GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat God wil.

DE DAS.

Daar leefde eens een man, die zonder juist een bepaald slecht mensch te heeten, allen godsdienst haatte, en ook wel zorg droeg er zich nimmer mee te bemoeien Wanneer deze of gene somtijds tot hem zeide, dat hij zulk een gedrag nooit zou kunnen verantwoorden, en dat Gods geboden hem zoo goed als elk ander betroffen, dan was zijn gewone slotwoord: »Dat gaat mij niet aan; niemand kan weten wat God wil."

Deze man vertrok later, toen de goudvelden in Amerika ontdekt werden, naar Californië.

Hij was een der eersten, die daar kwamen, en daardoor gelukte het hem een groote hoeveelheid goud te verzamelen. Nu sprak hij tot zich zelf: Over een paar weken ga ik van hier, wissel mijn goud voor klinkende munt, en dan keer ik naar Europa terug, en zal het er eens goed van nemen.

Twee dagen voor zijn vastgesteld vertrek, ontwaakte hij plotseling des nachts door een ongewoon gedruis. Eer hij nog tijd had tot bezinning te komen, voelde hij dat eenige sterke armen hem aangrepen. Hij bood woedenden tegenstand, maar men hield hem een pistool voor en dreigde met den dood, zoo hij zich niet gewillig liet binden. In dien toestand moest hij het aanzien, hoe een viertal dieven zijn tent doorzochten, zich meester maakten van al zijn zuur verdiend goud, en bovendien nog meenamen wat hun goeddacht.

»'tls een groot heldenstuk, " barstte hij eindelijk verontwaardigd uit, toen het onderzoek afgeloopen scheen, »een arm en eerlijk man zoo van zijn eigendom te berooven " »Kom, kom, " antwoordde een der schelinen, »waarom zouden wij 't niet doen. Er is hier geen gerecht om het ons te beletten, en daarom is de sterkste de baas. Wat gaat het ons aan of u dat bevalt? " »Ge moest ten minste zooveel ontzag voor Gods gebod hebben, " hernam de bestolen goudzoeker, »of hier een gerecht is of niet; ge weet zeer goed, dat ge geen recht hebt mij te bestelen."

De vier roovers schaterden van lachen.

»Weet ge wat, " zei eindelijk een van hen, »ge praat heel mooi, vriendje, maar 't helpt niets.

Wat ge van God zegt, gaat ons ook al niet aan, want niemand kan weten wat God wil, gij zoomin als wij".

Met deze woorden lieten zij den thans doodarmen man alleen, en gingen weg, wie weet waarheen. En de man keerde met veel moeite in zijn vaderland terug-Maar hij had een les ontvangen, die hij zijn leven lang niet vergeten heeft.

De godzaligheid is tot alle dingen nut.

Weet gij wel wat een das is?

Dat is een rare vraag; wie weet dat niet! Die draagt immers iedereen om den hals! Zeker, vrienden, maar zulk een das bedoel ik niet. Dien waarvan ik spreek, zoudt gij zeker niet gaarne om den hals dragen. Als gij in de stad woont, twijfel ik of gij hem wel ooit gezien hebt. Op het land is hij volstrekt niet zeldzaam en de boeren in sommige deelen van ons land kennen hem zeer goed.

De das is een roofdier, zoo groot als een middelmatige hond, maar veel lager op de pooten. Hij eet veldmuizen, kikkers en ook vruchten. Daarbij toont hij zich echter zeer gulzig, en wordt door het vele eten vet, en I zoo rond als een tonnetje. Daarom is het in i sommige streken een spreekwoord: Hij is zoo vet als een das. Misschien hebt gij wéleens boven een winkel gelezen: »hier verkoopt men penseelen en das-

kwasten, " en dan gedacht dat er kwasten verkocht werden om er als franjes uw das meê te versieren. Maar dat is mis. De das — wel te verstaan, het beest — heeft lang haar, van boven grijs van onderen bruin. Daarvan maakt men penseelen, daskwasten en borstels. Het vel zelf is ook heel goed te gebruiken, want het is zeer dicht en laat geen vocht door. Men maakt er soms petten en mutsen van.

De das is een zeer ongezellig beest, die liefst iedereen op een afstand ziet, net als inhalige, hebzuchtige menschen, die altijd bang zijn dat men iets voor hun neus zal wegkapen.

Ook is dit dier, evenals zulke lieden, bijzonder wantrouwig, waardoor men ook nooit eenige dassen bijeen vindt. Hij woont als een kluizenaar, eenzaam en alleen in een hol dat zeer diep is, en een menigte kronkelende gangen heeft. Dat hij bij het loopen zijn geheelen voet op den grond zet — waardoor hij tot de zoolgangers behoort — komt hem, evenals zijn korte pooten, bij 't loopen in die gangen uitstekend te pas.

Intusschen, de boeren weten onzen vriend er toch wel uit te jagen. Daartoe gebruiken zij den dashond, met zijn korte pooten, dien gij misschien niet kent. Deze heeft intusschen met den das heel wat werk, want hij laat zich maar niet als een mug dooddrukken.

Wanneer de hond op hem aankomt, werpt hg zich op den rug en bijt en krabt woedend om zich heen, zoodat zijn aanvaller het wel eens te benauwd krijgt en het hazepad kiest. Meestal echter krijgt de hond hem hier of daar in zijn vet lichaam te pakken, en bijt hem dood, of jaagt hem uit het hol naar buiten, waar dan de jagers hem opwachten en in een net vangen of hem dood slaan.

En nu zouden we van den das afscheid kunnen nemen. Ik moet u echter eerst nog zeggen, dat al is de das gulzig, hij een neefje heeft dat nog vrij wat meer dan hij, van smakelijk en - veel eten houdt. Zijn naam zegt het u reeds, want hoewel men hem gerust »das" kon noemen, draagt hij den naam van veelvraat, en daar behoeft hij, dunkt mij, niet trotsch op te zijn.

De veelvraat doet zijn gansche leven niet veel meer dan uitkijken of hij ook iets grijpen of vangen kan, waar hij van houdt, om het, als de vangst gelukt is, gulzig te verslinden.

Hij klimt daartoe op een boom en zit dan, soms uren lang, geduldig als een poes, te loeren, of er ook een of ander klein dier, b.v. een veldrat, voorbijkomt. Zoodra hij iets bespeurt, springt hij een, twee, drie naar beneden, grijpt het dier, bijt het dood en verslindt het.

De veelvraat bewoont de koude landen van Europa. Men maakt veel jacht op hem, want zijn pels geeft heerlijk bont, dat duur wordt verkocht.

Echter vindt men ook in Nederland en vele andere landen veelvraten. Zij eten evenwel geen veldratten of dieren van die soort, en zijn zoo bekend, dat ik tx-u maar niets van zal vertellen.

CORRESPONDENTIE.

L. B. te V.

Wij hopen spoedig, althans de eerste uwer vragen, te beantwoorden.

Wat de tweede betreft, die eischt nadere overweging, of zij hier ter beantwoording wel geschikt is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1889

De Heraut | 4 Pagina's