GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Synodalen hebben in Amsterdam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Synodalen hebben in Amsterdam

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, ii Mei.

De Synodalen hebben in Amsterdam zich weer eens geroerd en een stuk de wereld ingeholpen, dat onder alle bullen en banvonnissen het sterkst gemis aan zelfbeheersching, de meest verkropte spijt en den onhebbelijksten overmoed van een ongemanierd en door geen fatsoen zelfs ingetoomd gemoed verraadt.

Als bijdrage tot kennis van den geest die de Synodale hiërarchie bezielt, behoort het ook in De Heraut zijn plaats te ontvangen, doorregen met een enkele opmerking en hier en daar een woord van critiek.

Vooraf echter moge drieërlei zijn opgemerkt.

I°. dat het stuk uitgaat van eene vergadering waarin mannen zitting hebben als Prof. Dr, Van Toorenenbergen, Prof. Dr. J. H. Gunning, de heer H. Oyens e. a., maar blijkbaar óf buiten hun weten óf onder hun tegenstemmen de wereld inging.

2°. dat dit stuk onderteekend is door den bekenden dominee Westhoff, over wien verder gevoeglijk kan gezwegen worden, en door den heer dominee Wiersma, vroeger afgescheiden predikant in Den Bosch, en als zoodanig van zeer nabij bekend met den heer dominee Kcch, hoogepriester der Synodale hiërarchie en groot-hiërarch in de Synode.

en 3°. dat dit stuk een repliek is op een hoogst ernstig en beleefd schrijven van den heer De Savornin Lohmam, door hem aan de Synodalen op een^ inquisitoriale vraag hunnerzijds ingezonden.

Het stuk zelf nu luidt aldus:

De Kerkeraad der Nederduitsche Hervormde Gemeente te Amsterdam,

gelezen hebbende een schrijven van den heer A. F. de Savornin Lehman, zich noemende »het lid der Nederd. Herv. kerk te Amsterdam", d. d 8 Maart 1888, in antwoord] op zijn schrijven d.d. 6 Maart I888 ;

overwegende, dat daarin onderscheidene verklaringen en beschouwingen voorkomen, die in strijd zijn zoowel met de Belijdenis der Hervormde kerk als met eenen eerlijken en oprechten handel voor God.

Ei zoo! Terwijl de heeren Synodalen vooral te Amsterdam bij honderden de moderne catechisanten tot het Avondmaal toelaten, zeggende dat niet officieel bleek van hun onrechtzinnigheid, en rustig en kalm de moderne Christusloochenaars Berlage. Ter Nooy Apèl en Laurillard als collega's begroeten en prediken laten, en dus zoo oneerlijk en onoprecht mogelijk in hun handel voor God staan, komen deze heeren nu eens publiek den heer Lohman betichten en aanklagen van wat ze zelven week aan week doen en voor het aangezichte Gods en der menschen bedrijven. En terwijl zij in hun eigen kerkeraad volstrekte loochenaars van alle belijdenis hebben zitten, en bij hoopen volslagen Arminianen tot ouderlingen benoemen, komen zij den heer Lohman nu eens van schending der Belijdenis aanklagen, omdat hij anders denkt over de kerk dan zij.

Maar wtcht, de bewijzen staan er bij, zult ge zeggen. Goed, laat ons die hooren — en toetsen.

Bewijs één luidt:

Zooals bijv. de met de officieele bescheiden strijdige bewering dat »de Kerkeraad van Amsterdam in 1885 een maatregel genomen heeft, om hen, die openlijk ontkennen, dat Jezus Christus is de Zone Gods, niet toe te laten tot het Avondmaal des Heeren, " terwijl het uit de feiten gebleken is, dat het hem te doen was om, gedurende het gevonden conflict met het kerkelijk bestuur, de goederen der Nederduitsche Hervormde Gemeente te Amsterdam ten bate van een deel dier Gemeente, dat zichzelven het volk Gods acht te zijn, en dat deel, zich thans »de Kerk" in het bezit te stellen, onder voorgeven dat men het Avondmaal des Heeren heilig wilde houden.

Schandelijker brutaliteit heeft zeker zelden zwart op wit gestaan.

Er is hier sprake niet van feiten, maar van de intentie, den toeleg en de bedoeling van tachtig mannen, die den Heere Jezus Christus belijden.

Nu oordeelt de kerk van Christus nooit iemands bedoeling. Ze blijft van hetgeen in de conscientie omgaat, af.

Maar wat doen deze hiërarchen.?

Ze hebben den treurigen moed, om van tachtig medeburgers openlijk te komen verklaren, dat deze valschelijk voor God en menschen betuigd hebben, i^. slechts door den nood gedrongen en tegen hun wil in een conflict gelokt te .zijn; en 2". dat het hun ongeoorloofd was, aan den eisch tot toelating van ongeloovigen aan 's Heeren Nachtmaal te voldoen.

En omdat nu de heer Lohman niet met deze laatdunkende en verachtelijke onderstelling nieegaat, moet hij „oneerlijk in zijn handel voor God" heeten, terwijl deze Synodale Bul-schrijvers zich, als ze op hun knieën voor God liggen, - schamen moeten over de bittere gal die uit hun pen liep.

Bewijs twee:

Zooals bijv. het bericht, dat onderscheidene gewezen leden van den Kerkeraad de vóór 1816 veelal gevolgde »Kerkenordening in eere hersteld" en »zich openlijk in alle hunne handelingen aan de aloude en heerlijke belijdenis onzer vaderen" aangesloten hebben, - een bericht dat blijkens de officieele .stukken van die mannen zelyeh onloochenbaar weersproken wordt, daar zij niet alleen onderscheidene hoogstgewichtige bepahngen dier kerkorde eigendunkelijk geschrapt hebben, maar zelfs verschillende Artikelen der Belijdenis, in de Drie Formulieren van Eenigheid begrepen, met woord en en daad terzijdegesteld hebben.

Wat hebben de tachtig uitgeworpen belijders des Heeren Jezus gedaan ?

Ze hebben verklaard, dat door den veranderden toestand op staatkundig gebied, enkele bepalingen die op ons voormalig Staatsrecht gebaseerd waren, vanzelf op hadden gehouden te gelden.

Zoo stond er in onze Grondwet tot voor korten tijd, dat Limburg een provincie van ons rijk vormde „behoudens zijn betrekking tot den Duitschen Bond". Maar nadat in 1866 deze Bond had opgehouden te bestaan, verviel natuurlijk deze bepaling, al bleef ze nog gedrukt.

Geen verstandig mensch die er anders i over dacht of kon denken !

Maar deze heeren Synodalen zouden een 1 minister des Konings „oneerlijk in zijn han j del voor God" oordeelen, die tusschen 1 1866 en 1888 die betrekking met den niet meer bestaanden Duitschen Bond had genegeerd.

Folliel Niets meer. Niets minder!

En wat aangaat dat „met woord en daad ter zijde stellen van verschillende artikelen der Belijdenis, " vraag maar weer eens, hoe prachtig deze heeren zelven met woorden daad onze Belijdenis handhaven tegenover de tienduizenden ongeloovigen, met hun eigen medeleden Berlage, Ter Nooy Apèl en Laurillard voorop !

En toch, omdat de heer Lohman ook hierin hun potsierlijk oordeel verwerpt, heet hij „oneerlijk in zijn handel voor God!"

Kon de leugen in de kerk doordringen.? schandelijker

Bewijs drie.

Zooals bijv. de voorstelling, alsof de Voorzitter van de Algemeene Synode »een openbaar Christusloochenaar" is, en onze kerkeraad zich aan zijne leiding zou onderworpen hebben ; — eene voorstelling die niet alleen ongemotiveerd en gansch onjuist is, maar zich ook in strijd bevindt met de allereerste beginselen van gerechtigheid en de eischen van een Christelijk oordeel; terwijl den kerkeraad niets bekend v/erd van eenige poging, door den heer A. F. de Savornin Lohman, ambtelijk te 'sHertogenbosch, zijn vroegere woonplaats, aangewend ter terechtbrenging van den WelEerw, heerj. K. Koch.

Stuitender uitspraak is wel niet denkbaar !

Heel het land weet, en niemand betwist, dat de heer Koch, president der Synode, een beslist en geavanceerd Moderne is, en noch de Godheid des Heeren noch de Verzoening door zijn bloed belijdt, en aldus in den strengsten zin een Cüristusloochenaar is.

Ten overvloede is het stuk onderteekend door Ds. Wiersma, die zelf in Den Bosch op alle manier Dr, Koch gekend heeft, alles van hem A^eet, en tegen hem geijverd heeft.

En terwijl nu heel deze Synodale raad, hoofd voor hoofd weet, dat „in den handel, voor God" deze man een steen des aanstoots en afvallige is, komt de kerkeraad het „oneerlijk voor God" noemen, als de heer Lohman dit stellige feit uitspreekt, terwijl de „eerlijke" Synodalen zich achter een gehuichelde formeele beschouwing verbergen.

Wat dunkt u, als Lohman eenerzijds, en de Synodalen anderzijds voor God gaan staan, wie staat dan voor God eerlijk? Lohman, die een Christusloochenaar dan ook een Christusloochenaar noemen durft, of de heeren Synodalen, die het.doen voorkomen als was hij een ongerept Christen.

En dan bewijs vier:

Zooals bijv. de diepe beleediging in deze woorden uitgesproken, dat de rechterlijke colleges, den kerkeraad gelijk gevende, behooren tot de wereld, die de ongerechtigheid liefheeft; dat bijkans al hunne leden feitelijk jjartij in eigen zaak zijn; dat zij, te zijnen nadeel uitspraak doende, zichzelven zouden afsnijden van een kerk, waartoe zij, naar de belijdenis te rekenen, sinds lang niet meer behooren, doch waarvan niemand hunner afstand wil doen; — een beleediging, die evenmin den gewezen Raadsheer in het Hof van Noord-Brabant voegt, als den Christen betaamt, die zich nooit in de plaats mag stellen van Hem, die alleen over het hart oordeelen kan, engelijk de Apostel Paulus en de Heere Christus zelf allen voor belijders aanmerkt, die, naar Christus genoemd, zich door hunne bekentenis of leven niet aanstellen als ongeloovige en goddelooze menschen ; een zaak die in de kerkregeering alleen ter beoordeeling staat van het bevoegde kerkbestuur.

Zoodat o. a., om het spreken van een valsch getuigenis en het verwekken van verzet tegen de van God gestelde overheid, de Kerkelijke Tucht op den schrijver zou moeten worden toegepast, indien zulks mogelijk ware, aangezien hij daartoe minstens lidmaat zou behooren te zijn.

Fraaier kan het al niet!

Deze heeren zeggen, dat onder hun kerkelijke tucht staan de 185.000 leden der gemeente; en dat op deze 185, 000 deze kerkelijke lucht moet toegepast, zoo ze over hun Overheden zich uitlaten gelijk de heer Lohman.

Nu weet ieder, wat aantal leden der gemeente in allerlei publieke vergadering en geschrift van radicale, communistische en sociaal-democratische zijde zich op een wijs over de Overheid hebben uitgelaten, die alles overtreft, wat ooit van dien kant in ons land gehoord was.

En nu komt deze vrome Synodale kerkeraad, die met zijn kerkelijke tucht tegenover al deze lieden thuis bleef, en geen woord kikte, tegenover hen van een onzer eerste staatslieden, van een man als De Savornin Lohman, verklaren dat hij moest gecensureerd worden.

Erger nog.

Ze zeggen zei f, dat de heer Lohman ? ? «V^ meer aan hun tucht onderworpen is; dat ze dus als college niets over hem te zeggen hebben, en desniettemin komen de heeren verklaren, dat de heer Lohman schuldig staat „(2«« valsch getuigenis."

Hun ambtelijk karakter dekt hen dus niet.

Ze zijn persoonlijk voor deze ergerlijke beleediging aansprakelijk, en voor den strafrechter zouden ze bezwijken moeten, indien de heer Lohman kon goedvinden hun bru­ taliteit te onderwerpen aan het oordeel van den rechter.

Arme kerk van Christus, dat mannen die zich ambtsdragers op uw erf noemen, derwijs door haat en vleeschelijkc bitterheid kunnen verblind zijn !

De rest van het stuk heeft minder belang.

- Het kwam er nu nog op aan, om dezen onverlaat, namelijk den heer Lohman, af te snijden. Zulk een man van oneerlijken handel voor God, dezen aflegger van valsch getuigenis en dezen opzetter tegen de Overheid, konden zoo eerlijke, vrome Synodalen niet langer in hun heilig gezelschap dulden.

„Ga van mij uit, ik ben heiliger dan gij!"

En daarop nu vonden ze dit:

Overwegende, dat het hier uitsluitend de vraag geldt, of de heer A. F. de Savornin Lohman nog tot de Nederlandsche Hervormde Kerk behoort, zijnde een zaak van opzicht; gelezen, dat hij veeleer bevestigt, dan ontkent, zich te hebben aangesloten bij de zich noemende Nederd. Geref. Kerk te Amsterdam, (Doleerende), — immers verklarende dat hij in zekere bij Synodaal besluit ontzette, gewezene kden van den kerkeraad der Nederd. Herv. Gemeente te Amsterdam den getrouwen kerkeraad ziet, zich onderwierp aan de beslissingen van dat college en zich in deszelfs nader door hem omschrevene handelingen verheugt, en dat hij het door hem een deel van den kerkeraad genoemde college, zijnde den \eenigeii wettigen kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente te Amsterdam, niet erkent, en daaraan, ja zelfs aan daartoe behoorende Predikanten den hun toekomenden ambtstitel niet geeft;

Overwegende, dat, gelijk de Heer zelf heeft gezegd, het onmogelijk is twee heeren te dienen, het alzoo onmogelijk is, dat een en dezelfde persoon zich zou kunnen onderwerpen aan de beslissingen van twee elkander over en weer niet erkennende college's, of te kunnen behooren tot twee corporaties, v/aarvan de eene het bestaansrecht der andere loochent ;

Overwegende, dat om lot de Nederlandsche Hervormde Kerk te kunnen behooren, men behooren moet tot eene der gemeenten, waaruit zij bestaat, en dat noch eene der zich doleerend noemende gemeenten daaronder te rangschikken is, noch eenige van die gemeenten kan bestuurd worden door wettiglijk ontzette kerkeraadsleden;

Overwegende, dat verklaring van niet gehoorzaamheid aan het wettige bestuur eener corporatie afscheiding is van de corporatie, door haar wettig bestuur vertegenwoordigd ;

Overwegende dat in Art. 3 van het Algemeen Reglement voor de Hervormde Kerk geen sprake is van iemands wil, maar van datgeen, waaruit iemands wil blijkt, t. w. van zijn woord of daad;

Overwegende, dat er aldus enkel behoort onderzocht te worden, of de heer A. F. de Savornin Lohman door woord of daad, of door woord en daad beide, ten duidelijkste toont, zich van de voornoemde kerk af te scheiden ;

Overwegende, dat dit vraagstuk ter beoordeeling staat, in het onderhavige geval, aan den kerkeraad der Nederd. Herv. Gemeente alhier, waaraan het opzicht toevertrouwd werd, mede tot wegneming van alles wat het godsdienstig en zedelijk welzijn der Gemeente belemmert, en tot handhaving der kerkelijke reglementen en verordeningen {Art. i Regl Kerkel. Opzicht en Tucht) waartoe ook behoort het opmaken van de registers dergenen, die al, en dus ook het weglaten van de namen dergenen, die niet tot haar behooren, en het aanteekenen dergenen, die niet meer tot haar behooren;

Overwegende, dat de door den heer A F. de Savornin Lohman aangehaalde Missive der Synode van 14 Juli 1836 geene wetskracht bezit, onder geheel andere omstandigheden uitgevaardigd en reeds maanden geleden door de Algemeene Synode werd ingetrokken;

Overwegende, dat het met aangaat, in het belang van godsdienst, zedelijkheid en orde, iemand nog als lid te beschouwen, die door woord en daad beide getoond heeft en voortgaat te toonen, dat hij zichzelven sloot buiten de Nederlandsche Hervormde Gemeente te Amsterdam, als voor hem noch feitelijk, noch wettiglijk meer bestaande op zichzelve en in haar bestuur, — gelijk de heer A. F. de Savornin Lohman te Amsterdam deed en doet;

Gezien Art. i, 2, 3 en 4 (al. 1) van het Algemeen Reglement voor de Hervormde Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden, — Art. i, 2, 3 (al. i) en 5 (al. i) van het Reglement van Kerkelijk Opzicht en Tucht en Art. 15, 8" van het Synodaal Reglement voor de Kerkeraden;

Verklaart, dat ^ de heer A. F. de Savornin Lohman ten duidelijkste toonde zich af te scheiden van de_ Nederduitsche Hervormde Gemeente te Amsterdam en mitsdien van de Nederlandsche Hervormde Kerk;

En gelast, dat van deze verklaring de noodige aanteekening geschieden zal in het Hdmatenboek der Gemeente en in het daarvoor bestemde Register, en dat deze verklaring in haar geheel, nadat er hem een gelijkluidend afschrift van bezorgd zal zijn, in het officieele orgaan van den kerkeraad geplaatst zal worden.

Ongeestelijker kon het al niet!

Waar, waar is hier ook nog maar een vonk'e over van kerkelijk, laat staan Christelijk besef?

Och, weet ge, de heeren moeten registers houden. Die registers moeten in orde zijn. En schrikkelijker zou er al niet kunnen gebeuren, dan zoo op die prachtige registers de heer Lohman staan bleef, die er niet meer op hoort.

En daarom maken deze onbetaalbare bureaucraten zich in Wakenden ijver op, om die zaligmakende registers te zuiveren van dien boozen naam, en intusschen laten ze er op prijken al de namen van bordeelhouders, hoeren, kroeghouders, dronkaards, echtbrekers, Godslasteraars en wie niet al.

Doch dat hindert voor die prachtige registers niet, als die heer Lohman er maar af is.

En nu ^aat hij er af, en daarmee zijn die onvolprezen registers weer kerkelijk rein !

Doch neen, daarmee, dat voelen zelfs de heeren nog, daarmee kon zuik een stuk toch niet eindigen.

Er moest nog iets irooms schijnvroom praatje ! ; bij! Nog een

En toen hebben deze Synodale heeren in hun verlegenheid den droeven moed gevonden, om er den naam des Heeren nog bij te halen en te eindigen met deze stuitende fanfare:

Met de hartelijke bede, dat die Rechter, op wien hij zich beroept, het eenig Hoofd zijner duurgekochte Gemeente, Wien te dienen in zijne kerk, naar zijn Woord, des kerkeraads roeping en begeerte is, hem en allen, die met hem op denzelfden dwaalweg van scheuring en afscheiding zijn, het onschriftuurlijke en onrechtmatige van hun gedrag doe inzien, hen terugbrenge tot de Wet en de Getuigenis, waarvan zij zijn afgeweken, en alzoo ook tot de Nederlandsche Hervormde Kerk, die, niettegenstaande alle individueele ontrouw harer leden en Besturen, door Gods genade nog altijd bleef bewaard op den bodem der Belijdenis en deze Belijdenis naar hare roeping wil opvolgen.

Hier doen we het zwijgen toe.

Uit den mond van een ruwen varensgast een vloek te hooren, is gruwelijk.

Maar toch, na zulk een stuk zulk gebed te hooren prevelen, is nóg stuitender voor het vroom besef.

Men kent het zevenvoudig Wee u!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1888

De Heraut | 4 Pagina's

De Synodalen hebben in Amsterdam

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1888

De Heraut | 4 Pagina's