GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het punt der Universiteit

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het punt der Universiteit

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het punt der Universiteit kan nog niet losgelaten.

Van de Modernen spreken we niet; noch ook van de Ethischen; beide fractiën toch bezitten in onze Overheidshoogeschool juist het begeeren van hun hart. Want wel zouden de Ethischen, hadden ze de handgeheel vrij, waarschijnlijk op een hooger percentage voor hun eigen coterie in de overige faculteiten aanspraak maken; maar om de ongunst der tijden schikken ze zich hierin, en leggen er zich voorts op toe, om temidden van het zaadkoren des ongeloofs, dat zoo kwistig door hun ongeloovige ambtgenooten in het hart onzer vaderlandsche jongelingschap wordt uitgetrooid, het enkele korrelke waarheid te waardeeren, dat, als overblijfsel van beter verleden, ook aan hun vingeren nog ontlippen mocht.

Al konden de Ethischen morgen den dag een Universiteit om niet krijgen, die rincipieel op den grondslag van Gods Woord stond, ze zouden haar niet willen.

Duidelijk is het hunnerzijds uitgesproken, n de personen der onderwijzers zou meer eslist geloof wenschelijk zijn, maar voor et onderwijs als zoodanig mag geen rondslag worden aangenomen.

Want wel heeft ook een man als Dr. . H. Gunning in 1878 een oogenblik met het denkbeeld eener Christelijke Universieit gedweept en zelfs een hand uitgesto Ken, om haar te grijpen; maar sinds lei ook hij deze dwaling af, en leeraart nu ls synodaal hoogleeraar in een bijschool bij Amsterdams stedelijke Universiteit.

Ja, meer nog.

Niet alleen toch, dat hunnerzijds van den katheder openlijk de twijfel als de weg tot vaste overtuiging is aangeprezen, en een ander Ethisch hoogleeraar reeds op de vergadering der Moderne theologen meê anzat, maar ook hun onderlinge veeten zijn plotseling uit de wereld geraakt.

En dat links zoowel als rechts.

Met de Groningers, principieele bestrijders van het leerstuk der Drieëenheid, van de Godheid Christi en van de Verzoening door het bloed des kruises, leven ze op voet van vrede en kameraadschap. De oude „ruzie" tusschen de fractiën van De la Saussaye en Doedes heeft uit, en de oude Doedes ziet het rustig aan, hoe hij geheel door de jongere Ethischen overvleugeld wordt. Van een eigenaardig standpunt, door Van Oosterzees volgelingen in te nemen, is bijna nergens sprake meer. Zelfs komen deze eens zoo diep gevoerde geschillen niet meer op het tapijt. Het schijnt alsof deze principieele quaestiën haar waardij en strekking verloren. En het eenige probleem, waarin alle schakeeringen elkaêr met geestdrift ontmoeten, is de instandhouding van wat koning Willem I in 1816, naar hun eigen bekentenis, wederrechtelijk en door overmacht schiep.

Toch verbaze men zich hierover niet.

OnzeNederlandsche Ethischen zijn niet origineel. In hun opkomen en in hun verdere ontwikkeling zijn ze nooit anders geweest dan geesteskinderen van Schleiermacher; nabootsing, soms in bijna Hoogduitsch-Nederlandsch, van wat in Duitschland reeds tien jaren oud was.

Al de schakeeringen, die men ten onzent waarnam, waren ook in het Duitsche origineel voorgekomen. En wie Tholück en itsch naast Keerl en Hoffmann of naast Rothe en Von der Goltz legt, behoeft waarijk niet verlegen te zijn, om zich én Van osterzee én Gunning én de jongere Ethiche school te verklaren.

En overmits nu dit Duitsche origineel in beginsel op de vermaagschapping van Bijbelsch geloof en ongeloovige philosophie aan de Rijksuniversiteiten gegrond is, spreekt het wel vanzelf, dat het afdruksel ook hierin aan het oorspronkelijk niet ontrouw kan worden.

De Ethischen hooren naar recht van geoorte op onze ongeloovige hoogescholen huis. Wel is het niet eerlijk, dat ze ook ns voor die weelde meê laten betalen; maar in de hooge vlucht hunner ideeën mag aangenomen, dat aan dezen zeer primitieven eisch van eerlijkheid niet eenmaal is gedacht.

Zij gaan op dien weg dus voort.

Gelijk de weg in Duitschland helde, zal hij ook hier helleii. Bij elk nieuw station, Aé.& x geopend, zullen ze ook hier een halt maken. Reeds nu is de hz]X-Ritschl aanbesteed, natuurlijk met bijbehoorende dampbaden in aloude en nieuw-verzonnen mystiek!

Overwegingen, waaruit tevens genoegzaam blijkt, hoe volkomen hun antipathie tegen de Vrije Universiteit gerechtvaardigd is. Immers, een Universiteit, die zich niet in de nevelen der gemoedsmystiek hult, maar op den grondslag van Gods Woord gefundeerd is, is de rechtstreeksche loochening van hun pantheïstisch uitgangspunt en de daadwerkelijke omverwerping van hun amalgameerende theorie.

Doch, en hierop wilden we komen, zoo waar en beslissend dit nu ook zijn moge voor heel de school van Schleiermacher, dus met de fractie Van Oosterzee incluis, het gaat natuurlijk niet door voor onze Gereformeerde theologen. Aan mannen driemaal verder afgeweken dan Arminius, Socinus en Servgtus saam, de vorming van bedienaren des Woords voor de Gereformeerde kerken over te laten, is natuurlijk iets zoo monstrueus en ondenkbaars, dat de geesten van Calvijn, Gomarus en Voetius eiken nacht om uw hoofdkussen zouden spoken, wanneer ge met zulk een booze ongehoordheid vrede naamt, en op zulk een ongerijmdheid insliept.

Toch weet men, dat er in onze Gereformeerde kerken nog heel wat Gereformeerde theologen zijn, die zich op dit oogenblik geen weg tot reformatie ontsloten zien; met den weg, dien wij insloegen, geen vrede hebben; en nu, hali verlegen en half benepen, zich schikken moeten in een toestand, die hun verre van aangenaam is.

Deze mannen staan, tenzij ze sinds 1886 van opinie veranderd mochten wezen, principieel tegen de Ethischen over. Er is blijkens hun herhaalde vroegere uitlatingen aan de theologie der Ethischen geen goed haar. Steeds hebben ze tegen deze verderfelijke Ethische theologie gewaarschuwd. En confessioneel in hart en nieren, hebben ze er steeds werk van gemaakt om onze kerken weer op te bouwen in den weg der confessie.

Uitnemend, mannenbroeders, m.aar hoe doet gij dit nu.? Hoe werkt gij dit uit.!" Hoe spant ge u daarvoor in.-" Welk spoor betreedt ge, om nu dit schoone doel te bereiken .

De kerken zijn er. Er moeten dus bedienaren des Woords zijn. Die moeten gevormd. Daarvoor moet ge een Theologische school hebben. Eilieve, waar is dan nu deze uwe school?

Feitelijk nog altoos aan de Overheidshoogeschool, de eenige school waarvan candidaten bij u tot het examen worden toegelaten.

En daar legt gij u bij neder.

Daar neemt ge vrede meê.

Daar reageert ge zelfs niet tegen. En ge ziet het aan en werkt ertoe meê, dat geslacht na geslacht onzer predikers principieel verkeerd geleid en voorbereid, en als verwoesters van ons nationaal-Gereformeerd kerkelijk leven worden ingebracht in de gemeenten!

Sinds 1848 heeft Groen van Prinsterer nooit opgehouden erop te wijzen, hoe in de theologische faculteit het gevaar voor de kerk der vaderen school. Rusteloos is het van ongeloovige zijde uitgesproken, dat men, door de theologische faculteit in handen te houden, ten slotte heel de kerk van haar geloof kan afbrengen. De feiten hebben het getoond, hoe schriklijk de stroom van ongeloof en afval is, die nu bijna een eeuw lang door deze faculteiten over onze kerken is uitgegoten.

Gij hebt dat geweten.

Gij hebt het gevaar ingezien en bekend.

Gij hebt met ons geroepen, dat langer aarzelen sonde voor God en prijsgeven der kerken zijn zou.

En zie nu, het ongeloof woelt voort en voort, en gij' zit stille.

Of neen, want stilzitten kan men feitelijk niet. Door stil te zitten, went ge u aan het vrede hebben met zulk een door uzelven geoordeelden toestand.

Ge sterkt, ook zonder een hand uit te steken, de hand van uw tegenpartij.

En de kerk, voor wis ge als een wachter op Sions muren op zoudt komen, roept om uw woord, oiii uw protest, om uw daad!

En gij laat alle dingen geworden.

Kan, mag deze toestand zoo voortduren.'

Ons dunkt neen!

Er is zoo behoefte aan wetenschappelijke verheldering van ons bewustzijn; het is zoo hoog tijd, dat op elk gebied van menschelijk leven de Christelijke toon weer gehoord worde; de nood nijpt zoo, om in ons staatsrecht, in onze lettereti, in onze natuurstudie, in alle bedrijf en in alle uiting des levens weer iets anders dan het beginsel der revolutie te zien.

Hoe kan, hoe zal het dan, dat onze broederen, die, één met ons in Gereformeerd belijden, zeggen niet met ons in dezen weg van reformatie te kunnen gaan, nog langer in hun onbegrijpelijk stilzitten zouden volharden!

Laat dan het kerkelijk vraagstuk, zoo dit u bitter zou maken, rusten; maar komt dan op die honderd andere nooden, die ge met ons bekent en waarvoor ge met ons geroepen hebt, en toont het, dat ge mannen van de confessie zijt, mocht het zijn met iets van den stillen heldenmoed, die eens én te Parijs én te Antwerpen deze confessie tot het steunpunt onzer kerken heeft gemaakt.

irwiwtiiriiÉm Vóór drie weken Heten we ons ontvallen, dat desnoods bediening van het Sacrament ook zonder ambtelijken titel geldig kon zijn.

Dit punt wierd toen niet uitgewerkt; maar slechts aangestipt, om duidelijk te doen uitkomen, dat de kerk voor haar zichtbaar zijn niet absoluut van het ambt afhankelijk was.

We deden dit in het minst niet, om 'tzij aan de noodzakelijkheid, 'tzij aan de profijtelijkheid van het ambt te tornen, noch om te ontkennen, dat het door Christus als orgaan is ingezet in de kerk; maar om principieel te waken tegen alle onheilig clericalisme, waaruit ten slotte toch weer altoos een hiërarchie geboren wordt.

Vandaar ons wijzen op een keelzieke, wien de spijs niet door de keel koa glijden, en wien men daarom de spijs door een zijwaarts gemaakte opening in de maag inbracht.

Dit voorbeeld was onzes inziens duidelijk. Gelijk voor de voeding het orgaan, waarmee men slikt, zoo is voor de kerk het orgaan van het ambt noodzakelijk; maar komt het voor, dat zulk een orgaan in het ongereede raakt, dan gaat de voeding boven let orgaan, en is het leven der kerk meer dan het ambt, en behelpt men zich bij de maag buiten den mond, en bij de kerk buiten het ambt om.

Alleen op die wijs wordt de waarheid gehandhaafd, dat het ambt niets dan een middel is en instrument, waarvan de Heere zich bedient om te doen, wat Hij desverkiezend ook doet zonder middel en zonder instrument.

We dachten er dus niet aan, gelijk wij er nog niet aan denken, om dusgenaamden leekendoop of vrij Avondmaal in te voeren.

Integendeel, streng houden wij ook hierin de oude Gereformeerde practijken, mits op Gereformeerden grondslag.

Wat men ons nu doet opmerken, dat er in Gen. 17 : 24 toch staaat, niet dat Abraham zichzelven besneed, maar „dat hij besneden werS', bevestigt veeleer onze overtuiging, dan dat het die verzwakt.

Immers, Abraham, zelf staat er wel terdege, besneed al de anderen.

»Toen nam Abraham zijnen zoon Ismael, en al de ingeborenen van zijn liuis, en alle gekochten met zijn geld, al wat mannelijk was onder de lieden van liet huis van Abraham, en hij besneed het vleesch hunner voorhuid, even tenzelfden dage, gelijk als God met hem gesproken had."

En terwijl nu het Sacrament der besnijdenis aan alle anderen door den patriarch bediend wierd, wierd het bediend door een niet-ambtelijk persoon aan den patriarch zelf.

Buitendien staat ook de besnijdenis van Mozes' kind door een niet-ambtelijke vrouw vast; en wel gevolgd door afwending van den toorn des Heeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 januari 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Het punt der Universiteit

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 januari 1888

De Heraut | 4 Pagina's