GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit de Verlegenbeid.

Koning Lodewijk XVIII, die nu een 70 jaar geleden over Frankrijk regeerde, had een minister Corbières geheeten. 't Was een zeer bekwaam man. Hij was in nederigen stand geboren, doch had het door ijver en bekwaamheid tot den hoogen post gebracht, dien hij onder den koning bekleedde.

Daar de minister, als ik zei, niet onderde aanzienlijken was grootgebracht, had hij ook niet de gewoonten, die aan lieden van hoogen stand eigen zijn. Menigmaal beging hij daarom een fout of vergrijp tegen de «étiquette", dat wil zeggen tegen de gebruiken en regelen van het koninklijk hof. De koning en de edelen moesten dan vaak om Corbières lachen, te meer daar hij er zich altijd snedig wist uit te redden.

Op zekeren dag kwam hij bij den koning om gewichtige zaken te bespeken. Het gesprek werd zeer levendig. In het vuur van zijn rede haalde Corbières zijn snuifdoos uit, nam een snuifje en zette toen, zonder er zelf op te letten, de doos midden tusschen de papieren, die op tafel lagen en waarover men sprak. Reeds die plaats was niet goed gekozen, maar 't werd nog erger, toen de minister zijn zakdoek uithaalde en dien naast de doos legde.

De koning vond dit toch wat kras. Zijn minister vergat weer de Ȏtiquette" heelend'al, en om hem dat te doen gevoelen, sprak Lodewijk XVIII:

»Gij schgnt uw zakken te ledigen, mijnheer Corbières."

Doch deze raakte niet verlegen. Bedaard nam hij doos en zakdoek weg en sprak:

»Dat is in een minister geen fout, Sire. Veel onaangenamer zou 't mij zijn als Uw Majesteit mij beschuldigde, dat ik mijn zakken vulde."

De vreemde plaat.

Op zekeren dag ging Karel met zijn vader wandelen. Zij kwamen voorbij een winkel, waar oude platen hingen, en natuurlijk keken ze eens even.

»Hé vader, wat een rare prent is dat 1" riep Karel op eens ; »wat zou dat beduiden? ”

Nu de plaat was dan ook wonderlijk. Er stond een ezel op afgebeeld, die in een prentenboek keek. Karel begreep niet wat dat beteekenen moest.

»Het is heel duidelijk" zei vader, »die ezel kijkt prenten. Dat doet gij ook wel."

»Ja maar, een ezel...."

»Nu, " sprak vader, > hij heeft toch zoo goed oogen als gij? "

»Jawel vader, " zei Karel, »maar hij begrijpt er tóch niets van."

»Juist mijn jongen, " antwoordde vader, »en nu zijt ge meteen goed op weg om te vatten wat met die plaat bedoeld wordt."

»De ezel stelt den mensch voor zooals hij van nature is. Het prentenboek beduidt al t wat we uit de schepping om ons heen; maar beter en voor.-il uit den Bijbel weten kunnen omtrent den Heere God en zijn dienst Dat ziet de een zoo goed als de ander, de bekeerde maar ook de onbekeerde mensch. Doch de laatste is als het dier dat wel ziet maar niet begrijpt.

»Want de groote dingen Gods zijn alleen op te merken als iemand er oogen voor heeft ontvangen, als hij door den Heiligen Geest is verlicht. Daarom zegt de vrome Asaf ook, dat er een tijd was, toen hij als een »onvernuftig'' — dat is een onverstandig — beest redeneerde over 't geen de Heere deed. En allen die niet door Gods geest zijn verlicht, alle natuurlijke menschen begrijpen niet de dingen die des geestes Gods zijn. Ze zijn hun dwaasheid zegt de Schrift. Zij kunnen ze niet verstaan.

»Maar vader, zijn dan alle onbekeerde menschen dom? " vroeg Karel.

»O neen”, antwoordde vader; »de kinderen der wereld zijn soms zelfs verstandiger dan de vromen, gelijk de Heere Jezus ons leert.

»Een ezel is ook niet dom en stoot zich geen tweemaal aan denzelfden steen. Maar t van de dingen des Heeren begrijpt de onbekeerde niets meer dan de ezel van prenten.

»En al zou men nu misschien dat niet zóó op een plaat voorstellen, de zaak zelf is en blijft waar.”

AAN VRAGERS.

C. S. te Z Vragen als gij er doet zijn al meer gedaan De Bijbel, lieve vriend, is, onthoud dit goed, geen leerboek van natuur-of sterreknnde, maar spreekt tot ons in menschelijke taal van de groote daden en werken Gods. Gij zoudt toch immers uit Handel. 27 vs. 27 niet opmaken, dat in Paulus' tijd het land naar 't schip toe kwam, al staat er dat ook letterlijk. Eén uitdrukking in uw schrijven is niet goed: „In den Bijbel wordt beweerd.'" De Heere God spreekt door zgn Woord, en het past niemand te zeggen, dat dit Woord iets »beweert", als kon het ook wel eens niet zoo zijn. Gij hebt het zeker bij vergissing geschreven, maar 'tis niet goed.

Bij de onlangs opgegeven verschillende beteekenissen van het woord »neven" dient er nog een gevoegd. Onze lezer K. L. C. te M. t merkt namelijk op, dat men in Zeeland onder w »neven" ook lieden verstaat die niet bij machte zijn of wel geen lust hebben, om hun schul­ D den te betalen, 't Is maar te hopen, dat de 1 Zeeuwen en verdere lezers niet veel zulke 1 neven hebben.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 september 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 september 1888

De Heraut | 4 Pagina's