GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Toen we onlangs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toen we onlangs

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen we onlangs het geschrift van Dr. leyn ter sprake brachten, door hem onder en titel: ., yAlqemeene Kerk en Plaatselijke emeente" in het licht gezonden, trokken e ons oordeel hierover saam in de ééne edachte, dat ons dit werk een nieuwe etterij in het leerstuk der Kerk brengt, We deden dit met opzet.

Over de duizend en één feiten uit onze aderlandsche kerkgeschiedenis, die op het hangend geschil licht kunnen werpen, zal nog lange dagen vóór en tegen gepleit kunnen worden. Tot voor korte jaren lag het terrein, waarin thans gedolven wierd, nog geheel braak. En eerst na verloop van eenigen tijd zal met zekerheid zijn uit te maken, hoe het geheel dezer historische verschijnselen zich voordoet.

Doch gesteM ook al, dat men vroeger met hei verzamelen der feiten gereed kwam, ook dan nog hangt het antwoord op zijn vragen, dat men aan die feiten ontlokt, voor zulk een aanmerkelijk deel af van den geest en den zin die den vrager bezielt.

Op blz. 9 van dit zijn geschrift zegt Dr. Kleyn, dat er dusver nog zeer weinig over Kerkverband gQsóa.xtv& n is, en voegt er dan bij: »De arbeid van Dr. Rutgers: Het Kerkverband, alsook het boek dat aanleiding heeft verschaft tot dit geschrift, kunnen om licht begrijpelijke redenen niet geacht worden onbevooroordeelde wetenschappelijke onderzoekingen te zijn."

Indien men de uitdrukking „onbevooroordeeld" in strengen zin neemt, is dit zeer zeker waar. Dr. Rutgers stond niet neutraal tegenover zijn onderwerp.

Doch natuurlijk Dr. Kleyn evenmin. Ook van zijn geschrift mag en moet dus, zelfs in nog hoogere mate, geoordeeld, „dat het niet geacht mag worden een onbevooroordeelde wetenschappelijke onderzoeking te zijn." In nog hooger mate, zeggen we, omdat ceteris paribus, ^^n schrijver op jeugdiger leeftijd zich gemeenlijk nog sterker door zijn sympathieën beheerschen laat, dan een schrijver die de halve eeuw achter den rug heeft.

Én dat Dr. Kleyn hierop geen uitzondering maakt, ja, zelfs in bijzondere mate zich soms door passie laat meeslepen, toont wel de geprikkeldheid van toon die zich ook nu weer bij hem verraadt, zoodra hij de namen van de heeren De Savorhin Lohman of Rutgers ook maar noemt.

Aan allerlei scheefheid van oordeel en onjuiste schifting zal deswege, ook al zijn de feiten eenmaal beter dan dusver geconstateerd, nog wel in langen tijd geen ontkomen zijn. De een zal voor regel •& a.nz\Qr\, wat in het oog des anderen slechts uitzondering was. Het normale en abnormale zal uit dien hoofde telkens anders ingedeeld, en wat nog verder van de wijs brengt, uit geheel andere beginselen afgeleid en naar geheel andere motieven verklaard worden. We duiden het daarom noch aan Dr. Rutgers noch aan Dr. Kleyn euvel, dat ze nu reeds hun conclusiën namen en ons een stelsel aanboden; maar kunnen ons als weekblad niet mengen in den strijd over het historisch bewijs.

Slechts zooveel verschil zien we tusschen beiden, dat Dr. Rutgers een stelsel biedt, dat sinds Voetius schreef aan alle Gereformeerden gemeen was, en dat hij dus volstaan kan, met op enkele notoire feiten te wijzen; maar dat Dr. Kleyn optreedt met een stelsel, dat allen indruk maakt van nu pas uit de behoefte van het oogenblik geboren te zijn, en er deswege op uit is, om zich door breed betoog als historisch te legititneeren.

Een indruk, veel versterkt door het onloochenbare feit, dat de Modernen, de Groningers, de Ethischen en de Neo-Kohlbrüggianen tegen het stelsel van Dr. Rutgers vuur en vlam spuwen, maar met het stelsel van Dr. Kleyn om 'tzeerst ingenomen zijn. Weet men toch wat heftigen tegenstand het Gereformeerde stelsel van kerkrecht eertijds bij alle ongeloovige, halfgeloovige en sektarische geesten verwekt heeft, en hoort men thans het luide handgeklap vsraarmee allerlei ongeloovigen en dwaalgeesten Dr. Kleyns stelsel toejuichen, dan zou men reeds hieruit kunnen afleiden, dat Dr. Kleyns voorstelling van zaken het oude Gereformeerde stelsel niet kan zijn.

En dit nu wierd ons ten volle bevestigd, toen we, den theologischen bodem van het door hem opgetrokken gebouw bloot v\? oelende, aanstonds stuitten op een zeer stellige ketterij., die we thans met een enkel woord willen toelichten.

Dr. Kleya opent zijne „Inleiding" met het begrip „Kerk", gelijk hij dit verstaat en in zijn geschrift bezigen gaat, breeder te definieeren.

Hij begint daartoe met de Kerk te o.mschrijven in haar onzichtbaar wezen, en noemt ze alsdan „een geestelijk Lichaam onzichtbaar voor het stoffelijk oog, omvattende allen die in Christus hebben geloofd, nog gelooven of ooit zullen gelooven"; er bij voegend: „Het verband dat in deze Kerk bestaat is van geheel geestelijken aard, e gemeenschap der heiligen, verbonden door den band des Heiligen Geestes." Hoewel nu tegen meer dan ééne uitrukking in deze omschrijving ernstige beenking rijst, laten we dit glippen. Ons s genoeg, dat ook voor Dr. Kleyn de Kerk n geestelijken zin het mystieke Lichaam van hristus is, en dat leden van dit lichaam, eeds actu of noch slechts potentieel, zijn llen die de eeuwige zaligheid beërven. Het uitgangspunt is dus juist; maar, en ier ligt de cardinale fout, dit uitgangsunt wordt reeds in den 6en regel van de nleiding voorgoed losgelaten, als het heet: Het is ons doel niet de Kerk als zoodanig e bespreken."

Nu toch overgaande tot de kerk als ichtbare verschijning, onderscheidt hij nogaals tusschen de zichtbare Kerk in ideëelen in en de zichtbare Kerk gelijk ze zich eitelijk voordoet, en als definitie van deze aatste, d. i. van de Kerk waar Dr, Kleyn an handelen gaat, ontvangen we nu deze onderlinge en geheel ongeestelijke defiitie: „Als wij (Dr. Kleyn) dus aan de erk denken, stellen wij ons een lichaam oor, dat bestaat in eenig land, dat een ekere organisatie heeft, dat bepaalde rechten eeft of van zulke rechten is uitgesloten, dat anspraak of geen aanspraak heeft op de escherming der Overheid, dat rechtsper­ O d o i „ v d v r d s soonlijkheid bezit of mist ten opzichte van het verkrijgen \-an goederen."

Resultaat waarvan is, dat nu feitelijk de samenhang tusschen het wezen der Kerk (het lichaam van Christus) en dat wat Dr. Kleyn „Kerk" noemt geheel verbroken ligt, en hij nu voorts handelen gaat over iets, dat geen belang meer inboezemt aan de Christelijke conscientie.

De Kerk is door Christus op aarde geplant, als een teeken dat weersproken moest worden. Niet a!s een normaal verschijnsel onder de verschijnselen die uit de wereld zijn, maar als een macht die de v/ereld bestrijdt en weerspreekt. „

Hieruit volgt tweeërJei. Vooreerst dat de Kerk haar levenswet en levensdrang van Boven heeft; niet uit de wereld. Maar ook, ten tweede, dat de wereld haar het leven naar dien drang en volgens die wet gedurig bemoeielijkt, soms geheel belet.

Uit deze innerlijke tegenstrijdigheid is al de woeling en gisting ontstaan, waaraan we de Kerk in den loop der eeuwen ten speelbal zien strekken.

Het is altoos eenerzijds deze levensdrang van Boven, die naar de levenswet des Geestes, tegen die belemmeringen der wereld inperst, ze ten slotte verbreekt en er over triomfeert.

Maar ook altoos weer de macht der wereld, die uit wrake over dezen triomf haar krachten verdubbelt, om nogmaals de Kerk aan te vallen of inwendig te ondermijnen. Deze strijd komt uit in aller hart. Komt uit in de bediening van elk ambt. Treedt aan het licht in elke ketterij of afval. En bepaalt eveneens de kerkrechtelijke en staatsrechtelijke regelingen, die voor het leven der Kerk gemaakt worden.

Zeer natuurlijk is het derhalve, dat de wereld, dat de wederpartijder, dat de staatsmacht, dat de publieke opinie, zoodra ze in zulk een geschil een woord meespreekt, terstond de Kerk als Lichaam van Christus op non-activiteit stelt, en van niets hooren wil dan van de Kerk, gelijk ze in dit of dat bepaalde land, in die en die organisatie, onder het genot van die en die bepaalde rechten en onder die en die v/elomschrevene verhoudir-g tot de Overheid bestaat.

Immers brengt ge op dat terrein maar eenmaal den strijd over, dan zijt ge zeker, dat de wereld het wint en de Kerk het onderspit delft. De levensdrang die van Boven is en de levensv/et des Geestes houden dan op mee te spreken. En het motief voor het kerkelijk leven komt niet meer uit den Christus, maar uit het ijzeren traliewerk der rechtsverhoudinger, waarachter de wereld haar opsloot.

Maar roeping van elk Christen, met name van elk godgeleerde, is het dan ook, om tegenover dat onheilig Conservatisme, waarin de wereld het leven der Kerk verstikken wil, haar vrijheid in Christus uit te roepen, en steeds op haar geestelijk wezen ais Lichaam van Christus, op haar levenswet die ze van haar Koning ontving, en op den evensdrang van Boven, waaraan ze moet ehoorzamen, zo'j volhardend en volstandig e wijzen, tot ten laatste-de Overheid haar echt doe, of althans het niet doen van echt rechtskrenking blij ve voor het bewustijn der Kerk.

En wat doet nu Dr, Kleyn .'

Spreekt hij het v/oord, dat bij zulk een trijd op de lippen van den godgeleerde oegt; of wel geeft hij redenen uit, gelijk e te verwachten v/aren van ongeestelijke echtskundigen?

Zijn bovenaangeduide definitie geeft, op ie vraag het antwoord.

Hoogstens pro memorie wordt even met 5 regels het wezen van de Kerk, als het ichaam van Christus uitgetrokken. Dan olgt er: „Ons doel is niet de Kerk als zooanig te besprcl-: en", en nog op de eerste ladzijde staan we voor het Kerkbegrip dat anschelijk geseculariseerd is, en waarbij nkel sprake komt van wat plaats grijpt n de rechtssfeer van den Staat.

Welnu, is het antwoord vaa den ongeoovigen jurist hierop : „Dat is precies wat ij juristen a'toos beweerd hebben, V/ij ebben ook altoos gezegd, dat v/e niets met ie geloofsformules of geestelijke ondercheidingen te maken hadden, en dat wij ns alleen hadden te houden aan wat de taat zelf in zijn wetten of besluiten van e Kerk geboekt had ! Zoo hebben wij het ltoos gezegd. En zie, nu komt Dr. Kleyn ns gelijk geven!"

En dat is ook zoo.

En daarin ligt het spijtige van dit boek. e profetische toon is er in verstompt, n de Kerk van Christus ligt er als een ummie in de windselen van reglementen n statuten, tot elke levensbeweging onbewaam.

Niet, dit versta men wel, alsof Dr. Kleyn oor zich zelf daarom van een hoogere bechouwing der Kerk afziet.

Verre vandaar.

Hij ziet zeer goed in, en erkent ook, dat r soms zelfs verzet noodig is; ja dat de erk in haar reglementen en statuten geeel gesmoord kan worden; maar dan kent ij geen anderen uitweg, dan dat men in en reformatorischen weg er uit e; a, als lidaat van wat?

Van Christus? Neen. Van de ware Kerk.' ok dat niet. Neen, maar als ., ., lidmaat er ware religie". Het staat er zoo letterlijk p blz. 9.

Men kan wel bijna zeker zeggen, dat eder ander hier zou geschreven hebben: lidmaat der ware Kerk". Want lidmaat an een religie, wat is dat.' En hoe is eze uitdrukking ooit anders dan elliptisch oor „lidmaat van de Kerk, waarin de ware eligie beleden wordt" gebezigd.'

En toch Dr. Kleyn moest: „lidmaat van e ware religie" schrijven.

Lidmaat der ware Kerk paste in zijn telsel niet.

Het had er mee omver gelegen.

En daarom nu spraken we van ketterij. Ketterij immers is aanwezig zoodra eenig stuk der waarheid verwrongen wordt naar den eisch der wereld. En juist dit greep hier plaats.

De Kerk, gelijk Dr. Kleyn ons die voorstelt, is ontzield. Haar wezen is los van haar verschijning gemaakt. En die verschijning wordt afgemeten, niet naar wat ze van zichzelve praetendeert en oordeelt, maar naar hetgeen de Overheid haar gunt en toelaat te zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Toen we onlangs

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's