GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De tweede poging door Prof.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De tweede poging door Prof.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tweede poging door Prof. Gunning van Leiden gewaagd, om zijn stelsel voor de rechtbank der mannen van »de wetenschap" wetenschappelijk te vindiceeren, heeft bij hunwoordvoerders geen beter onthaal gevonden, dan de eerste.

Ook nu wordt in het Bijblad van de Hervorming zonder de minste verschooning de staf gebroken over heel het kaartenhuis, dat Dr. Gunning met zijn vingeren ineenzette. Er blijft aan heel zijn betoog letterlijk geen draad heel. Elk recht om zijn stelsel als een wetenschappelijk stelsel aan te dienen, wordt hem kort en goed ontzegd. En de poging door Dr. Gunning aangewend, om zulk een onwetenschappelijke saamlijming van heterogene gedachten toch nog met het etiket wetenschappelijk uit te venten, wordt eenvoudig verklaard uit den nvloed dien onze tijdgeest ook op hem efent

Als „geloofsgetuige" wordt hem alle eer bewezen, en in zooverre zijn optreden met vreugde begroet. Te meer daar hij allicht een overgang vormt, om velen die anders van verre bleven staan, allengs naar de paden van het Modernisme te leiden.

Maar zelfs als „geloofsgetuige" acht toch zijn recensent, dat Dr. Gunning in gehalte achterstaat bij den modernen geest. Immers bij Dr. Gunning richt zich alle uiting des geloofs op den Christus, bij den modernen geest op God zelf. En-dit laatste staat natuurlijk hooger.

Wie nu als Calvinist van deze onmeedoogende critiek kennis neemt, denkt er natuurlijk niet aan, om zich naast dezen recensent tegenover Dr. Gunning te plaaten. Wat dezen recensent in Dr. Gunning rgert en stoot, is juist datgene wat ons et Dr, Gunning gemeen is; en in zooerre deze criticus de heiligheden onzer hristelijke religie eenvoudig als een overonnen standpunt opzij werpt, wondt hij ns even diep als Dr, Gunning, en bechouwen wij de zaak die hij in Dr, Guning aanrandt, als onze eigene.

In dit opzicht begroeten we dus Dr, Gunning als pleitbezorger eener ook ons heilige zaak, en brengen we hem onzen dank voor de beslistheid, waarmee hij weigerde de realiteit van Gods genadewerk los te laten.

Maar anders staat dit met zijn wetenschappelijk betoog.

Het denkbeeld van Dr. Gunning, om aan de Leidsche academie, gelijk die thans bestaat, in het corps der wetenschappen, gelijk het daar geëerd wordt, een plaats ook voor de heilige godgeleerdheid te veroveren, weerspreekt zich7elf. En door zich desniettemin aan de realiseering van dit denkbeeld te wagen, is Dr. Gunning zelf er oorzaak van, dat niet alleen het onware en onhoudbare van zijn positie aan zulk een academie al te droef tiitkomt — wat nog minder ware, — maar ook dat de indruk, dien de Christelijke religie op den kring zijner ambtgenooten kon maken, er door verzwakt is.

Ook onze tegenstanders kunnen zekeren eerbied voor de gedachtenwereld van andersdenkenden, en zoo ook voor de gedachtenwereld der belijders van den Christus koesteren, mits die belijders dan ook too nen, gestorven te zijn aan de zucht, om uit de handen van die tegenstanders het brevet van wetenschappelijk man te ontvangen.

Maar als de belijders van den Christus, (die immers krachtens hun belijdenis princ'pieel, oo tegen het subjectieve als tegen het objecieve uitgangspunt der rationalistische weenschap moeten overstaan) in stede van zich dien smaad te laten welgevallen, toch een poging gaan wagen, om saam in één wetenschappelijk corps met hun principieele tegenstanders te arbeiden, en hun standpunt in dien kring te vindiceeren, dan maakt dit op de onpartijdigen een zoo onhoudbaren indruk, dat zelfs de eerbied voor de belijdenis, die men voorstaat, er onder lijden moet.

moet. Wat Schleiermacher wilde: onder de reeks verschijnselen die ons in het menschelijk leven boeien, ook de historische religieuse associatie opnemen, en in de associatie der Christelijke gemeente de rijkste openbaring van deze idéé begroeten, was feitelijk een vernietiging van de Theologie, en een daarvoor in de plaats aanbieden aan de philologische faculteit van een nieuwen tak: religieuse sociale studiën.

Vandaar dat S; hleiermacher als „wetenschappelijk" man gevierd wierd. In hem toch vierde „ef^ wetenschap" een volkomen triomf over de Theologie. Want wel was voor Schleiermacher persoonlijk de Christus, als historisch uitgangspunt der Christelijke sociëteit, de realiseering van het hoogste, dat zich op dit gebied denken liet, maar het schijnb.iar absolute karakter dat hij deswege aan de Christelijke religie toekende, smolt toch weer in het relatieve weg onder den sterken invloed van het subjectief karakter dat heel zijn Theologie droeg, Schleiermacher neigde daardoor tot al grooter concession, en „< ^^ wetenschap" wist vooruit, dat het product van Schleiermachers geestelijke werkzaamheid zich steeds meer naar haar eischen voegen zou.

Doch zoo is het bij Dr, Gunning niet.

Hoezeer ook Schleiermachers hoofdlijnen volgende, houdt toch Dr. Gunning met veel meer taaiheid de realiteiten van Gods genadewerk vast, Hoe lenig en plooibaar ook, toch zijn er concessiën waarvoor hij

met beslistheid terugdeinst. Dit nu merkt T> de wetenschap" wel, en deswege kan ze met wat Dr, Gunning wil, geen vrede nemen. Niet zij toch wil zich naar den Christus voegen, maar ze eïscht dat de Christus zich voegen zal naar haar.

Dit nu brengt Dr. Gunning in een verlegenheid waar hij niet uitkomt.

Hij moet, waar dan ook, een vast punt vinden, van waar uit hij aan de verlokking van iide wetenschap" weerstand kan bieden.

Dit nu zoekt hij in Schleiermachers voorstelling van de kerk als hoogste religieuse gemeenschap.

Maar zoo uitmuntend als deze idéé Schleiermacher diende, zoo slecht helpt ze Dr. Gunning.

Immers het is Dr, Gunning om een vast unt te doen, om een dos mot poe stoo; en dat nu kan men alleen in iets concreets bezitten.

Hij wordt dus gedwongen die religieuse emeenschap concreet aan te wijzen om te omen tot een bepaalde g& mtzrxsdasi'^. Met en heiligen Doop komt hij dus niet uit. Want de gedoopten loopen geheel uiteen, en en gedoopte als zoodanig spreekt nog niet.

Feitelijk, hoezeer hij hieraan ook zoekt te ontkomen, landt hij dus aan bij zijn eigen kerkgenootschap; maar om nu eerst recht in de moeite te raken.

Hij wil toch niet de objectieve historische belijdenis van deze kerkgemeenschap als uitgangspunt nemen, maar slechts de levende. belijdenis die in die gemeente werkt.

Daar nu echter in die zichtbare gemeenschap allerlei overtuigingen hopeloos dooreen liggen geward, moet hij nu geheel wilkeurig uit dia massa het ontwikkeld Z'^meentelid kiezen, dat nog aan de hoofdzaak der Christelijke religie vasthoudt.

En overmits Dr. Gunning en zijn geestverwanten, in eiken kring waarin ze optreden, een eigen groep leden der kerk tot eigenaardige ontwikkeling brengen, komt het resultaat hierop neer, dat de geestverwanten van Dr. Gunning en de zijnen in de onderscheidene kerken, als rechters worden gesteld om over waarheid of onwaarheid te beslissen,

Alzoo de geestverwanten van Dr. Gunning zitten in vierschaar, om Dr. Gunnings arbeid te legitimeeren en wat niet uit zijn geest is, te verwerpen.

Daarvoor nu kan niemand uit den weg gaan.

Wil Dr. Gunning met zijn geestverwanten optreden om te verklaren: Zóó en zóó is onze levensovertuiging, en, geleid door deze levensovertuiging, vormen we ons deze en die wereld van gedachten, — dan zal men hiervan met belangstelling kennis nemen, en dit subjectieve bestaan, dat geen oogere dan een subjectieve pretentie maakt, als zoodanig eeren.

Maar als Dr. Gunning met de zijnen ons n goeden ernst komt aanzeggen, dat de toetssteen der waarheid, ten finale, bij deze dusgenaamde ontwikkelde gemeenteleden ligt; althans voor wat de zake des geloofs etreft; dan moet niet alleen de Moderne aar evenzoo de Calvinist, dit onhoudbare egenspreken.

Op die wijs toch wordt zoomin „de Chriselijke religie" bevestigd, als „(/^ wetenchap" tot een rekenen met den Christus edwongen, maar én religie éa wetenschap eide van haar vasten grond afgeschoven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 oktober 1890

De Heraut | 4 Pagina's

De tweede poging door Prof.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 oktober 1890

De Heraut | 4 Pagina's