GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De spreuke onzer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De spreuke onzer

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 28 Febr. 1890.

De spreuke onzer vaderen was: „Ziende in het gebod, maar blind in de uilkomst."

Dit was hun kern-en lijfspreuk tegen de Antinomianen, naar den regel der Heilige Schrift, dat de geopenbaarde dingen zijn voor de kinderen der menschen, maar de verborgene dingen voor den Heere onzen God.

Dat dit onder de oude Bedeeling der Schawen veeltijds anders was, lag aan den aard dier bedeeling. Tot die bedeeling behoorde namelijk de rechtstreeksche profetie, waardoor God uit zijn verborgen raad enkele dingen openbaar maakte, , eer Hij ze deed of te werk stelde.

Toch verbrak dit eigenlijk den regel niet, want hetgeen de profetie zien en hooren deed, was dan nu ook uit de verborgene in de geopenbaarde diagen overgegaan.

Zoo spreekt het dus vanzelf, dat een kind van God bij de vraag, wat hij ten opzichte van zijn kerk te doen heeft, niet aan het berekenen mag slaan, waar dit en dat wel op uit zou loopen, noch ook, als de valsche profeet vanouds het recht heefc, een openbaring of visioen voor te wenden, maar te spreken en te handelen heeft naar het geopenbaarde gebod.

Nu is het grond-en woitelgebod voor heel de kerk, dat Christus in haar als Koning heerschen moet.

Erkent een kerk dit nu; spreekt ze dit uit; en stelt ze zich aan, als een kerk, die Jezus' koninklijke heerschappij erkent; dan kan ze daarom wel falen in de toepassing, of tekoit schieten in trouw, maar dan is ze toch in staat van onderwerping.

Is het daarentegen, dat een kerk in haar organisatie of kerkenorde dat koningschap van Jezus niet erkent en huldigt, maar er, gelijk het Synodaal Genootschap, een andere souvereiniteit voor in de p'aats stelt, dan verkeert zulk een kerk principieel in staat van opstand.

Van dat oogenblik af, is er dan geen strijd over het gebod meer mogelijk. Het gebod ligt er, en het wordt principieel omvergestooten. En dies is het dan plicht van alle trouwe onderdanen van Koning Jezus, om met die opstandige macht te breken, en trouw aan Jezus te bewijzen.

Maar dat wil en wilde de Antinomiaan nooit.

Dat wilde hij niet onder de Joden, toen Jezus was opgestaan, en bleef hij daarom bij het Sanhedrin.

Dat wilde hij niet onder de Christenen, toen de Reformatie doorbrak, en daarom bleef hij bij den Paus.

Dat wilde hij ook nu niet, en daarom bleet hij bij de Haagsche Synode,

En wat daarbij nu zoo menige zieL verleidt, is de quaestie van tijd.

Natuurlijk, als een chirurg bij een beenzieke geroepen wordt, en hij ziet in, dat het been moet afgezet^ dan haalt hij niet dadelijk mes en zaag uit den zak, om hem het been op staanden voet te amputeeren

Neen, dan bereidt een goed heelmeester den patient daarop voor; en neemt zijn voorzorgsmaatregelen tegen besmetting; en doet het op een goed gekozen uur.

Zoo kan er, stel, een week verloopen, zonder dat de vertraging den patient in gevaar brengt.

Maar omdat het een week kan loopen, kan het daarom ook een jaar en driejaren duren?

Immers neen, dan sterft de patient.

En zoo is het ook hier.

Het gebod dat elk onderdaan van Koning Jezus af moet van de valsche souvereiniteit van een Synode, die zijn kroon en troon miskent en aanrandt, is zoo klaar als de dag.

Doch omdat nu niet ieder dat op staanden voet kan doen, en er misschien een maand, of een jaar verloopen moet, volgt daaruit dat men altoos mag uitstellen"}

Neen, immers, want dat uitstel schiep u ongemerkt om in een Antinomiaan.

Door drie predikanten en drie niet ambtelijke kerkleden uit het Zwitsersche kanton Neucbètel, is in vereeniging met den heer S«hoider-Deveiay uit Zurich en Manger-Kramer uit Freiburg in Breisgau, een circulaire rondgezonden, om zoo mogelijk de eenheid van Gods kinderen op aarde te bevorderen.

Ze gaan hierbij uit van het notoire feit, dat elk kind van God leed in zijn ziel draagt, niet enkel over den afval van het geloof, die steeds meer om zich grijpt, maar minstens even sterk over de gedeeldheid van het Lichaam van Christus in zijne zichtbare optreding op aarde.

Toch zijn de schrijvers van oordeel, dat de splitsing der ééne kerk van Christus op aarde in velerlei geïnstitueerde kerken en formatiën, niet slechts ter wille van heur plaatselijk uiteen liggen, maar op zich zelf onvermijdelijk is, en dat men dus, waar verschil van belijdenis gaapt, aflaten moet van elk pogen, om deze onderscheidene lormatiën en organisatiën kerkelijk te hereenigen.

Maar ook bij behoud van deze variation achten de schrijvers het doel bereikbaar, om alle; kinderen Gods tot wederzijdsche erkenning en het reiken van de broederband te brengen, zoodat het weer worden moge als vanouds „één hart en ééne ziel."

Onder „kinderen Gods" verstaan ze daarbij »allen die den Heere Jezus aanhangen met een rein hart."

En op deren grondslag vragen zij de medewerking van allen, die met hen vurig wenschen dat het weer worden mocht lichaam is het, en één geest."

Bewijzen van instemming worden gevraagd aan het adres van den heer Schol der-Develay te Zurich,

Daar ook ons zulk een uitnoodiging wierd toegezonden, zien we ons genoopt, kortelijk ons denkbeeld over dit plan te zeggen.

Van de bijna 1500 millioen menschen die op onzen aardbol leven, zijn slechts een kleine 500, dus ongeveer één derde gedoopt. Van deze 50O millioen behooren omstreeks 240 tot de Roomsche kerk, tot de Protestantsche kerken ongeveer 150 millioen, tot de Grieksche kerk ruim 100, en bijna 10 millioen tot de Armenische, de Koptische kerk, enz.

De gedeeldheid is dus ontzettend, vooral zoo men bedenkt, dat deze 150 millioen Protestanten minstens in nog 50 groepen uiteenvallen, wat de kerkformatie betreft, en ook in den boezem dezer kerkformatiën nog in allertei richtingen gedeeld liggen.

Niets is dan ook natuurlijker, dan dat telkens weer het heimwee in de ziel opkomt naar herstel van de eenheid der kerk.

Denkt men zich toch terug in den tijd van de eerste eeuwen, toen de eenheid der kerk-nog ongebroken was, en nog een concilie van de gansche Christenheid samen kon komen, dan maakt men zich, met smart over ons gemis, nauwelijks een denkbeeld van de macht, die de Christelijke kerk op elk gebied des levens zou kunnen uitoefenen, en wat zij voor de propaganda van het Christendom onder Joden, Mahomedanen en Heidenen zou kunnen doen, indien nogmaals de 500 millioen Christenen die gedoopt zijn, als één geheel konden optreden,

Niet eerst de Kerkhervorming brak deze eenheid. Reeds lang eer Luther of Calvijn opstond, greep het Grieksche Schisma plaats, en kozen de Oostersche kerken heur eigen paden; zoodat reeds destijds de Roomsche kerk niet meer de wereldkerk was, maar als een eigen formatie naast en tegenover andere kerken stond; kerken die destijds wel klein en onbeduidend waren, maar die door de ontzaglijke uitbreiding van het Russische rijk en van den Slavischen stam almeer tot hooge beteekenis geraken.

Toch heeft ook de Kerkhervorming het overblijfsel der eenheid nogmaals verbroken, en wie bij Bilderdijk las, hoe diep hij, ook als goed Calvinist, deze breking der nog overgeblevene eenheid betreurde, zal zich kunnen voorstellen, én waarom er in de dagen der Reformatie zoovelen huiverden om mee te gaan, uit vrees dat de Christenheid haar invloed zou verliezen, én hoe mannen als Calvijn en Junius er zoo sterk op aandrongen, om toch op allerlei wijs de eenheid der kerken te bevorderen.

Maar het feit ligt er nu eenmaal toe.

Toen de kerk nog één was, hebben de machthebbers van den onmetelijken invloed, waarover ze, juist dank zij die eenheid, beschikten, misbruik .gemaakt, om de kerk te denatureeren, en ten leste bleef er geen andere keus, dan om óf te breken, óf in de ééne kerk de ware kerk te laten ondergaan.

Nu ware dit nog minder geweest, indien de kerken der Reformatie op haar beurt saam als ééne gemeenschappelijke representatie van een deel der Christenheid hadden gehandeld. Dan zou men wel de Roomsche, Protestantsche en Grieksche kerk hebben gekregen, maar deze drie machtige conglomeration zouden toch nog altoos zekere saam werking hebben kunnen zoeken, en alzoo een pogen tot herstel der eenheid mogelijk hebben gemaakt.

Maar zoo mocht het niet zijn.

Door den fatalen invloed der Vorsten zijn de meeste kerken der Reformatie i««d? ikerken en z/< 7/, èikerken geworden; en toen dit valsche denkbeeld eenmaal doordrong, ontglipte elk denkbeeld van eenheid en saamhoorigheid, en wierd de eenheid van Christus' kerk aan al de ellende van Babels spraakverwarring onderworpen.

Waar de wereldk^xV op den Pinksterdag juist met een overwinning op Babels spraakverwarring door het wonder der talen begon, a!s om-duidelijk te doen uitkomen, dat niet de nationaliteit over de kerk, maar de kerk over de nationaliteiten moet heerschen, zonk men door deze landskerken ongemerkt achter de glorie van den Pinksterdag terug.

Gevolg waarvan was, dat ook de eindelooze geschillen in den boezem der natiën aanstonds op het kerkelijk leven wierden overgedragen, en alzoo in de dusgenaamde volks-of landskerken scheuring en verdeeldheid aan de orde van den dag kwamen.

Op de Synode te Dordrecht is voor het laatst beproefd, tot op zekere hoogte de eenheid met de wereldkerk te eeren, maar ook daar sloten de Luthersche kerken zich zelven uit, en zaten de meeste buitenlandsche deputaten, niet als delegaten van kerken, maar als theologen, die beleefdheidshalve gezonden waren.

En sinds is die deeling en splitsing nog altoos doorgegaan, en in Amerika, het land zonder tradition en tevens het land der vrijheid, is de deeling schier eindeloos.

Telkens weer een nieuwe kerk, die naast de andere kerken verrijst.

Secten zonder getal.

Vraagt men nu of deze splitsing geschaad heeft aan de broederliefde, dan moet geantwoord, dat dit in Europa zeer zeker het geval was, maar bijna niet in Amerika.

In Amerika, waar geen landskerk en geen volkskerk is, en de overheid geen enkele kerk salarieert, staan al deze onderscheidene groepen tamelijk vriendschappelijk en broederlijk naast elkaar.

Er komen oneenigheden voor. Soms wordt er fel gestreden. Maar dat was in de eerste eeuwen der kerk, toen alles nog ééa was. niet minder het geval. Het archief der Roomsche kerk weet er van te verhalen. Maar stellig mag verzekerd, dat in Amerika op dit oogenblik tusschen de onderscheidene groepen der Christenheid een verstandhouding van Wciardcering en hoogachting bestaat, die de eere der Christelijke liefde hooger doet schitteren, dan dit in de eerste eeuwen, toen de keik nog één was, ooit het geval bleek.

Maar in Europa is dit niet zoo.

Doordien de Protestantsche kerken in Europa ontaardden in lands-of volkskerken, en op allerlei wijs op de Overheid leerden leunen en steunen, is uit het nationale leven, als vrucht van deze Overheidsbemoeiing, in de oude wereld een bitterheid en haat tusschen de onderscheidene grotpen opgesproten, die. door affiniteit zich zelfs aan landen, waar de kerk vrijer bleef, zoo b.v. aan Frankrijk, heeft meegedeeld.

Vraagt men ons dan: „Hoe moet de broederlijke verstandhouding tusschen Gods kinderen op aarde hersteld.'" dan luidt ons antwoord: Nu eenmaal de verscheuring van de eenheid der kerk een feit is, waaraan niets te veranderen valt, wijst Amerika u den weg.

Laat dan ook in Europa de Overheid haar bemoeiing staken; maak de keik los uit de Babylonische spraakverwarring der nationaliteiten; en zoodra het spooksel der volks-of landskerk zal zijn uitgedreven, zult ge uw doel vanzelf bereikt zien.

Wat daarentegen deze heeren uit Neuchatel beoogen, leidt óf tot niets, óf het zal de oneenigheid vermeerderen in plaats van die te verevenen.

Gedurig toch zijn in alle deelen van Europa gelijksoortige pogingen aangewend, maar die nooit een ander resultaat hadden, dan om óf een deel der Protestantsche kerken op Roomsche paden te leiden, door de machtige aantrekkingskracht die Romes imposante eenheid uitoefent, óf om gelijk bij de Irvingianen, Darbisten, het Leger des heils enz. een nieuwe groep aan de reeds bestaanden toe te voegen.

En dat kan niet anders.

Immers, het is wel makkelijk om te zeggen : „Aannemen een iegelijk die Jezus aanroept uit een rein hart", maar, eilieve, hoe beoordeelt ge dat.' Ge kunt in iemands hart nu eenmaal niet lezen. Wie zal dan oordeelen ? De kerken .' Maar dan spat op hetzelfde oogenblik uw eenheid weer uit elkaar. En zoo niet de kerken, dan een groep van losse personen } Maar dan natuurlijk mist die groep elk recht van spreken, en valt de keur uit naar gelang deze groep hier en elders is saamgesteld. Ja, wat erger nog is, dan stelt zulk een groep zich eo ipso, in de plaats van de kerk, en moet daaiom, gelijk in het Darbisme, eindigen met vijandig tegenover de kerk te staan.

Er zijn nu eenmaal slechts twee wegen.

Of eenheid door dwang, en dan moet heel de Christenheid naar Rome terug. Of, zoo ge uit de historie genoegzaam geleerd hebt, hoe het herstel van deze eenheid volstrekt onmogelijk is, dan moet ge de eenheid in de vrijheid najagen, en juist daarin den vrede van Jeruzalem en de eenheid van Gods'kinderen zoeken, dat ge alle banden wegneemt, en het kerkelijk leven zich vrij laat organiseeren, naar de drang er toe in de geloovigen opwaakt.

Ons antwoord aan de Zwitsersche broederen zou dus zijn:

Opvraag één: Of ook wij niet den indruk hebben, * dat herstel van den vrede en de eenheid onder Gods kinderen in onzen tijd vooral tot de gewichtigste plichten behoort? Ja ongetwijfeld l

Op vraag twee: Of wij gelooven, dat zulk een verbroedering in den Geest in weerwil van de afstanden en kerkelijke variatiën mogelijk zij? Ons^etwij'feld. Amerika toont dit.

En op vraag drie:01 we bereid zijn tot dit schoone doel mede te werken? Zonder aarzeling, mits aller doel zich richte op vrijmaking van de kerk uit de banden van nationaliteit en overheid. Dan toch komt de eenig denkbare eenheid vanzelf.

Ter betuiging van onze warme belangstelling, zullen we een exemplaar van dit nummer aan den heer Scholder-Develay te Zurich toezenden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 maart 1890

De Heraut | 4 Pagina's

De spreuke onzer

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 maart 1890

De Heraut | 4 Pagina's