GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Tot de voleinding der wereld."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Tot de voleinding der wereld."

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En ziet, ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Matth. 28 : 20.

Na zijn hemelvaart kent de Christus maar één rustpunt, dat hij als eindpaal zijn jongeren aanwijst, en dat ééne rustpunt is: de voleinding der wereld.

Er was vroeger een uitgangspunt gegeven in de Schepping; er was een keerpunt gekomen met de verbeuring van het Paradijs; een nieuw keerpunt gaf de Zondvloed; toen Abrams roeping en het optreden van Israël; en ten slotte de komst tot deze aarde van den Zone Gods.

Maar hiermee is dan ook het laatste keerpunt bereikt; wat ons nu alleen nog wacht is het eindpunt; en van de hemelvaart tot op de voleinding der wereld gaat het in éénen gang en met één vaart door.

Wel komen er ook na Jezus' hemelvaart nog buigingen voor in de bedding van den stroom, 's Heeren goddelijk werk wordt nimmer door het afmattende der eentonigheid ontsierd. En wie den loop dezer negentien eeuwen die straks achter ons liggen naspeurt, staat in be wondering opgetogen over de ontzettende worstelingen waarin de Christus zijn kerk geworpen heeft, en te midden waarvan hij haar nog altoos als het zwart zijner oogen bewaakt.

Maar hoe rijk en veelvuldig de wendingen en buigingen in de stroombedding van het leven mochten zijn, die stroom zelf bleef één. Van geen nieuw ontdekte bergenis hem, sinds Jezus' hemelvaart, ooit een toevoer van nieuwe heilige wateren toegekomen. Zooals het op den Pinksterdag was, zoo bleef het en is het nog. En hoe hoog onze negentiende eeuw ook op de voorafgaande eeuwen moge terugzien, toch is ze geen korrel goud rijker, en moet ook zij nog steeds leven uit dienzelfden, onveranderden staat, dien Christus in en aan zijn kerk achterliet.

Eens komt er nog een verandering.

Nog één keerpunt wacht ons.

Maar dat keerpunt kan niet komen, eer de \ voleinding der wereld bereikt is.

En hierin spreekt de majesteit van den Christus, dat hij, vóór hij opvoer, met één blik heel dat tusschenverloop tot aan het eindpunt overzag, toen hij zijn apostelen de belofte schonk: »Ziet, ik ben met ulieden alle de dagen tot aan de voleinding der wereld^''

De wereld zal eens voleind zijn.

Niet het uurwerk is haar beeld, dat, als het afliep, wordt opgewonden en opnieuw loopt. Als de wereld eenmaal haar loop zal voleind hebben, kan ze niet meer opgewonden. Dan is het uit met haar vaart en gang, en blijft er niets dan de vrucht van haar aanzijn en haar worsteling.

Gelijk de halm en aire voleind worden in de tarwekorrel, om dan als stroo en kaf te worden weggeworpen, zoo ook zal het eens met deze wereld zijn.

God heeft haar in zijn raad een (f^^/gesteld. Niet maar een perk van tijd, dat ze zóó en zóó veel eeuwen aanzijn in zijn schepping zal hebben, om dan terug te zinken in het niet. Neen, ze heeft in die eeuwen een taak af te werken, een arbeid te volbrengen, een ontwikkeling deels ten goede, deels ten kwade te doorloopen, en gelijk de pijl die van den boog vliegt, niet maar de lucht klieft, maar gemikt en gericht is op een doel, zoo heeft ook God deze zijn wereld in haar loop voortgestuwd, opdat ze uit zou komen op het punt, dat Hij voor haar bepaald had.

Kon nu de halm en de aire spreken, hoe zouden zij zich niet verwonderen, dat hun wortel en kiem, hun stengel en huls, hun blad en spriet, met heel het samenstel dat de plant uitmaakt, enkel maar diensn moet, om dat schijnbaar nietig kleine tarwekorrelke voort te brengen. En zoo nu verstaat ook de wereld er niets van, dat zij met al haar pracht en schat, met al haar glans en schittering, met al haar kunst en kennis, die saam de grootheid van ons menschelijk leven uitmaken, enkel maar dienen moet, om dat korrelke van Gods glorie in de kerk zijns Zoons te verwerkelijken.

En toch, zóó en niet anders zal de einduitkomst wezen.

Nu is het nog een dragen met smart; maar eens komt de ure dat de ure ook voor deze ereld aanbreekt, dat ze baren moet. Dat zal aar voleinding wezen. Voor haar als voor Rachel eens een Ben-oni. Maar voor Christus en zijn heiligen de ure, waarin de heerlijkeid komt.

Aan die plante der wereld, die in haar volinding eens als vrucht de glorie Gods moet ragen, zijt gij niets dan een klein nietig veeltje, ergens in de schacht van den halm verorgen, ~ of in de hulzen van de aire uitkoende.

Maar toch, hoe bijna niets zulk een vezeltje ok zij, bij heel de plante vergeleken, toch is p haar beurt die plante zelve zonder deze kleine, schuilende vezeltjes volstrekt ondenkbaar.

Ook gij helpt dus voor uw aandeel, hoe klein dit dan ook zij, het leven van die plante der wereld uitmaken; in uw leven leeft die wereld een stukske van het aanzijn dat haar is toebedeeld; en gij helpt in uwe mate om die wereld haar voleinding tegen te voeren.

Dat deed een Petrus en Johannes, dat deed een Luther en Calvijn, dat deed in onze dagen een man als vorst Von Bismarck op sterk in het oogloopende wijze; maar al schuilt gij meer in het duister en al is uw handgreep zooveel kleiner, toch rekent ook uw leven meê. Zoo is het aan uw lichaam, waarin het kostlijk oog ver in waardij boven het haar van uw hoofd staat, maar toch ook die haren uws hoofds zijn alle van God geteld. De arend staat onder de vogelen verre boven de huismusch, en toch geen muschje kan op aarde vallen zonder den wil van uw Vader die in de hemelen is. Ook in het machtigst werktuig heeft immers de kleinste spil of schroef haar beteekenis voor de gladde gave werking van het geheel.

Hoe wonderspreukig het u ook toeschijne, toch staat ge verkeerd, zoolang ge niet opklimt tot het besef, van ook op uwe wijze en in uwe mate aan de voleinding van dit leven der wereld mede te werken.

Hoe ver of kort uw arm, uw woord, uw invloed reikt, doet er niet toe, zoo ge dit, ééne maar beseft, dat ge ten goede of ten kwade, in den dienst van den Christus of in den dienst van zijn wederpartijder, den Satan, iets doet, iets uitwerkt, en dat in den stroom des levens die tot aan de voleinding der wereld doorgaat, ook die ééne kleine druppel van'uw leven, nog lang na uw dood blijft meeglijden.

Dit komt er dus op neer, dat er, als gij eens sterft, een voleinding ook van uw leven moet zijn.

Niet maar dat ge zóó en zóó veel jaren hier of elders gewoond hebt, er geweest zijt; maar dat al die jaren, al die dagen saam één geheel vormen, en dat dit geheel uw leven uitmaakt.

En dat leven ontvingt ook gij immers niet om het te verspelen, of er gedachteloos door te wiegelen, maar met een doel.

Ook gij zyt niet bij vergissing geboren. Ook de persoonlijkheid, die gij ontvingt, ontvingt ge naar en uit Gods raad. Hij wees u uw plek aan, waar ge staan en bloeien zoudt. Hij bepaalde den stand en de omstandigheden waarin ge lijden zoudt en strijden. In een vroegere eeuw geleefd te hebben, zou u allicht verkies-i lijk zijn geweest, maar God verkoos, dat ge nu, dat ge in dat huis, dat ge met dat lichaam, met die geestesgaven, van die middelen, in if«V omgeving leven zoudt. En zoo is het dan ook geschied

Maar wat nu ook moet geschieden is, dat ge in dit i'w leven datgene voleindt, wat God van u wil.

Doch niet maar een taak voor heden, en voor morgen weer een taak, maar ook een levensAo& \, een taak, die voleind moet, eer ge sterven kunt in stillen vrede.

Zoo was het bij den Christus.

Vandaar dat hij, eer hij stierf, zoo in majesteit van zijn kruis kon roemen : •!> Het is vol bracht: '

Dat was zijn voleinding.

Daarmee was zijn tol aan dit leven betaald.

En al was het nu zijn taak, heel een wereld te redden van het verderf, en al bepaalt zich uw taak er toe, om voor uw persoon en wat aan u kleeft, de vrucht van het werk van uw Heiland te vertoonen, toch zou ook uw leven één bange mislukking zijn, zoo, eer ge stierft, dit ééne groote levensdoel niet bereikt ware.

Zoo schiet hel kind in den jongeling op, de jongeling bloeit in den man voort, en nog in uw ouden dag hebt ge altoos voort te spinnen aan dien éénen zelfden draad, dien God u persoonlijk, bepaaldelijk aan u in de hand heeft gelegd,

En al is de ééne fljne draad nu ook nog zoo klein en nietig vergeleken bij de tien duizenden en millioenen draden waaruit het kleed van Gods majesteit geweren wordt, toch mist gij uw voleinding en zou er door uw schuld iets aan de volkomen gaafheid van dit kleed ontbreken, zoo ook deze uw levensdraad niet( ten einde toe ware afgesponnen naar zijn goddelijk bestel.

Dit maant tot ernst.

Het legt op u een ontzaglijk gevoel van verantwoordelijkheid. A

Maar ook het verheft.

Immers zoo is ook uw leven en uw aanzijn geen sneeuwvlok meer die op den adem des winds dwarrelt om straks te versmelten, maar eens in de voleinding der wereld zal het uitkomen wat de voleinding ook van uw creatuurlijk bestaan is geweest. t b

KUYPER. D

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Tot de voleinding der wereld.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1890

De Heraut | 4 Pagina's