GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ons Kerkelijk Diaconaat is da titel van

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ons Kerkelijk Diaconaat is da titel van

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

een referaat, door Ds. W. J. de Haas te Leiden bij D. Donner in het licht gezonden, dat waard is gelezen te worden.

Niet dat het de quae^tie uit den wortel ophaalt, noch ook dat hst heel den omvang der quaestie bespreekt, maar het trekt een zuivere lijn, en zet de quaestie in verband met het sociale leven.

Gelijktijdig komt ook van de Veluwe een goed woord voor over de verachtering van den Dienst der barmhartigheid, zelfs met bepaalde voorslagen, om het Diaconaat beter te regelen en onze Diaconieën met heel het organisme ook der kerken in haar meerdere vergaderingen in verband te zetten.

Dat alles is ons oorzaak van ongeveinsde vreugde.

Het korte woord in het Tractaat van de Reformatie der kerken over deze zaak gezegd, heeft blijkbaar vrucht gedragen.

Het wordt ingezien, dat de Diaconieën zeer laag staande bureaux van bedeeling zijn geworden; dat het ambtelijk karakter der Diaconie te loor ging; dat het heilige karakter er van afsleet; dat van hooger Dienst der barmhartigheid geen sprake meer viel; dat de burgerij de taak der kerk overnam; en dat met name nu de sociale quaestie haar wateren nog steeds zwellen doet, een nieuwe roeping onze Diaconie wenkt.

Juist daarom echter zij men op zijn hoede om geen verkeerde paden op te loopen.

Het spreekt toch vanzelf, dat de regeling van ons Diaconaat ten diepste ingrijpt in heel onze kerkelijke inrichting, en dat men, door onvoorzichtige stappen allicht gevaar zou loopen, om de kerk in tweeën te doen splijten en een Diaconale kerk naast de eigenlijke kerk te krijgen.

Omtrent deze aangelegenheid nu wierd dezer dagen een rapport uitgebracht in den kerkeraad van Amsterdam, dat waard is ook in "breeder kring gelezen te worden.

Rapporteur in deze commissie was Prof.

Rutgers; iets wat aan het rapport ook kerkrechtelijke beteekenis geeft.

Het gold hierbij de vraag, of de Diaconie in een eigen huis, naast den kerkeraad als buurman woonde, of wel dat de Diaconie een deel van den kerkeraad was, en dus in zaken van gewicht en aanbelang door de autoriteit van den kerkeraad moest gedekt zijn. Er was sprake van een weesinrichting.

Dienaangaande nu zegt dit rapport: De genoemde vraag is van zeer ingrijpenden aard. Zij betreft niets minder dan de' grondslagen van de kerkelijke regeering en van alle kerkelijk samenleven in het algemeen. Immers, zij heeft rechtstreeks betrekking op de roeping en de bevoegdheid van allen, die in eenig kerkelijk ambt zijn; en dan niet slechts van de enkele Kerkedienaren op zichzelven, maar ook van de kerkelijke vergaderingen, waarin zij samenkomen. Ten aanzien van dit punt mag natuurlijk als bekend en als voor den ganschen Kerkeraad vaststaande ondersteld worden, wat in de Be­ vestigingsformulieren omtrent de ambten van Dienaar des Woords, van Ouderling en van Diaken uit Gods Woord wordt afgeleid.

1 - . . - _-. . Daaruit volgt, dat in iedere Kerk de regeering is opgedragen aan de gezamenlijke Opzieners, d. i. aan den Kerkeraad, die dus, in zyne qualiteit van kerkbesiuur, bevoegd en geroepen is, alle ambtelijke werkzaamheden in de gemeente te r, gelen, en op de getrouwe waarneming daarvan toe te zien. Dat de Kerkeraden, bij een kerkverband, zulks ook gezamenlijk doen in de meerdere vergaderingen, brengt natuurlijk in het wezen der zaak geenerlei verandering.

Waar het aantal Ouderlingen en Diakenen zóó klein is, dat zij elkander in hun ambt moeten helpen, ligt het in den aard der zaak, dat bij alle mogelijke zaken btide soorten van ambtsdragers ahijd tot den Kerkeraad behooren. Waar hun aantal groot genoeg is, heeft de Kerkeraad èen wisselend aantal van leden ; d. w. z. hij bestaat enkel uit de Opzieners (Dienaren des Woords en Ouderlingen), bij zaken, die uitsluitend het opzienersambt aangaan ; en hij bestaat uit Opzieners en Diakenen, zoo vaak zaken te behandelen zijn, waarin ook de diaconale werkzaamheid min of meer betrokken is.

In beide gevallen, en dus in alle gemeenten, zijn natuurlijk ook afzonderlijke vergaderingen van Diakenen noodig, om, gelijk art. 40 van de Kerkenordening het uitdrukt, »van de zaken, hun ambt betreffende, te handelen". In kleine gemeenten slechts nu en dan; in groote gemeenten zeer dikwijls. Maar die afzonderlijke vergaderingen kunnen geenszins beschouwd worden als een tweede kerkbestuur naast den Kerkeraad, en als zoodanig van dezen onafhankelijk; evenmin als b. v. afzonderlijke samenkomsten van Dienaren des Woords, om over de vervulling van predikbeurten of o ver andere dergelijke belangen te handelen. De Kerkeraad, naar gelang van omstandigheden met of zonder Diakenen vergaderende, blijft het eenige kerkbestuur.

Het zou inderdaad ook niet aangaan, te stellen, dat eene Diaconale vergadering, hetzij dan uit een grooter of uit een kleiner aantal leden bestaande, voor zaken, die den dienst der barmhartigheid betreffen, geheel zelfstandig, en van den Kerkeraad, waartoe de Diakenen zelven juist met betrekking tot zulke zaken altijd mede behooren, geheel onafhankelijk zijn zou. Daaruit toch zou volgen, dac (tenzij men een geheel ongereformeerd stelsel van «hoogere besturen'' aanneemt) met betrekking tot Diakenen ten eenenmale ontbreken zou, wat met betrekking tot Dienaren des Woords en Ouderlingen zeer zeker aanwezig is, nl. kerkelijke regehng en kerkelijk toezicht ten aanzien van hunne ambtelijke werkzaamheid; een gemis, dat aan het ambt van Diaken eene zonderlinge positie zou geven, en in kleine gemeenten ook bedenkelijke gevolgen zou kunnen hebben. Voorts zouden Diakenen dan ook geheel zelfstandig zijn tegenover Classen en Synoden, die niet anders zijn dan samenvoegingen van Kerkeraden; en deze zouden dan eigenlijk in hare ordeningen niets over het Diaconaat te bepalen, en in hare vergaderingen niets daarover te behandelen hebben. Bij voorkomende zwarigheden of geschillen zou er voor eene Diaconale vergadering dan ook nergens eene beslissing te vinden zijn. En ten slotte zou het Diaconaat op dien weg feitelijk buiten de Kerk komen te staan, geheel in strijd met zijn oorsprong en wezen en bedoeling; of wel, men zou in dezelfde Kerk tweeërlei kerkbestuur krijgen, waarbij over éénzelfde belang de besluiten wel eens tegenstrijdig konden uitvallen, en waarvan dus op den duur slechts ontbinding en verwoesting der Kerk zou te wachten zijn. Aan beschouwingen, waaruit deze en der­

gelijke gevolgen wel moeten voortvloeien, is in onze Kerken dan ook nooit gedacht. Integendeel, alle Synoden en Clr.ssen en Kerkeraden hebben zich ook met de regeling van den dienst der barmhartigheid ert met het daarop te houden toezicht beziggehouden. En met name in de Kerkenordening, waaronder ook wij thans weer leven, zijn te dier zake de hoofdpunten inderdaad vastgesteld; niet slechts in alle die artikelen, waarin de Kerkeraad voorkomt als de vergadeiing, die de gemeente vertoont en bestuurt; maar ook, en bepaaldelijk, in de artikelen, waarin over het Diakenschap wordt gehandeld.

In die artikelen toch zijn te dezen aanzien drie grondbeginselen uitgesproken: ï". Het zijn Synoden geweest, die deze artikelen hebben vastgesteld; en daarin ligt opgesloten, dat voor dit belang, gelijk voor alle andere kerkelijke belangen, de Kerkeraad de regelende macht is. Anders zou ook eene Synode, d. i. eene vergadering waar alle Kerkeraden hunne macht samenbrengen, te dien aanzien niets hebben kunnen regelen.

2". Volgens artt. 16 en 23 hoort mede tot het ambt der Dienaren en der Ouderlingen, opzicht te hebben over de Diakenen, en wel, gelijk er uitdrukkelijk bijstaat, met betrekking tot hunne ambtelijke werkzaamheid ; geheel op dezelfde wijze als de Dienaren en de Ouderlingen ook zoodanig opzicht hebben rnet betrekking \ tot de ambtelijke werkzaamheid van de Dienaren en de Ouderlingen zelven. Vol­

de Dienaren en de Ouderlingen zelven. Volgens art. 40 is het de roeping der Dienaren, bij de ambtelijke werkzaamheid der Diakenen in hunne wekelijksche vergaderingen goede opzicht te nemen, en zich des nood zijnde, daarbij te laten vinden. En volgens art. 41 is het toezien op de bezorgirig der armen ook de roeping van de Classe, d. i. van de vergadering, waar een aantal Kerkeraden bijeen zijn.

3". Volgens art 25 moeten Diakenen rekening doen in den Kerkeraad; welke uitdrukking (evenals het »rationes reddere" van den Latijnschen tekst) nooit kan beteekenen, dr.t zij enkel opgaven doen. maar noodzakelijk in zich sluit, dat de Kerkeraad ook over de administratie zelve te oordeelen heefc Daarora kon b. V, Voetius zich op die bepaling ook beroepen, tot geruststelling van degenen, die vreesden, dat ter wille van ruimen onderstand fondsen en bezittingen der Diaconie wel eens al te spoedig zouden kunnen aangesproken worden: aan Diakenen, zegt hij, is dat wel toevertrouwd, en voorts, voegt hij er bij, de Opzieners zijn er ook nog, om op de inzameling en de uitdeeling toezicht te houden, voor welke Opzieners de Diakenen, gelijk in de Gereformeerde Kerken hier te lande de gewoonte is, altijd verantwoording doen moeten van ontvangst en van uitgaaf (Polit. Eccl., Dl. I, blz. 950).

Uit die drie beginselen vloeit nu zeker niet voort, dat in groote gemeenten de Opzieners met den dienst der tafelen ook belast worden.

Dat zou in volkomen strijd zijn met hetgeen in Hand. 6 over de instelling van het Diakenschap geleerd wordt. Integendeel, bij de regeling en het opzicht, waarvan hier sprake is, moeten de Opzieners geheel in hun eigen ambt blijven ; d, w. z. toezien, dat in de Kerke Gods alles eerlijk en met orde geschiede, en voorts enkel medespreken, waar een geestelijk beginsel of etn geestelijk belang bij de zaak betrokken is. Uit dat oogpunt moeten Diaconale regelingen. Diaconale plannen en Diaconale rekeningen, die alle, volgens het boven aangevoerde, aan de goedkeuring van den vollen Kerkeraad te ondery/erpen zijn, door dezen b.oordeeld worden; ook opdat Diakenen te dien aanzien geen andere lijnen volgen, dan de Kerkeraad noodig acht, en daardoor met de Kerk zelve in strijd zouden komen.

Maar al het overige blijve dan vervolgens geheel o^rergelaten aan.de Diaconale vergadering; wier zelfstandigheid te dien aanzien juist den noodigen waarborg krijgt, wanneer hare regeling kerkelijk goedgekeurd is.

Dat bij voorkomende moeielijkheden, die niet kunnen uit den weg geruimd worden, de hulp der meerdere vergaderingen moet worden ingeroepen, ligt in den aard der zaak, en is ook de Kerkenordening zelve (ant. 30, 31, 36 en 41) uitdrukkelijk aangewezen In verband hiermede is niet ten onrechte soms de wenschelijkheid uitgesproken, dat in de meerdere vergaderingen, evenals in de Kerkeraden van groote gemeenten, bij zaken, die den dienst der barmhartigheid betreffen, ook Diakenen tegenwoordig zijn, 'tgeen vroe; -er door de Overheid wel niet zou zijn toegelaten, daar deze bij alle diaconale zaken de controle tn de eindbeslissing doorgaans aan zichzelve wilde houden, maar thans wel in praktijk zou te brengen zijn. Het is echter hier de plaats niet, om over dit punt in bijzonderheden uit te weiden.

Ten slotte nog de historische herinnering, dat men hier in Amsterdam ook volgens de boven ontwikkelde beginselen gehandeld heeft, altijd voor zooveel de inmenging van de Overheid het toeliet, toen in 1657 tot de siichting van een Diaconie-Weeshuis, en in 1681 tot de stichting van een Diaconie-Oude-Vrouwenhuis werd overgegaan. In beide gevallen is de regeling uitgegaan van den Kerkeraad met Diakenen. De berichten, die Wagénaar daarvan geeft in zijne beschrijving van Arasterdam, met verwijzing naar de oude Archiefstukken, luiden aldus: »Het Reglement, waarnaar het Diaconie Weeshuis bestuurd wordt, is, door den Kerkeraad en Diaconie, in 't jaar 1658 ontworpen; in 'i jaar 1668 vermeerderd, en door myne Heeren van den Geregte goedgekeurd en bekrachtigd" (Dl. II, blz. 324); en: > Het Reglement, waarnaar het Diaconie Oude-Vrouwen-en Mannen-Huis, met eenige kleine veranderingen, nog tegenwoordig bestierd wordt, was reeds op den veertienden February des jaars 1681 door Gecommitteerden uit den Kerkeraad en uit de Diaconie ontworpen, en door Burgemeesteren goedgekeurd." (Dl. II, blz 328).

Het kan zijn nut hebben, deze beginselen eens helder in te denken.

Want natuurlijk, wat hier geldt voor den plaatselijken kerkeraad, geldt ook voor classikale, provinciale en synodale saamwerking van meerdere kerken.

Ook hierbij kan nooit een vergadering van meerdere diaconieën, hetzij in een classe, een provincie of over heel het land, als college optieden.

Dat kunnen evenmin de Dienaren des Woords of de Ouderlingen.

Die kunnen wel confêrentiën houden en zaken bespreken en adviezen geven, maar nooit iets doen, noch besluiten.

Dat zou geen classikale conferentie van Dienaren des Woords dan ook ooit in 't zin krijgen.

Besloten en gehandeld wordt er alleen in den kerkeraad, op de classis of op de synode.

De leemte die bestaat is nu maar, dat de Diaconieën feitelijk buiten de classis en de sync de staan.

Hierin nu moet wijziging komen.

Maar de vraag hoe? — is een vraag die veel omzichtigheid, veel kennis en een grcote mate van beleid eisch": .

Niemand denke, dat dit zoo maar met een voorslag in orde is te brengen.

Het geldt hier toch niets minder dan een aanmerkelijke wijziging in de Kerkenordening.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 november 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Ons Kerkelijk Diaconaat is da titel van

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 november 1889

De Heraut | 4 Pagina's