GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Boodschapper van deze week vindt men een antwoord op v/at Ds. Beuker in de Vrije Kerk schreef, waaraan we het volgende ontkenen : De ^roK^oorzaak of het /«öa/ibeginsel der doleantie (evenals van de scheiding van '34) is — dit stemmen wij Ds. B. volkomen toe: - »het weer terugkeeren tot de leer, tucht en dienst, dus tot de Belijdenis en Kerkorde onzer Vaderen.'" Ditzelfde hebben wij vroe ger altijd betoogd. Maar wij moeten den hooggeach ten schrijver eenigszins betwisten, dar ook de wijze waarop die terugkeer geschiedt, in 't geheel niets met de beginselen te maken zou hebben.

Laat ons dit met een voorbeeld ophelderen Als mijn broeder tegen mij gezondigd heeft, dan ben ik volgens Matth 18 gehouden om hem te bestraften. Dit moet ik doen. Dit is hoo/d\st%\n%€i, want Gods Woord gebiedt het. Doch daarom is het nog lang niet een onverschillige zaak, op welke wijze ik hem bestraf, ook ai ben ik overigens welgezind jegens hem. Nier alleen de toon waarop ik hem toespreek maar ook het uur waarop ik hem tracht te ontmoeten, het inleidend woord, waarmede ik een gesprek met hem aanknoop en nog veel meer kan mede een begiaselzaak voor mij worden.

Ds. B zegt, dat hij »het wezenlijk verschil tusschen de wijze van Scheiding of van Doleantie niet inziet", en - daaruit laten zich dan ook de beschuldigingen van «miskenning, tegenwerking, wroeten in eikaars inge wand", enz gereedelijk verklaren. Maar daarom kan het verschil bij vele anderen, zoowel Chr. Geref. als Nederd Geref. nog wél heel wat wegen, zonder dat zij er nochtans de combinatie en samenwerking om durven verzaken Liefst zouden wij in het tegen woordig stadium de wijne van terugkeer of methode van reformatie een beginsel van-ondergeschikten aard willen noemen. 0-ntrent die - wijze van reforma tie bestaat thans nog een verschil, dat veel minder betrekking heeft op het wezen dan op het welwezen der kerken, of liever nog, dat betrekking heeft op de tiitbreiding der reformatie, maar dat in enkel geval van zoo bijkomstigeri aard is, dat de beide groepen van uit het verband getreden kerken elkander, zooals art. 4 .ook zegt, kunnen en zullen dragen.

Ds. B. beweert dat in art 4 kier Concept-acte de keuze van den reformatievorra niet als een beginselzaak wordt aangeduid en dat er dus in art. 12, »een acliterwaartsche sprong genornen en de acte in een geheel ander licht gesteld wortit." .

Ook dit kunnen wij Ds. B. niet toestemmen. Want in art. 4 wordt, na eerst het gemeenschappelijk hoofdbeginsel van de beide groepen vermeld te hebben, duidelijk vastgesteld, dat »het onmislsenbaar onderscheid wel hoofdzakelijk voortspruit uit den onderscheiden loop der historische gebeurtenissen in 1834 en 1886, maar toch ook zeker verschil van zienswijze insluit ten opziclite van de beste wegen om bij zoo diep gezonken toestand der kerk tot reformatie over te gaan. Hetgeen evenwel niet belet, dat hetzelfde art. 4 nadruk legt op den plicht tot vereeniging. (Wz> ' cursiveerden.) Juist omdat de Chr. Geref. en de Nederd. Geref. kerken het in de hoofdzaak, in het - wezen der dingen. eens zijn, is o. i. een generale combinatie en een globale samenwerking zeer mogelijk en mitsdien ter openbaring van de eenheid in Christus Jezus noodzakelijk.

Doch tevens verschillen de beide groepen nog omtrent de beste manier, waarop voortaan nog meerdere leden en fracties uit het synodaal verband tot het belijdenisverband der Gereformeerde kerken kunnen toegevoegd worden, en daarom is de algeheele ineensmelting, zooals sommigen zeggen te begeeren. voorshands nog lang niet overal te bereiken. Die volledige 'mtensmelting thans te bevelen oi op te leggen, zou eene verkrachting zijn van den natuurlijken gang van zaken, die zich later droevig zou kunnen wreken. Op enkele plaatsen — dit ontkennen wij niet — is zij nu reeds mogelijk, nl. daar waar de doleerend gezinden en de Chr. Geref. weinig in inzichten verschillen.

Doch in de meeste plaatsen is de zaak der vereeniging nog lang niet populair genoeg voorgesteld en verschilt men dermate in gevoelen, dat de ineensmelniet aan het begin, maar aan het einde van den weg der combinatie moet worden gesteld. En terwijl nu de Chr. Geref. en de Nederd. Geref. samen over den weg gaan, en elkaar - veelvuldig ontmoeten, kunnen zij van gedachten blijven wisselen over de beste wijze, waarop tegenwoordig (want wij leven nu niet taeer in het tijdvak '34—'86) de achter­ gebleven belijders uit het Genootschap zijn over te brengen op gereformeerd terrein.

Maar zal deze gedachtenwisseling vruchtbaar zijn, zullen de voorstanders van BEIDE wijzen van reforma tie vrijheid in hunne beweging behouden, dan zien wij niet in, waarom er nevens de bestaande Chr-Geref. èn Nederd. Geref. gemeenten op dezelfde plaatsen nog niet eenige nieuwe formatiën zouden mogen plaatshebben, waarmede de voorstanders van elke der beide methoden niet zouden kunnen instemmen.

Ds. B. ziet hierin s& it miskenning, ssm tegenwerking, een nveroordeeling" van het bestaande, kortom een itmisdrijf", een ongereformeerd sectarisch gedrag, en voorzoover de Chr. Geref. er plaatselijk aan medewerken, een bewijs van »zelfmiskenning".

Eilieve, waarom?

Nu toch eenmaal is uitgemaakt en erkend, dat het verschil tusschen de Scheiding en de Doleantie niet ligt in het wezen der reformatie, maar in de onderscheiden historische ervaring en in de wijze, waarop men thans het best uit het verband der hiërarchie op het vrije gereformeerde eri komt, nu dan er in de institutie van nieuwe gemeenten naast de bestaande Chr.

Geref. óf doleerende gemeenten, niets vijandigs of hatelijks liggen opgesloten, en achten wij het dan ook va r onjuist om zulke «^z'«»kerken den naam te geven n tegen\xxksa of om ze bij »een soort guerillakrijg" te vergelijken, zooals Ds. B. doet.

Ook moet hierbij wèl in aanmerking genomen worden, dat dit recht van ««^«institutie volgens het oorspronkelijk art. 12 niet alleen aan de Nederd. Geref, maar evenzeer aan de Chr. Geret. is verleend. Ds. B. stelt het voor alsof alleen de Doleerenden het recht tot forraeering van kerken naar hunne methode behielden; maar gelijke vrijheid is den Chr. Geref. gegund.

Er is dus «gelijkberechtiging", zooals Ds. B. terecht verlangt. Kunnen nu de Chr. Geref. op plaatsen, waar alleen een Nederd. Gereformeerde Gemeente bestaat, zooveel invloed op de leden der Herv. Kerk uitoefenen, dat zij volgens de methode der Scheiding man voor man uitgaan en dan een Chr. Geref. Gemeente institueeren, welnu, ook dit is hun dan volgens de acte geoorloofd. Hoofdzaak is en blijft, dat de achtergebleven belijders zooveel mogelijk allen op goeden kerkelijken grondslag komen.

Onpractisch zoo het ook zijn, om op dit punt de combinatie, te laten afspringen. Want als de Chr. Geref op zichzelven blijven staan, houden zij toch evenmin het optreden van nevenkerkeraden tegen, en dan juist zouden er licht verkeerde hartstochten bij in het spel komen. De wedijver of mededinging tusschen de twee wijzen van kerkformatie of reformatie is er nu eenmaal, en die blijft voorloopig, hetzij ge vereenigt of, niet. Maar nu dunkt ons toch, dat een broederlijk samengaan te verkiezen is boven een streven naar strenge separatie. De hartelijke liefde van Ds.

B. voor de Gereformeerde Kerk en hare belijdenis, die — wij zeggen het met vrijmoedigheid — ook wij met hem deelen, geven ons den wensch in de pen, dat hij het door hem geschrevene nader overwege.

Onzerzijds zwijgen we in dit stadium der quaestie liefst.

De zaak is, thans niet in' geschil tusschen de Christelijke en Nederduitsche Gereformeerden.

Tusschen hen toch wordt op dit oogenblik niet onderhandeld. Maar wel is de zaak in geschil tusschen de Christ. Gereformeerden onderling.

Geheel natuurlijk vormden zich bij hen over de vereeniging allerlei opiniën, en gelijk evenzeer nattiurlijk is, wierd allerlei voor de hand liggende bedenking geopperd.

Het Stichtsclie Wekkertje dat arm in atm met het blad van Dr. Hoedemaker en Dr. VanRonkel zich week aan week uitput in het zeggen van allerlei leelijke dingen aan het adres der Doleerenden, staat daarbij het meest links, de JSoodschappcr het meest rechtSi Laat ons nu wachten hoe het loopt.

In de Zuid-Holl. Kerkbode, wier optreden we met blijdschap begroeten, zegt Ds. Sikkel naar aanleiding van Ds. Hulsebos' pleidooi voor het Hof te Leeuwarden; Zeer hopen wij, dat dit pleidooi door den uitgever voor lagen prijs verkrijgbaar gesteld en in Nederland algemeen verspreid zal worden. Dit roepen om recht moet tot de volkszoiMcXinXxs doordringen, zoo goed als tot de conscieutie der overheden. Vooral tot de conscieutie van allen, die tot de Gereformeerde Kerk behooren.

Zij zijn de schuldigen in de eerste plaats.

Zij doen der Kerk onrecht, door nog één oogenblik langer eene Organisatie te erkennen die nieis met de Kerk te inaken heeft, rnaar die Kerk naar het leven staat.

Zij doen onrecht; want zij zijn oorzaak, dat Kerken, die naar het recht terugkeeren worden beroofd van haar goed, en berooid van haar naam. Zij zullen oorzaak worden, dat de indringster van 1816 erkend zal worden als onze wettige moeder, en onze wettige moeder zal worden uitgeworpen als eene indringster.

Zij doen onrecht, want zij sterken de handen van die leeraars, die het recht der Kerken prijsgeven en met »een gereformeerde preek" de Gereformeerde Kerk verraden aan haren vijand.

Zij weten niet, wat zij doen En daarom moeten zij wakker geroepen worden.

Krachtens doop en belijdenis is ieder Gode schuldig tegen de Synodale Organisatie zich te stellen en op te komen voor het recht der Kerk en van haar Koning Jezus Christus.

Dan zullen ook dè conscientiën van leeraars en voorgangers niet langer gedoogen, dat het onrecht bedekt wordt Zoo het gereformeerde volk maar opkomt tegen dit valsche spel en voor het recht o, Dat men het inzage. En ophield toe te juichen alle prediking der waarheid, die dienen moet om de Synodale Organisatie te redden en de Kerk uit haar recht te zetten.

Dan zal de Heere ook den rechters leeren. wat het recht der Kerk is. — en dan zullen wij weer één kudde zijn, zoo wij beginnen voor den éinen HBKDEB uit te komen.

Houde daarom niet op het strijden en roepen voor het BECHT onzer Gereformeerde Kerken: Doe mij recht 1 Geen nood! De tijd komt dat deze broederen hun onrecht zullen inzien.

De nevelen en dampen van het slagveld zijn nog niet opgetrokken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1889

De Heraut | 4 Pagina's