GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik was Wind; nu zie ik.

Een twintigtal jaren geleden kwam een predikant met zijn echtgenoot te wonen in een kleine gemeente, dicht bij de zeekust.

De dominee en zijn vrouw wenschten nl» tuurhjk gaarne al de leden der gemeente te kennen, waarom zij al spoedig het dorp rondgingen om nu den een, dan dm ander eens toetespreken, waarbij zij voor iedereen een vriendelijk en opwekkend woord hadden.

Op zekeren regenachtigen namiddag besloten ZIJ hun tijd te besteden met weder eenige bezoeken af te leggen. De domineesvrouw deed haar regenmantel om, en steunende op den arm van haar echtgenoot trotseerde zij moedig onder de parapluie den sterken wind, schoon soms het zoute schuim der golven haar in het gelaat spatte.

De beide echtgenooten gingen een straat door en hielden stil voor een klein huisje, dat er met zeer uitlokkend uitzag.

»Laat ons hier beginnen" zeide de dominee tot zijn echtgenoote, terwijl hij aan de deur klopte.

Toen zij een oogenblik gewacht hadden werd de deur op een kiertje geopend, en zagen ZIJ het gezicht van eon man, die hen knorrig aanzag. Hij had wel een tamelijk knap gelaat, met grooten baard en knevel, maar de uitdrukking die in zijn oogen lag was trotsch en hardvochtig, terwijl zijn lippen nooit schenen te kunnen glimlachen.

»Wat wenscht gij? " vroeg hij op forschen toon.

»Mogen wij binnenkomen ? " vroeg mevrouw met een zachte, vriendelijke stem, en ofschoon de man haar niet bijzonder beleefd aanzag, sloeg hij het eenvoudig verzoek niet af, maar deed de deur juist zóó ver open dat zij beiden binnen konden komen. Hij bood hun echter geen stoel aan, maar nam zijn eigen zitplaats weder m en hervatte zijn arbeid, die uit schoenlappen scheen te bestaan, terwijl hij zijn beide bezoekers midden in het vertrek'staan liet.

De leeraar wachtte een oogenblik, terwijl hij nadacht, hoe hij met zijn norschen gastheer moest beginnen in gesprek te komen, toen hem de verdere moeite gespaard werd, doordat de man zich op heftigen toon tot hen wendde en herhaalde:

wendde en herhaalde: »Wat wenscht gij? "

»Wij kwamen u eens bezoeken en naar u zien", antwoordde de dominee, terwijl hij een stoel nam, en die voor zijn echtgenoot bij de tafel plaatste.

»Nu, gij hebt mij gezien en kunt nu wel weder heengaan", was het ruwe antwoord.

De leeraar deed alsof hij de onbeleefdheid niet opmerkte, doch ging vriendelijk voort:

»Ik ben de nieuwe predikant en kom met mijn vrouw. Wij zijn zeer verlangend om met allen kennis te maken, waaronder wij moeten verkeeren, en zoo zijn wij ook tot u gekomen."

De man zag hen beide aan en barstte toen in een spottend gelach uit.

»Ik ben geen vriend van preêkers en preekjes. Gij behoeft uw lijd niet te verspillen om met mij te spreken. Ik veronderstel dat gij wel zult vernomen hebben wie ik ben."

Neen, volstrekt niet", hernam de dominee vriendelijk, sik ken u zelfs niet bij naam, "

»Ik ben Jan de Groot en gij zult gauw genoeg wel zooveel van mij hooren, dat u de haren zullen te berge rijzen. Begin hier maar niet te preeken. Ik waarschuw u" — vervolgde hij, terwijl hij zijn vinger dreigend opstak. »Wih ge een stuk brood hebben, kom dan maar hier; maar als gij mij wenscht te bekeeren, ga dan maar weer spoedig vanwaar ge gekomen zijt.''

»Ik dank u", zeide de predikant opstaande. »Als ik honger had zou ik uw brood niet versmaden, doch ik heb geen honger. Vergeet echter niet dat ik hier gekomen ben om uw vriend te worden, zooals ik geloof dat ge er een noodig heb, en nu, vaarwel."

Hij stond op en verliet met zijn echtgenoot het vertrek, daar hij het beter vond om zijn bezoek niet langer te rekken.

De dominee vernam van anderen dat Jan de Groot een ongeloovig en ruw man was, en de bekende aanvoerder der spotters in de herberg terwijl hij in onheuglijken tijd den drempel der kerk niet had overschreden.

(Slot volgt.)

In verzoeking.

Eenige jaren voor het uitbreken der groote Fransche omwenteling kwam op zekeren dag een scheerder bij een rijken bankier, welken hij bediende. De scheerder was tevens kapper en pruikenmaker.

De man begon met het hoofdtooisel van den rijken heer in orde te brengen, en zou hem gaan scheren. Doch op eens keerde hij zich om, greep zijn gereedliggende messen en liep op een draf de kamer uit. De bankier, denkende dat dit was om zeep of water te halen, wachtte een tijdlang. Doch de scheerder kwam niet terug. Eindelijk zond de heer een boodschap naar 't huis van den ander, om te laten vragen wat er toch eigenlijk aan de hand v, as, waarom hij zijn werk niet voleindigde.

De man wilde dat niet zeggen. Doch de bankier noodigde hem zoo dringend uit, te komen, dat hij eindelijk toegaf.

xWaarom zijt gij zoo ineens weggeloopen ? " vroeg de heer: »ik ben nog altijd ongeschoren."

»Mijnheer" sprak de ander in groote ontroering : er lag op uw tafel een menigte goudgeld. Nu ben ik door mijn laatste ziekte zeer verarmd Mijn vrouw en kinderen lijden honger, en ik zelf heb gebrek aan alles. Toen ik nu het geld zag, kwam de gedachte bij mij op u te vermoorden onder het scheren, en dan met het geld te vluchten. Die begeerte naar het geld werd opeens zoo sterk, dat ik 't niet weerstaan kon. Maar Gode zij dank, die mij bewaarde; ik nam een kort besluit en liep vreg. Zoo ontkwam ik aan de duivelsche verzoeking."

De rijke man was diep getroffen over zijn eigen bewaring, de ellende van den scheerder, maar ook over de goede wijs van doen, om de verzoeking te ontgaan, hoe vreemd het ook scheen. Hij reikte den scheerder de hand en zei: »Ik dank God en u naast hem, dat alles zoo is geloopen. Maar opdat gij niet weer in verzoeking komt, neem twintig van

deze goudstukken — bijna 250 gulden — dan zijt gij vooreerst geholpen."

Wel mogen we allen ernstig bidden: Heere leid ons niet in verzoeking!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 januari 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 januari 1891

De Heraut | 4 Pagina's