GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Der melk deelachtig.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Der melk deelachtig.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want een iegelijk, die der mellt deelachtig is, die !s on ervaren in het Woord der gerechtigheid, want hij is een kind. (Hebr. 5 : 13).

God zelf deelt door de wijze waarop Hij ons voedt, ons natuurlijk leven in twee zeer ongelijke dealen in.

Want om nu van onze voeding door het moederbloed in onzer moeder schoot niet te spreken, laat de Héere ons eerst tandeloos de moedermelk uit onzer moeder borst inzuigen; en daarna laat Hij allengs de tanden opschieten, ontwent ons aan de moedermelk, en voedt ons met de vruchten des velds. En al duurt nu die eerste voeding slechts één k twee jaren, en die andere zelfstandiger voeding soms gen reeks van tachtig en meer jaren, toch zijn en blijven deze beide voedingswijzen onderscheiden. In de eerste periode van uw aanzijn zijt ge i> der melk deelachtig" en in de tweede eet ge •i> vaste spijzen."

Dit nu brengt de heilige apostel ook op onze geestelijke voeding over. Niet bij manier van beeldspraak, maar omdat er, naar eisch van Gods scheppingsordinantie, een vaste trek van overeenkomst tusschen de twee zijden van ons leven bestaat, en ziel en lichaam altoos zekere gelijkheid en overeenstemming vertoonen.

Vandaar dat de ziel gezegd wordt te dorsten en te hongeren, krank te zijn en te sterven., juist in bewoordingen die evenzoo bij het lichaam thuis hooren en aan het leven van ons lichaam ontleend zijn. En al schijnen ziel en lichaam dan, voor ons eng en duister begrip, ook twee geheel aparte werelden te vormen, toch leert Gods Woord en de ervaring ons, dat dit besef slechts op zelfbedrog berust, en dat er metterdaad een zeer nauwe verwantschap en een zeer sterke overeenkomst bestaat tusschen hetgeen voorvalt met ons lichaam en hetgeen voorvalt met onze ziel.

En dit nu, zegt de heilige apostel, komt ook hierin uit, dat ook de herboren ziel eerst begint met der melk deelachtig te zijn, en eerst daarna komt tot het gebruik van vaste spijs.

Hierin nu ligt voor een iegelijk, die in de kerk van Christus het geestelijk voedsel te bereiden heeft, een vaste grondregel, dien ge niet schenden zult.

Het geestelijk voedsel in Gods huis wordt bereid door de Dienaren des Woords, door de ouders en door al wie kinderen helpt opvoeden, en ook door een iegelijk die zijn broeder een druppel toereikt uit de Fontein des levens of hem een korrelke bieden mag van het brood der Machtigen, d. i. het geestelijk manna Gods.

Dat nu deze bereiding zóó moet aangelegd, dat het straks uit te deelen brood van blanke tarwe, goed gerezen en wel doorbakken zij, ware volstrekt niet overbodig te herinneren, maar ligt thans buiten het Schriftwoord, waarop we uw gedachten saamtrekken.

Hetgeen dat schoone woord van »der melk deelachtig'' u te zeggen heeft, is, dat nog niet allen uw brood gebruiken kunnen, maar dat ge onderscheid hebt te maken tusschen de »volwassenen in het geloof' eenerzijds, en anderzijds tusschen die »pas aankomenden, " die eerstbeginnenden, die nog geen brood vermalen kunnen, en die nog de volle weelde moeten genieten van de moederborst.

Dit ziet nu natuurlijk niet enkel op kleine kinderen; want ook een persoon van twintig en meer jaren kan in het Koninkrijk Gods nog pas geboren zijn, en dus in dat Koninkrijk nog een kindeke zijn dat met melk gevoed moet.

Maar in den regel doelt dit apostolisch woord toch op de kinderkens in het geloof, die tegelijk ook nog kinderkens naar hun jaren zijn. En nu weet de Heilige Geest wel, hoe er een trek in ons hart zou zijn, om ook dezen kinderkens terstond het harde brood voor te leggen, waar zij niets aan zouden hebben, en dat ze niet kon voeden. En daarom komt de Heilige Geest, door den apostel, de kerk van Christus waarschuwen, om ons aan dit onderscheid niet te bezondigen.

Aan het kindeke moet ge melk bieden, voor het kindeke is de weelde van de moederborst.

Drieërlei wenk ligt hier dus voor de opvoeding in.

Vooreerst dat ge uw jonge kinderen niet op gelijke wijs behandelen zult als de volwassen discipelen des Heeren, maar dat ge hun ziel voeden zult met die zachtere bestanddeekn der waarheid, die er lichter bij hen ingaan.

Tusschen de schapen en de lammerkens, vooral de zooglammerkens, bestaat onderscheid; en daarom schenkt ons de profetie het beeld van den goeden Herdsr, die de schapen zachtkens leidt en weidt, maar de lammerkens in zijn sclioot draagt.

Bij een jong kind kan men in de zake der religie nooit teeder genoeg zijn.

Het in te mengen in vraagstukken die nog verre boven zijn begrip liggen, staat gelijk met het voorzetten van een spijs die het nog niet verteren kan.

Een kind begrijpt nog weinig, maar leeft uit de voorstelling en de verbeelding, en daarom biedt de Heilige Schrift u gelijkenissen en beelden, en moet ge ook bij het kind niet met afgetrokken begrippen aankomen, maar zijn ziel verrijken met schoone beeldspraak. Dat werkt vanzelf.

Ook zult ge het kind n'et met alles tegelijk overstelpen. Een volwassen man kan aanzitten aan een disch met tien twaalf gerechten, maar het kindeke kent slechts één gerecht, de melk van zijn moeder.

Er is geen haast. Als God morgen uw lieveling wegneemt, zal uw kind niet verloren gaan, omdat het van de nederdaling ter helle nog niets hoorde, zoo gij uw kind maar de melk hebt doen indrinken van de ontfermende liefde Gods ook voor een schuldig kind.

Dat vooreerst, maar nu komt er een tweede iets bij.

Thans, nu onze verzwakte natuur vaak aan de moeder de moedermelk onthoudt, voedt men kinderen met de flesch op en geeft ze koemelk.

Maar daarop doelt de heilige apostel, als hij van »der melk deelachtig" spreekt, volstrekt niet.

Neen, hij denkt uitsluitend aan het kind, dat de melk indrinkt, die uit het bloed van zijn eigen moeder is afgescheiden, en ook hierin ligt voor al wie kinderen tot den Christus wil leiden, een veelzeggende wenk.

Immers dan ligt daarin opgesloten, dat uw kind merken moet, hoe de geestelijke melk, die ge hem toedient, uit uzelf komt, en uit uw ziel in zijn ziel wordt overgedruppeld.

De moeder eet vaste spijs, neemt die in zich op, en vormt er alzoo de melk voor haar lieveling van.

En zoo ook moet gij, om uw kind met melk te kunnen voeden, zelf vaste spijzen nemen, die innerlijk in uzelf verwerken, en ze alzoo als melk uit uw ziel in de ziel van uw kind laten overdruppelen.

Dus niet het kind maar een boek geven, of het kind iets voorzeggen, maar zóó uw kindeke voeden, dat het merkt, dat komt uit moeders en uit vaders ziel.

Ook uit ''s vaders ziel, want al is in het natuurlijk leven het voeden met de melk alleen aan de moeder gegund, in het geestelijke is geen man of vrouw, maar is vader en moeder één in Christus.

En nu nog een derde iets.

De moeder perst haar melk niet uit in een schaal, om ze aldus aan haar kindeke te bieden, maar legt haar lieveling aan haar borst en in die borat van zijn moeTier spreekt vooj dat kindeke een namelooze weelde. Daar zoekt en tast het naar met de spelende handjes. Daar gaapt het naar en strekt het zich naar uit. Daar vindt het die heerlijke levenswarmte, waarin het zich koestert en troetelt.

En zoo nu ook moet het geestelijk voeden van uw kindeke toegaan.

Wee u, zoo bij uw geestelijk voeden van uw lieveling een gevoel van ijzige koude over zijn kinderlijke ziel trekt.

Al wat uw kind van u ontvangt, moet hem warm aandoen en bezield zijn, en bezield naar de mate van uw kind.

Uw kindeke moet naar uw geestelijke melk verlangen, gelijk de zuigeling naar de moederborst. Het moet er naar schreien kunnen. Het moet voor uw kindeke één genieten, het moet weelde, het moet indrinken van heerlijkheid zijn.

En dat nu kan niet, zoo ge zelf voor uw Jezus koud, op kouden toon over Jezus tot uw kindeke spreken gaat.

o, Ze zijn zoo vele de ouders, die op later leeftijd klagen, dat hunkinderen niet voor Jezus roepen en niet voor Jezus strijden, en niet voor Jezus leven willen.

Maar aan wie de schuld!

Kon ze niet ook liggen bij vader en moeder zelf, die niet begrepen dat hun kindeke »der melk deelachtig" was?

Of ook niet omgekeerd bij hen, die wel aan het jonge kind geestelijke melk gaven, maar niet inzagen, dat hun jongelingen en hun jonge dochters bij het opgroeien niet altoos op de melk der eerste beginselen teren konden, en die hun toch' de vaste spijzen onthielden?

Het is maar een vraag.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 juni 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Der melk deelachtig.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 juni 1890

De Heraut | 4 Pagina's