GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De lezing van Ds. Beukers krasse taal, gaf aan de Boodschapper, die ook door een predikant der Christ. Geref. kerk geredigeerd wordt, dit goede woord in de pen:

In het October-nummer v, in de Vrije ICerk brengt Ds. Beuker nog eens de door hem voorgestelde en door de Synode van Assen aangenomen motie betreffende de vereeniging der Chr. Geref. en Doleerenden ter sprake.

Met veel belangstelling, en voorzoover wij ons bewust zijn, zonder eenig vooroordeel, hebben wij deze nieuwe uiteenzetting; gelezen en overwogen; maar tot ons innig leedwezen hebben wij ontwaard, dat er thans bij Ds. Beuker zelf onoverkomelijke bezwaren tegen de vereeniging moeten bestaan. Hij schijnt dan ook van een nadere schikking tusschen de twee Synoden niets te willen weten; want doelende op de mogelijke verwisseling van zijne motie met die van Dr. Bavinck. laat hij er aanstonds op volgen: »Ik verwacht niet, dat onze Synode zoo met zich, zal laten sollen en de geheele Kerk tot in het oneindige met deze zaak zal laten verontrusten." Alsof het vereenigen van vele gereformeerde gemeenten in éi5n kerkverband geen langdurige onderhandeling waard ware. Eerst vreesde men voor een te schielijke vereeniging, en nu zou het saamspreken weer te lang duren !

In den aanhef van zijn artikel gewaagt Ds. Beuker van vereenigen nop voet van gelijkheid en wederzijdsche erkenning.^' Ook stelt hij de vraag, ol de Doleerenden niet heimelijk afkeerig zijn van die «wederzijdsche erkenning op voet van gelijkheid", maar uit zijn verder betoog blijkt ons duidelijk, dat Ds. B. van zijn kant de Doleerenden lang niet als «zijns gelijken" op kerkelijk gebied erkent, maar als verreweg zijn minderen. Ja, zóó zware beschuldigingen brengt hij tegen de Doleerenden in, dat hij, als hij daarbij volhardt, de Doleerende kerlsen niet als wettige kerkopenbaring kan erkennen, en ook bezwaarlijk vereeniging met haar kan begeeren.

Vooreerst toch oppert Ds. B twijfel omtrent het wettig bestaan van ten gedeelte der Doleerende gemeenten, — t. w. die, welke werden geïnstitueerd krachtens het ambt der geloovigea op plaatsen, waar een Chr. Geref. gemeente bestond (blz. 5).

Reeds om deze reden moet Ds B. groot bezwaar zien in de vereeniging; want de overige Doleerende kerkea zullen in geen geval het verband met de aldus tot openbaring gebrachte gemeenten loslaten ; te minder, dewijl de daar gevolgde gedragslijn voortvloeit uit de kerkelijke zienswijze der Doleerenden. Hijzell houdt het vereenigen met schijngemeenten, die maar secten zijn, voor ongeoorloofd en schrijft op dien grond: «Als de doleerende broederen onze gemeenten niet voor - svettige Kerken kunnen houden, dan mogen zij niet met ons vercenigen, al wilden wij het ook nog zoo gaarne". Maar immers, precies hetzelfde hebben de Chr. Geref. in het oog te houden. Derhalve dwingt zijn eigen standpunt hem om te zeggen: «Als wij de Doleerende gemeenten niet voor wettige Kerken kunnen houden, dan mogen wij niet met haar verecnigen, al wilden zij het ook nog zoo gaarne, " Ds. B. zou daardoor ia verkeerde kerkelijke relaties komen. Zulk eene verbintenis mag hij niet willen aangaan. Zoover mag hij zijn toegeeflijkheid niet uitstrekken.

Doch dit niet alleen. Neen, bij het bespreken van punt 5 zijner motie tast hij geheel de kerkrechtelijke practijk der Doleerenden aan en werpt ze als ongereformeerd en huichelachtig terzijde. En opdat het blijke, dat wij niet overdrijven, nemen wij terstond zijn eigen woorden over.

Gelijk bekend werd, heeft de Synode van Assen in punt 3 der aangenomen motie van de Doleerenden de verklaring geëischt:

«Dat zij niemand in hunne lidmatenboeken inschrijven, dan alleen de zoodanigen, die instemming met de Gereformeerde leer betuigd en onderwerping aan de kerkelijke tucht beloofd hebben”.

Hierop laat nu Ds. B. volgen: Door lidmatenboeken verslaan wij hetgeen er in de Gereformeerde Kerken altijd door verstaan pleegt te worden, nl, de boeken, waar rnen de namen inschrijft der lidmaten, die belijdenis des geloofs hebben afgelegd of met wettige attestatie uit zusterkerken zijn overgekomen, dus, die in kerkelijken zin recht tot de tafel des Heeren hebben. De andere boeken voor de jeugdige, nietbelijdende leden der gemeente, heetcn bij ons, het eene:11 DoophoeK\ waarin de namen.worden geschreven dergenen, die in de gemeenten gedoopt zijn; het andere: Boeh vior Under in der gemeente, die elder

gedoopt en mtt hunne ouders of met attett tot deze gemeente overgekomen zijn”.

»Duplicaatboeken” kennen wij als Gereformeerde menschen natuurlijk niet. Zij zijn ook niet anders dan een nieuwe uitvinding der Doleerenden. In zulk een boek heeft men, zoover men die machtig kon worden, ook de namen opgeschreven, die in het lidmatenboek der Hervormde Gemeente gevonden worden, ook die met de doleantie niet medegaan. Dus een afschrift of eene nabootsing van een Hervormd lidmatenboek. Zulk een boek is dan even waar, maar ook even valsch als de paradoxale verklaring, gelijk dezer dagen van Heemse en Leiden uitging: dat de dolterende Kerke raad voor heel de Rervoi mde Gemeente het Juk a/ge •worpen heeft en tot de Gereformeerde BcHjdems Kerkorde is teruggekeerd.

Hier in Leiden zal men er zeker ook de namen van professor Rauwenhof en Kuenen, ja van de meesten onzer moderne professoren inschrijven, v.-ant het is bekend, dat ze in volle rechten lidmaten zijn der Herv. gemeente alhier. En wat zal men met de moderne en liberale leeraren als Hagens, v. Boekeren en Scheffer aanvangen. Zij zijn toch ook Hervormde lidmaten, en ambtsdragers bovendien.

Het gaat toch niet aan, dat wij, Chr. Gereformeerden, ons door middel der Doleerenden, ook weer lieten samenkoppelen met het Herv. Kerkgenootschap, van 'twelk ons de Heere zoo genadiglijk verlost heeft. Hoe onuitsprekelijk jammer, dat men een heilige zaak, zooals de reformatie der Kerk behoorde te zijn, met zooveel onwaarheid omsluiert Is 't wonder, dat de wereld om < il zulke vertooningen lacht en de zaak en den naam des Heeren des te meer gaat lasteren? Is 't niet ontzettend, dat men bij al zulke handelingen ook nog gaat bidden, die men nooit anders dan on-•waarheid zou genoemd hebben, indien men niet op Dr. Kuypers gezag was gaan gelooven, dat het er zoo naar toe moest? En dat nu alles en alleen om toch maar iets anders te schijnen dan de Christelijke Gereformeerde kerken.

Wij houden de Synodale Herv. gemeente niet voor één en dezelfde met de onze en die der Doleerenden. Zij zijn voor ons twee. Wij schrijven alleen dezulken in onze lidmatenboeken in, die met de Belijdenis der Gereformeerde Kerk instemmen, op welke eenvoudige" wijze die instemming ook plaats vinde.

Wie van beiden handelt Gereformeerd ?

Zegt men: ja, wij houden de belijdende geloovigen, die nu gaan doleeren, eigenlijk in het wezen der zaak alleen voor de Kerk. Welnu, waarom schrijft men ook niet alleen dezulken in zijn lidmatenboek en hunne minderjarige kinderen, die nog in de ouders gerekend moeten worden, in »Het Boek van de kinderen der gemeente"? En wat verschilt men dan van de Chr. Ger. Kerken? Maar dezulken, die beslist tot de nietbelijdende massa-Kerk willen blijven behooren, en weigeren hun hals onder het juk van Christus te bui'^en, die mag ik niet inschrijven in het boek van de "lidmaten der belijdende gemeente des Heeren, 200 ik niet èn mijn boek èn het karaljter der belijdende Kerk wil vervalschen.”

Tot zoover Ds. Beuker.

Daargelaten nu de o. i. onjuiste bewering, dat de Doleerenden in gemeenten waar zij Duplicaatboeken aanlegden, ook dezulken inschreven, die de Reformatie tegenstaan — ook de Hoop weersprak dit beweren reeds — zoo ziet men uit deze aangehaalde volzinnen, dat Ds. B. in het minst geen crediet heeft voor de afwijkende gevoelens der Doleerenden; dat hij in hun kerkelijk optreden onware vertooningen meent te be speureii, waarbij slechts een mensch — Dr. Kuyper — gevolgd wordt, en niet de vreeze Gods de drijfveer en zijn Woord het richtsnoer is, zoodat in die betrekking het gei^d een ergerlijke schijnheiligheid wordt.

Nu maakt Ds. B. er Dr. Kuyper een verwijt van, dat hij de Chr. Geref. miskent en de pogingen van de Assensche Synode zoo weinig «verstaat en waardeert". Doch wij vragen: heeft niet Dr. K. het recht om dat verwijt om te keeren en te zeggen: »Als Ds. B. de pogingen der Doleerenden zoo weinig verstaan en waardeeren kan, zal het wel moeielijk gaan. om zulk een gemeenschappelijke basis te vinden, die de geref belijdenis en practijk, en de waardigheid der Doleerende Kerken niet te na komt, en tegelijk met Ds. Beukers bedoelen overeenkomt.”

Niet slechts ontbreekt het Ds. B. aan waardeering, doch hij gaat offensief te werk; hij veroordeelt de methode der Doleerenden als onzuiver, onwaar en ongeregeld. Aan hun kant alleen moet alles veran deren. En ia dit gedachtenverband zijn de Doleerende kerken ook geen »wettige" openbaring van het lichaam Christi. Die «wettige" openbaring is dan enkel de Chr. Geref. kerk, en anders geen. Ds. B. ontkent dan ook in het minst niet, dat de afscheiding van '34 de eenig •wettigt kerkopenbaring is; maar geeft alleen toe dat zij niet de eenig mogelijke wijze van openbaring is. Moet nu zulk eene kerkbeschouwing dootgaan, dan helpt er geen wrikken of buigen aan, en kan er van de vereeniging voorshands niets komen. Maar dan moet Ds. B. ook niet langer zeggen, dat hij wil onderhandelen op voet van ^«/y^/i«'i/enmet wederzijdsche erkenning. Zoo iets kan Ds. B. niet bedoelen. Uit alles blijkt, dat in zijn oog de beschouwingen der Doleerenden verwerpelijk zijn.

Wij betreuren dit aanvallend betoog van Dr. B.. vooral omdat hij noch uit Gods Woord, noch uit de Belijdenis iets bewijst van hetgeen hij den Dolee renden ten laste legt; doch wij hopen nog steeds, dat de Synode van Kampen straks meer .broederlijk en ruimer zal oordeelen.

Deze loop van zaken was te verwachten. Juist doordien Ds Beuker een lijn koos, waarop hij óf zelf dood-óf ons omverloopt, kon het niet uitblijven of hij moest reactie in zijn eigen kring uitlokken.

Immers, over al deze fraaie redeneeringen heen, blijft'*een deel van 's Heeren volk bij hem en bij ons roepen: *Toch ^tnlUn, toch moeten, toch zullefi we één zijn!”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 oktober 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 oktober 1888

De Heraut | 4 Pagina's