GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Hem alleen dienen!”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Hem alleen dienen!”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

[NIEUWEJAAR.]

Toen zeide Jezus tot hem: a weg. Satan! want er staat geschreven: en Heere uwen God, zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen. Matth. 4:10.

Eiken morgen, dat het licht over ons verrgst, ligt er een taak voor onze rekening, die God wil dat we dien dag zullen afwerken. Zoo is er een taak, die ge af te werken hebt voor elke week. Een taak, die u op wordt gelegd voor elke maand. En zoo ook een taak, die wacht op volbrenging bij elk nieuw jaar, dat ge intreedt.

Ook dit jaar gingen we weer in, om te werken

We zijn geen heeren en vrouwen, die op onze eigen gelegenheid in deze wereld bestaan, maar we zijn knechten en dienstmaagden, in dienst bij den Heere onzen God.

Hij is onze Heere, en wij zijn er voor om door Hem gebruikt te worden, en om voor ons klein en schijnbaar nietig deel mede te arbeiden aan de groote en ontzaglijke taak, die onze Heere in dit zijn groot en machtig huis, van den aanvang der eeuwen tot aan het emde wil volbracht zien.

Ge mist dus elk recht, om ook dit jaar in te treden met de gedachte in het hart, dat ge nu eens overleggen zult, wat ge zelf wel zoudt verlangen te doen. Wie zoo staat, staat verkeerd, en zulkeen brengt het nooit tot een goed einde.

Neen, uw stand is de stand van dienstknecht en dienstmaagd des Allerhoogslen, wier oog op de hand van hun Heere moet zijn, en die dit jaar met geen anderen zin of toeleg mogen intreden, dan om dien grooten en machtigen Heere te dienen in alles, te dienen al den dag en al den nacht, te dienen van den eersten dag des jaars tot aan zijn einde.

In alles voor Hem; nooit anders dan voor Hem; vaardig passend op het woord dat uit Zijn mond uitgaat.

Gelijk de engelen in den hemel zijn, zoo wij op aarde.

En daarom dagelijks de bede op de lippen; »Uw wil worde door ons op aarde volbracht, gelijk in den hemel door uw cherubs en serafijnen !"

«Godsdienst" was een schoon woord, maar het is door misbruik een jammerlijk woord geworden.

Want «godsdienst" wil dan zeggen : Ik heb een leven in de wereld, ik heb een leven voor mijn denken, ik heb een leven voor mijn gemoed, een leven in mijn gezin, en dan ook nog een leven van kerkelijken aard, en dat is mijn godsdienst.

Godsdienst heet het dan als men bidt; godsdienst als ik Gode lofzing ; godsdienst als ik gelofte betaal; en godsdienst als ik mij onder Woord en Sacrament schik; maar wat daarbenevens en daarachter in mijn leven en mijn hart ligt, dat mag alles zijn wat het wil, maar eigenlijk godsdienst is dat niet.

Om dien valschen zin van dit mishandeld woord niet voort te planten, spraken onze vaderen daarom meer van religie voor wat thans de groote menigte haar «godsdienst" noemt; en gebruikten het denkbeeld van God te dienen voor den dienst des Heeren op alle pad en in allen toestand des levens.

Zoo had ook Jezus het ons aangevirezen. Ook hij maakte de onderscheiding tusschen religie in enger zin en den godsdienst in het leven, en dit noemt hij, in zijn terugslaan van Satan: »Den Heere onzen God aanbidden, en Hem alleen dienen."

En hoewel nu het eene zonder het andere niet bestaan kan, en God te dienen ondenkbaar is zoo ge Hem niet aanbidt, zoo is de onderscheiding tusschen die twee toch ook voor u volstrekt onmisbaar.

Ook gij moet zeer zeker dit jaar religie in enger zin hebben, en gemeenschap met uw God in de mysteriën der genade en der gebeden zoeken ; maar ook boven en behalve deze aanbidding, hebt ge den Heere uwen God te dienen ; en dit dienen van uw God, deze uw dienst van God, d. i. uw wezenlijke Godsdienst moet bestaan in het toewijden aan den Heere van heel uw leven, van al uw arbeid, van elk talent dat in u is, en een eeniglijk vragen bij dat alles: Wat wil de Heere dat ik doen zal ?

Ook nu op den dag van het nieuwejaar hebt ge dus geen som van allerlei dingen op te sommen, die gij dit jaar af hebt te werken. Dat kunt ge niet, en zou de zaak weer voor u bederven.

Want God te dienen is niet twee, drie, tien biJMndere Aingtn doen die meer reehtsireeks me den strijd voor Gods koninkrijk en tegen Satan saamhangen. Neen, maar uw God te dienen is altoos knecht te zijn; tot in de allergewoonste dingen van het zeer dagelijksche leven toe in alles den wil des Heeren te volbrengen; en te leven, te denken, te strijden, te arbeiden niet voor uzelven, maar alleen omdat Hij het u oplegt. Hij uw Koning, uw Schepper en uw Heere.

Meer nog, het moet een «knecht zijn" uit dankbaarheid wezen.

Niet voor goud of zilver, maar door het bloed des onstraffeJijken en onbevlekkelijken Lams vrijgekocht uit de slavernij van Satan, zijt ge nu uit zijn diensthuis uitgeleid, niet om voortaan uw eigen heer en meester te wezen ; maar om eeuwiglijk knecht van God en lijfeigene van Christus te zijn en te blijven.

Tevens kind, o, gewisselijk, en daarom vrij van Satan; maar nooit vrij van uw Heere. De heerlijkheid en de vrijheid der kinderen Gods is nooit dat ze nu doen mogen wat hun gevalt en leven mogen gelijk het hun lust; maar altoos .en onverbiddelijk, dat ze des Heeren zijn. Zijn gekochten. Hem toebehoorende. Zijn dienstknecnten en dienstmaagden. Dienende nacht en dag in zijnen Tempel.

Dat geldt dus en gaat door voor het kind op school, voor de dienstmaagd in haar keuken, voor den knecht op karre wei, voor den klerk op het kantoor, voor de moeder in haar huisgezin, voor den winkelier achter de toonbank, voor den rechter op het gestoelte der eere, en voor den koning op zijn troon.

Elk persoon moet God dienen Wie nog onwedergeboren is, krachtens den eisch der schepping uit bedwang; en wie overgezet wierd in de genade uit dankbaarheid bovendien.

Versta dit wel.

Ge moogt niet zeggen: Ik arbeid op school, op karrewei, in mijn beroep naar den eisch van het werk, en voor zooverre daarbij goed of kwaad tepas komt, regel ik mij naar Gods wil.

Dat is heel iets anders, dan knecht van God te zijn.

Neen, knecht van God te zijn, wil zeggen en beduidt eeniglijk, dat al wat ge doet, op school, karrewei, kantoor of studeerkamer, niet ter wille van u zelf of een ander, maar om Gods wil moet gedaan.

Dat een kind weet: God plaatste mij op deze school; God plaatste mij onder dien onderwijzer; God regelde de regels van schrijven en lezen en rekenen; God verdeelde aldus de dagen in uren; en dat het kind alzoo in dit alles goddelijke ordonnantiën zie.

En zooals het met dat kind is, zoo moet het met elk onzer zijn.

Wel is er menschelijke berekening, of menschelijke afspraak, of menschelijke orde en bevel, waaraan we hebben te voldoen. Ook prikkelt de nood des levens vaak om te werken, waar we anders stil zouden zitten. Maar in al deze regelingen en bevelen en nooden is de hand des Heeren over ons, en dienen we Hem, zoo het wel is, in zijn Tempel.

En zoo moet het dus ook dit jaar met u zijn.

Dan spant in u hetphchtsbesef; ook vaart in u besef van heerlijke roeping; dan wordt elk beroep, al was het van bezemmaker of keienklopper, een goddelijk beroep voor den man wien het aangaat; dan adelt ge eiken arbeid; dan straalt over al uw bezig zijn een vriendelijk licht van Boven; en dan wijkt alle verdrietigheid of ontevredenheid, omdat gij dan toch altoos bezig zijt in den dienst van uw Heere.

Slechts voor één ding hebt ge daarbij op uw hoede te wezen: Laat in dezen stroom der dagelijksche bezigheden uw arbeid niet opgaan. Ge hebt nog een heel anderen arbeid voor uwe rekening.

Ge hebt ook eiken dag uw zake met uw God in den gebede af te doen.

Ge hebt ook uw karakter te vormen en te heiligen. d

Ge hebt ook uw hartstochten en driften een toom aan te leggen en ze te breidelen.

Ge hebt ook op uw vrouw, op uw kinderen, op uw omgeving te werken; en te letten op den invloed die van u uitgaat.

Ge hebt ook op de talenten te letten die in u zijn, opdat ze niet begraven worden in de aarde.

Kortom, ge hebt niet enkel te arbeiden in het zichtbare., maar ook in het onzichtbare.

Ge moet ook uw God dienen niet het minst daarin, dat ge Satans werk te niet helpt maken.

Te niet om u heen in uw gezin, en te niet in de wereld van uw binnenste.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 december 1888

De Heraut | 4 Pagina's

„Hem alleen dienen!”

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 december 1888

De Heraut | 4 Pagina's