijn of blijven der Kerk, onder de Organisatie van 1816. »Wie zich niet wil onderwerpen moet worden uitgeworpen'', zoo luidt haar laatste mandaat, en aan de lagere Kerkbesturen heeft zij bevolen om dat mandaat, onverwijld en scherpelijk uit te voeren.

Hoe die Kerkbesturen, door de Gereformeerden verlaten, zich daartoe leenen, is bekend. En vooral door het Classicaal Bestuur van Rotterdam is, , in deze laatste maanden, een vervolgingswoede aan den dag gelegd, die verbazing wekken moet. Dat Bestuur, vast besloten om te Rotterdam te komen doen »wat des Kerkeraads is", heeft eerst drie ouderlingen «provisioneel" geschorst en heeft v«rdere maatregelen genomen, om, zoo spoedig mogelijk, nog zó< 3veel leden des Kerkeraads, waaronder minstens één der predikanten, te schorsen, om dan in de plaats des Kerkeraads handelend te kunnen optreden.

Wat het Classicaal Bestuur van Rotterdam in den zin had, blijkt, o. m. uit de volgende missive, die, 11. Woensdag, bij den Algemeenen Kerkeraad inkwam:

•»Schiedam, 31 December 1886.

Waarschuwing tegen mogelijk breken met de SYNODALE ORGANISATIE. Het Classikaal Bestuur van Rotterdam, door een bericht, in onderscheidene openbare bladen medegedeeld, vernomen hebbende, dat Gij in uwe Vergadering, bij meerderheid van stemmen, het als uwe overtuiging hebt uitgesproken, dat het plicht is, om hoe eer hoe liever met de bestaande Synodale Organisatie te breken, acht zich geroepen — indien althans dit bericht gegrond is — U met den meesten ernst te waarschuwen voor mogelijke gevolgen voor U en de Gemeente indien deze uitgesproken overtuiging tot eenig voorstel, ter verbreking van het Kerkelijk verband, mocht leiden.

Het Classicaal Bestuur van Rotterdam.

(get.) W. AST-RO, fung. Fraeses.

» C. DE WILDE CZ., Scriba: '

Met andere woorden : U, o Kerkeraad van Rotterdam, wordt, van dit oogenblik af, pertinent, het stilzwijgen opgelegd, met betrekking tot alles wat eenigen grond zou kunnen gtYtn om U te verdenken van eenig voornemen tot eene poging van verzet tegen de Synodale opperheerschappij over de Kerke Christi te Rotterdam. En anders .... zullen wij U schorsen, uwe plaats innemen.

De Kerkeraad moest nu wel onmiddellijk handelend optreden, om de gemeente te beschermen tegen verdere aanslagen der Synodale Hiërarchie.

Het besluit van den Kerkeraad.

Het zeer gemotiveerd besluit van den Kerkeraad is van dezen inhoud:

De Kerkeraad der Nederduitsche Hervormde Gemeente te Rotterdam heden, den sden Januari 1887, wettig vergaderd;

Kennis genomen hebbende van eene missive van het Classicaal Bestunr van Rotterdam, No. 202, dd. 31 December 1886, «Waarschuwing tegen mogelijk breken met de Synodale Organisatie."

Overwegende., dat de Kerkeraad onder den knellenden band der Synodale Organisatie van ϧi6 gedurig buiten macht gesteld wordt naar Gods Woord te handelen;

Overwegende., dat de jongste bemoeiingen van net Classicaal Bestuur van Rotterdam niet de Btrekkmg hadden om het handelen naar Gods Woord gemakkelijk te maken, maar integendeel om den Kerkeraad derwijs te demoraliseeren, dat alle vrijheid dergenen, die de ambten bekleeden, te loor gaat;

Ov^wegende, dat dit op bijzondere wijze de strekking is der bovengenoemde missive van het Classicaal Bestuur;

Overwegende, dat uit de handeling der Ker-Keiijke hiërarchie, in zake het Amsterdamsche < -onflict, gebleken is, dat uit eene procedure voor de Kerkbesturen, om recht te erlangen, geen het minste heil is te verwachten;

Overwegende dat de besluiten door de Algemeene Synode in die zaak genomen, alsmede haar schrijven aan de Kerkeraden en Leden der Nederd. Hervormde Kerk, i December 1886, ontwijfelbaar toonen, dat op eene eerlijke schikking geen uitzicht bestaat, en dat de eenige modus vivendi, welke zij toelaat, zulk eene is, waarbij de trouwe Dienaars van onzen Heere en Koning uitgeworpen worden ;

Overwegende., dat alzoo noch het blijven voortleven in dezen Godonteerenden toestand geoorloofd, noch het vinden van eenig middel, om bij behoud der tegenwoordige Kerkorde daaruit te geraken mogelijk is:

Besluit., onder biddend opzien tot den Heere, 1. Krachtens hetzelfde recht, waarmede in de 7e eeuw de Pauselijke hiërarchie alhier werd fgeworpen, en de Kerkeraad in 1816 geacht erd, de Synodale Organisatie van 1816 te anvaarden, thans de Synodale hiërarchie afe werpen;

2. Diens volgens voor de geheele Nederl. ervormde Gemeente te Rotterdam, de Kerkrde, ingevoerd bij Koninklijk Besluit, in 1816, an dit oogenblik af, alle kracht en geldigeid te ontzeggen en diensvolgens alle daarop egronde bepalingen en besluiten te verklaren oor vervallen, — en, van nu af weer kracht n geldigheid te verleenen aan de Dordsche Kerenorde, die hier vóór 1816 gold, behoudens ulke bepalingen als door de politieke wisseing gewijzigd zijn;

3. Dientengevolge den ouden naam van Nederuitsche Gereformeerde Kerk weer aan te emen;

4. Van dit besluit onverwijld kennis te geven an Z. M. den Koning, tér voldoening aan rt. I der Wet van 15 September 1856, (Staatslad No. 102);

5. A'^an dit besluit afschrift te zenden met beeleidend schrijven aan den Burgemeerster deer stad;

6. Van een en ander officieel bericht te zenden an de Gemeente-Commissie der Nederduitsche Hervormde Gemeente te Rotterdam, met verzoek, dat op morgen een conferentie plaats ebbe tusschen de Commissie's in Art. 33 van et Reglement voor genoemde Commissie omchreven, ter regeling der godsdienstoefeningen in de kerkgebouwen, onder de weder aangev

nomen Kerkenorde; 7. Van een en ander bericht te doen aan de Gemeente bij een te drukken en te verspreiden manifest;

8. Tegen Vrijdag den Ssten Januari a.s. de Gemachtigden der Gemeente samen te roepen, ten einde hun van deze verandering van Kerkenorde kennis te geven en daarop hun instemming te vragen;

9. Den afwezigen leden des Kerkeraads bericht te geven van het gebeurde;

10. En gelijk bericht te zenden aan de Kerkeraden der Kerken te Kootwijk, Voorthuizen, Reitzum, Kollum, Leiderdorp, Anjum, Gerkesklooster en Amsterdam.

Den Heere God biddende, dat Hij zijn Kerk genadig zij en het werk der Reformatie wel doe gelukken.

De uitslag was' dat het voorstel, men mag wel zeggen, door bijna alle aanwezigen wierd aangenomen, terwijl van de tegenstemmers en twijfelaars enkele reeds weer Wjvielen.

Well een eenheid en welk een geestdrift!

o, Als dat juk toch maar eens van den nek is, hoe heel anders voelt en werkt men dan!

Het stuk aan den Koning'.

Aan den Koning is toen terstond kennisgeving van het gebeurde gezonden door deze missive:

Aan Zijne Majesteit den Koning.

Geeft met den hoogsten eerbied te kennen, de Kerkeraad van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk van Rotterdam;

dat de belijders van de Gereformeerde religie, te Rotterdam woonachtig, sedert het jaar 1573 tot eene zelfstandige plaatselijke Kerk, onder eigen predikanten en kerkeraad vereenigd zijn geweest als Gereformeerde Kerk van Rotterdam, welke Kerk aanvankelijk geleefd heeft onder de kerkenordening der Nederlandsche Gereformeerde Kerken, op onderscheidene National; Synoden vastgeste d, en laatstelijk gewijzigd door die van Dordrecht, gehouden in de jar«n 1618—16Ï9;

dat die Kerk, ook nadat de Gereformeerde Kerk opgehouden had de bevoorrechte of heerschende Kerk te zijn, onder die kerkenordening is blijven leven tot aan het jaar 1816, — doch dat, tengevolge van de bemoeiingen der toenmalige Regeering, zij sinds dien tijd feitelijk bestuurd is geworden overeenkomstig het Algemeen Reglement voor het Bestuur der Hervormde Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden, gearresteerd bij Koninklijk besluit van den 7den Januari 1816, No. i, welk Reglement sedert dien tijd menigvuldige, bij de Regeering bekende, wijzigingen heeft ondergaan;

dat echter thans hij, kerkeraad voornoemd, ontwarende hoe, door langer onder deze kerkorde te blijven, de Gereformeerde Kerk haar Gereformeerd karakter ten eenenmale verliezen en dus zich zelve als Stichting vernietigen zou, besloten heeft, krachtens zijne oorspronkelijke, hem nimmer ontnomene bevoegdheid, zijn plaatselijk kerkgenootschap op nieuw te regelen, en daartoe, voor wat zijne Kerk aangaat, aan de sinds 1816 feitelijk hier toegepaste kerkorde alle verbindende kracht te ontnemen en alsnu voor zijne kerk, die alzoo hiermede den naam van Nederduitsche Hervormde gemeente aflegt en dien van Nederduitsche Gereformeerde Kerk weder aanneemt, opnieuw in te voeren de bepalingen, die in hare belijdenis geworteld en historisch uit haar eigen leven ontwikkeld waren, en tot 1816 hier golden ; bepalingen, die te vinden zijn in het Groot Placcaatboek deel III, fol. 464; en dat wel behoudens eenige, door den veranderden staatkundigen toestand vanzelf ontstane, wyzigingen; gelijk zulks blijkt uit nevensgaande Bijlage, die, het de facto vervallene aan den voet der bladzijden vermeldende, den thans geldenden tekst aanwijst; welken de Kerkeraad hiermede de eer heeft, ter voldoening aan de bepalingen van art. 2 der Wet van 10 Septembnr 1853 St.bl.

Nr. 102), aan Uwe Majesteit over te leggen:

'tWelk doende,

Uwer Majesteit getrouwe onderdanen,

De Kerkeraad voornoemd..

Uit zijnen naam,

Uit zijnen naam, F, LiON CACHET, g. t Praeses.

Dr. W. GEESINK, h. t. Scriba.

Rotterdam, Jan. 1887.

En evenzoo deze wijs: aan den Burgemeester op

Aan den Edel Achtb. Heer Burgemeester der stad Rotterdam,

Edelachtbare Heer!

Bij besluit van den Kerkeraad der Nederduitsche Hervormde Gemeente te Rotterdam, is, op heden, den sden Januari 1887, voor de eheele Nederduitsche Hervormde Gemeente Rotterdam, aan de Kerkorde, ingevoerd ij Koninklijk besluit in 1816, alle kracht en eldigheid ontzegd, en zijn diensvolgens alle aarop gegronde bepalingen en besluiten voor ervallen verklaard. En is, van nu af weer racht en geldigheid verleend aan de Dordche Kerkenorde, die hier voor 1816 gold, ehoudens zulke bepalingen, als door de poliieke wisseling gewijzigd zijn. Voorts zal de emeente weer haar ouden naam dragen van EDERDUITSCHE GEKEFORMEERDE KERK TE ROT­ ERDAM.

Van deze besluiten is kennis gegeven aan . M. onzen geërbiedigden Koning bij eene issive, waarvan afschrift hiernevens gaat. n heeft de Kerkeraad bij deze de eer. UEdel chtbare daarvan insgelijks kennis te geven.

Edel Achtbare Heer,

Namens en op last van den Kerkeraad der l Nederduitsche Gereformeerde Kerk te Rotterdam.

UwEdel Achtb. Dienstv. dienaren,

F. LiON CACHET, //. t. Praeses.

DR. W. GEESINK, h. t. Scriba.

Ook werd het navolgende schrijven verzonden an heeren Gecommitteerden:

Rotterdam, 5 Januari 1887.

Aan de Gemeente-Commissie der Nederi Herv. Gemeente te Rotteridam.

Wel Edele Heeren!

Namens en op last van den Algemeenen erkeraad der Nederduitsche Hervormde Geeente te Rotterdam, hebben wij de eer, u ennis te geven, dat bij besluit des Kerkeaads, op heden den 5 Jan. 1887 genomen, oor de geheele Nederduitsche Hervormde emeente te Rotterdam, aan de Kerkorde, ingeoerd bij Koninklijk besluit van i8i6, alle racht en geldigheid is ontzegd en diensvolens alle daarop gegronde bepahngen en beluiten voor vervallen verklaard zijn. En dat an nu af weer kracht en geldigheid verleend is aan de Dordsche Kerkoide, die hier vóór 1816 gold, behoudens zulke bepalingen, als door de politieke wisseling gewijzigd zijn. Voorts dat de Gemeente weer haar ouden naam zal dragen van: Nederduitsche Gereformeerde Kerk.

De Kerkeraad heeft de eer u te verzoeken, dat er op morgen. Donderdag 6 dezer, eene conferentie plaats hebbe tusschen de Commissies, in Art. 33 van het Reglement voor de Gemeente-commissie van 1810 omschrey^i, ter regeling der fgodsdienstoefeningen in d#lé|rkgebouwen, onder de weder aangenomen

kenorde. Beleefd verzoekende, dat u zoo spoedig mogelijk, aan het adres van den eerstondergeteekende, het uur waarop, en de plaats wilt mededeelen, waar de conferentie met genoemde Commissie zal kunnen plaats vinden, hebben wij de eer te zijn.

De Kerkeraad voornoemd,

F. LION CACHET, h. t. Praeses.

Dr. W. GEESINK, h. t. Scriba.

Gemachtig'den.

Onverwijld heeft de Kerkeraad toen de Gemachtigden opgeroepen, om te verzoeken dat zij hun instemming met deze afwerping van het juk zouden betuigen.

En deze mannen, als vertegenwoordigende de stemgerechtigden, en in hen de geheele gemeente, hebben toen, eveneens met overgroote meerderheid, hun zegel aan deze daad van Reformatie gehecht.

Kerkvoog'den.

Ook aan heeren Kerkvoogden had men gelijk we reeds vermeldden; bericht gezonden, en verzocht dat zij een paar leden committeeren zouden, om de verdere aangelegenheden te regelen.

Let wel aan Kerkvoogden, wier statuut in i8io gemaakt was, aleer de Synodale organisatie opkwam, en bij de kerkorde van 1619 gold.

Aan Kerkvoogden, die toen de organisatie van 1619 met die van 1816 verwisseld werd, stil den Kerkeraad gevolgd waren.

En wat deden deze heeren nu.

Onbeleefd, niet eens antwoorden.

Revolutionair, even als te Amsterdam de heeren Roëll c. s. de kosters tegen den Kerkeraad wapenen.

En partijdig, evenals hun vrienden hier, al het kerkegoed der gemeente in feitelijk bezit geven aan een factie.

De Politie.

Ook de politie deed te Rotterdam juist wat zij te Amsterdam deed.

Ze steunde en steunt de Synodale iactie, en zoo de wettige praeses van den wettigen Kerkeraad zich aan de kerk vertoont, staat er een man met een stok én sabel om hem te weren.

Art. 41. Gereclitvaardig-d.

Te Amsterdam riepen de Classicalen: Art. 41 is daarom zoo door en door slecht, omdat het aan de Kerkvoogden last geeft om c. q. tusschen tv/ee Kerkeraden te kiezen en dus een geestelijke zaak te beoordeelen.

En wat ziet men nu te Rotterdam.

Dit, dat de Kerkvoogden te Rotterdam ook voor precies dezelfde keuze komen te staan, en nu door hun besluit de geestelijke zaak beslissen.

Juist dus wat te Amsterdam voorzien en waartegen te Amsterdam gewaakt was.

Daar leidde de Kerkeraad de keuze die Kerkvoogden te nemen hebben, hier kozen nu de Kerkvoogden zelf.

En het eind is dus, dat de Synodale Besturen te Rotterdam zelf meedoen, aan wat te Amsterdam niet gedaan was, maar waarom te Amsterdam de getrouwe Dienaren zijn veroordeeld.

Classicaal Bestuur.

Het zonderlingst is wat het Classicaal Bestuur deed.

Toen de Kerkeraden van Voorthuizen, Reitzum enz. het juk afwierpen, oordee.de de Synode, dat deze hierdoor eo ipso hadden opgehouden te behooren tot de Synodale Kerk, weshalve deze Kerk dan ook geen jurisdictie meer over ben had.

En vlak hiermee in strijd, gaan de Rotterdamsche Classicalen zich nu tegenover den Rotterdamschen Kerkeraad wel jurisdictie aanmatigen.

Zij schorsen mannen van wie de Syno­ m ale jurisprudentie leert, dat ze niet meer d nder, maar buiten hun jurisdictie staan. h

C. DE WILDE Cz.,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 januari 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Rotterdam.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 januari 1887

De Heraut | 4 Pagina's