GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

,,Met doornen betuinen."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,,Met doornen betuinen."

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom, ziet, Ik zal uwen weg met doornen betuinen, en Ik zal eenen heiningmuur maken, dat zij hare paden niet zal vinden. Hosea 2:5.

Elk zondaar maakt zich eigen paden voor zijn zonde.

ó. De doolhof der zonde is onder de kinderen der menschen zoo onmetelijk uitgebreid, zoo ongelooielijk dooreengeslingerd en verward, in al zijn gangen en paden en wegen zoo eindeloos verscheiden.

Vindingrijk heet de mensch in allerlei kunst en wetenschap, maar oneindig vindingrijker is het kind der menschen als hij zonde najaagt.

Dan zijn de vondsten onuitputtelijk. Dan vindt ge doorzicht en inzicht en geslepenheid bij den botste en domste. Dan is ieder een wijze geworden. Een voorzichtige in zijn geslacht.

Zie het maar aan onze kinderen. Soms de stompste in wat moet aangeleerd, maar als het op een ondeugendheid of het versteken van een ondeugendheid aankomt, hoe denkt dan die anders stompe knaap op eens op alles; wat sluwheid speelt dan om zijn mond; wat doortraptheid spreekt dan uit het oog; hoe gereed is hij dan met het rechte woord; wat reuzenontwikkeling ziet ge dienzelfden sukkel dan op eens in het kwade doorloopen!

En zoo als onze kinderen in het klein zijn, zoo zijn wij in het groot. Nu niet meer in schijnbaar onschuldige ondeugendheden, maar in de zeer ernstige zonden, die aan ons karakter eigen zijn, en die bij een ieder weer verschillen; bij den één zonden van geldzucht; bij een tweede zonden van zingenot; bij een derde zonden van heerschzucht; bij een vierde zonden van wreveligheid, drift en nijd; bij een vijfde zonden van de lippen; bij een zesde zonden van prikkelbaarheid en behaagzucht; bij een zevende zonden van vroomheid. Och, een iegelijk kent zooveel van zijn eigen hart wel, dat hij weet waar zijn hoofdzonde heentrekt. En dat volstrekt niet enkel onder de kinderen der wereld, maar evengoed onder de kinderen, die in de hope des eeuwigen levens wandelen. Haast mag men zeggen, dat de allerheiligsten er nog het meest van weten; niet omdat ze meer dan anderen uitglijden, want God bewaart ze; maar omdat hun oog er meer voor geopend is, en ze meer dan anderen met dien boozen demon van binnen worstelen.

En wat doet nu die zonde in ons.?

Helaas, die zonde steekt telkens den boozen kop weer op, en blijkt wakker te zijn, als wij waanden, dat ze sliep. Dan speelt ze door onze gedachten; dan trippelt ze op het veld onzer verbeelding, dan mengt ze zich in onze teederste zielsbewegingen; en van alles zoekt ze haar prooi te maken.

Ze sluipt in en door alles; en wie scherp op zijn wegen let, zal vinden, dat metterdaad bij een iegelijk mensch die zonde, die hém bepaaldelijk najaagt en vervolgt, als een oliedrop is, die door alles heendringt en heenzuigt, en heel zijn bestaan, zijn aanzijn en zijn leven, tot zelfs zijn beste daden, bevlekt en bezoedelt.

Dat verstaat niet wie buiten zijn ziele leeft. Maar wie gewoon is, niet enkel naar buiten, maar meer nog naar binnen te turen, en opmerkzpAtn is op de stroomingen, die door zijn eigen hart gaan, bespeurt telkens, hoe, ook waar hij het wel allerminst vermoedde, toch altoos weer diezelfde ééne booze demon door de kieren gluurt; er bij 5.3, eer wij er aan denken; en op alles zijn stempel poogt te drukken.

Zoo altoos door heeft daarom Gods kind aan verzoening behoefte. Aan verzoening niet enkel, zoo hij uitgleed en viel; maar aan verzoening ook als Gód hem een deugd, een lof, een goed werk op de handen zette, en er zelfs glans tot Gods eer van afstraalde, omdat hij als een ondeugend kind toch altoos dat goede werk van zijn God weer bespette met den druppel van zijn booze zonde.

Doch soms neemt dit nog erger verloop. Soms broedt de zonde in ons. Dan zoekt ze voldoening. Dan is ze uit op een kans, een gelegenheid, om aan haar booze aandrift bot te vieren, en zegt ze: »Ik zal mijn boelen naloopea."

Niet alsof ge in zulk een oogenblik nu met voorbedachten rade uw God en zijn eere op zij schooft, om als een kind des Satans een boos, zondig plan te gaan uitdenken.

Zoo, God zij lof, is het bij Gods gekenden nooit. Neen, maar ongemerkt broedt de zonde in u op haar boosheid. Onder uw arbeid, onder uw worstelen, onder uw gebeden door, teekent zich in ys^e omtrekken en met zwevende lijneneen gelegenheid, waarbij het zonde doen u zoet zou zijn.

Niet gij zegt; ïlk zal mijn boelen naloopen!" Eer zegt gij biddende: „Heere, houd verzoeking verre van mij!" Maar, zoo als Paulus het uitdrukt, ^^de zonde in u" heeft dat booze opzet. Die „zonde in u" is het, die u allengs met zulk een zondig denkbeeld vertrouwd maakt. En die, wat het gevaarlijkst is, de zonde er van voor uw zielsoog verbergt, en alleen het zoet dat er in is, prikkelend doet werken op de meest verleidbare zijde van uw zielsbestaan.

En dan maakt en baant, kiest en effent ge uw wegen, om naar dat zondebeeld, dat in de verte lokt en schittert, toe te komen. Want heeft het eenmaal vat op u, dan laat het u geen rust. En zoo hocg kan geen berg en zoo diep geen afgrond zijn, die u van uw zondebeeld scheidt, of als God u niet in zijn heilige hoede neemt, dan komt er een weg of maakt ge een weg, en niet lang meer, of ge hebt uw zonde, waarnaar ge gehunkerd hebt; of liever nog, dan heeft die zonde u.

Maar hier nu is de barmhartigheid Gods werkzaam.

Soms, het is zoo, toont ze zich niet, en laat die God, die in zijn genade getart en in zijn lankmoedigheid gehoond wierd, u in uw zonde inloopen, om u bitterlijk te doen ondervinden wat het is, uw nagejaagde zonde met de hand te grijpen en te ontdekken hoe ontzettend de schittering en het loksel der zonde u bedroog.

Maar in den regel doet God de Heere 200 niet. Schier altijd waakt Hij en let op de wegen zijner kinderen, en worstelt met hen in hun zonden mee, om juist op het oogenblik als ze de hand er naar zouden uitsteken, hun zondebeeld van voor hen weg te slaan.

Dö, t is het wat de profeet noemt, dat Hij hun wegen met doornen omtuint.

Dan kozen zij hun weg, die naar de zonde toeliep, en waanden ze zich zeker, dat ze op hun zonden zouden aanloopen ; maar dan voelden ze zich op eens dien weg versperd; onverhoeds stuitten ze dan op een hindernis; waar ze meenden door te sluipen, had God een omtuining gemaakt; en waar ze dan nog in hun boosheid poogden over die omtuining heen te klimmen, bleek het, dat die omtuining met zoo scherpe doornen doorvlochten was, dat ze hun bebloede hand moesten terugtrekken, en het opgaven en afzagen van hun zondig opzet.

Dat had hun Vader in den hemel dan voor zijn kinderen gedaan.

Hij Had ze zien aankomen in hun boozen loop; het gedichtsel van hun hart doorgrond; gezien naar wat zonde ze jaagden.

En God wist, hoe wreed en bitter en schriklijk, als ze hun zonde grepen, hun berouw en hun zelfverbrijzeliiig zou zijn.

En daarom omtuinde Hij dezen hun boozen weg met die doornen.

Nu konden ze er niet door. Dat wonden van de hand aan die doornen deed ze plotseling uit hun zondigen droom ontwaken.

En nu staan ze daar; weer nuchter; weer ziende hoe boos hun weg was; overgelukkig dat hun die booze weg wierd afgesneden.

En het eind is, dat ze op de knieën vallen, en hun Vader in de hemelen danken.

Wachter Israels! die nooit sluimert. Gij, Gij alleen hebt het afgedoolde schaap behoed.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 augustus 1889

De Heraut | 2 Pagina's

,,Met doornen betuinen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 augustus 1889

De Heraut | 2 Pagina's