GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een vorig maal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een vorig maal

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een vorig maal spraken we uit, dat het o, i. in ouders, die den Christus naar de Schriften belijden, zonde is, zoo ze hun zoons naar Christus-verloochenende Universiteiten ter studie zenden, indien een andere gelegenheid hun openstaat.

Die laatste clausule voegen we er bij, omdat men alleen dan grond vindt voor zijn gebed, dat God de Heere zijn kind te midden der verzoeking bewaren moge. Begint men daarentegen met, uit onheilige motieven, een gelegenheid voor studie, die geen verzoeking met zich brengt, vooi'bjg te gaan, dan zoekt men^zelf de verzoeking, loopt er willens in, en mist de vrijmoedigheid, ©m op Gods beloften te pleiten.

Hieraan spillen we dus geen woord meer.

Evenzoo staat het bij ons vast, dat het niets dan een doekje voor het bloeden is, zoo men zijn zoons aan twee universiteiten te gelijk laat studeeren. Dit is paedagogisch geoordeeld; verbrokkelt de studiekracht in den student; en verlaagt hem tot een collegelooper en examenaflegger van geheel machina'.en aard. Om een IcEu-akter, een persoon, een man uit één stuk te vormen, is allereerst noodig, dat de opleiding uit één beginsel vormend op den geest werke. Alle dubbelheid in de opvoeding kweekt scepticisme, zoo niet dubbelhartigheid. Een noodlottige noodwendigheid, waaraan misschien nu en dan een enkele door buitengemeene geestkracht moge ontkomen; maar om alzoo een pure uitzondering te leveren, die den regel slechts te meer bevestigt.

Blijft dus alleen de vraag, of men, studeerende aan de Vrije Universiteit, ook elders enkele collegiën kan aanhooren, en of men San een Rijks-universiteit examen kan doen.

Het eerste nu ontraden we beslist, zoo het ten doel heeft, zich door die coUegien den weg te banen tot het examen bij hem die dit collegie gaf. Stelt men daarentegen de vraag, of een student niet gebruik mag maken van de gelegenheid, om over een bepaald onderwerp een man van talent ook van andere richting te kooien, zoo is hier geen volstrekte uitspraak mogelijk. Gelijk toch een student verplicht is, ook de boeken van tegenstanders te lezen, zoo kan hij ook hun lezingen aanhoo'en. Slechts gelde dan als regel, i". dat men dit niet doe, eer men candidaat is, en dus eenigszins rijp om te onderscheiden en te oordeelen; 2", dat men dit niet doe, waar een handboek gelijken dienst kan praesteeren, omdat in de mondelinge voordracht iets te verleidelijks kan liggen; en 3". dat men dit niet doe met het oog op zijn examen, maar enkel in een bijzonder geval.

De tegenwerping, dat een student allerlei opiniën moet hooren, en daaruit kiezen, verwerpen we. Daartoe is een student niet bekwaam. En voorzoover hij met de opiniën van anderen bekend moet zijn, leert hij die ook aan de Vrije Universiteit, met de critiek op deze opinie. En voorzoover dit onderwijs althans nog onvolledig is, vervangt het handboek het collegie.

En zegt men: Vele juridische collegiën aan de Overheidsscholen zijn niet principieel, maar bedoelen alleen practische africhting, zoo pleit dit zeker niet voor het wetenschappelijk gehalte van deze faculteiten, en is het handboek minstens evengoed in staat, om een practische kennis van de Grondwet enz. aan te brengen.

Geheel anders daarentegen staat het met het examen.

Droeg het examen aan de Overheidsscholen een principieel karakter, zoo zou dit niet zoo zijn. Dan zou men ae niet mogen doen. Dit is b.v. het geval met de thetlogische examens aan de Vrije Universiteit, en daarom zou een niet-geloovig jong man dit examen aan de Vrije Universiteit niet mogen en niet kunnen doen.

Maar dit karakter dragen de examens aan de Overheidsscholen dusver niet. Er wordt geen enkele belijdenis van beginselen gevraagd, en men kan er dus getuigen zoo vrij als men wil. Hier kan dus op zich zelf nooit iets kwaads in liggen, tenzij de student het er door luiheid of lafheid in legge; en dan ligt dit aan hem, maar niet aan het examen.

Ik mag mij als belijder van den Christus overal laten onderzoeken, en op alle plaatsen getuigenis afleggen. En mits ik dit doe, is alle zonde verre van mij.

Staat dus thans ons Christenvolk voor de keuze, om óf zijn zoons door deze examens den toegang te ontsluiten tot het beroep van arts, advocaat enz, ; óf wel, door mijding van deze examens, ons volk te ontblooten van Christelijke artsen, advocaten enz, , dan zou het Doopersch en niet Gereformeerd zijn, het laatste te kiezen.

Intusschen houde men hierbij wel in het oog, dat practisch een student het allicht zeer prozaïsch opvat; zich klaar maakt voor zulk een examen door het inpompen van geleerde citaten; en op het examen zijn eigen overtuiging schuil houdt.

En dat mag natuurlijk nooit.

Misschien ware het daarom het meest gewerscht zoo de juridische faculteit aan de Vrije Universiteit, die vakken, bij wier behandeling het verschil van beginsel zeer weinig uitkomt, zoolang ze nog over zoo kleine kracht beschikt, kort kon afdoen door een bespreking van de beginselen om voorts, uit handboeken te laten studeeren; en dat ze overigens al haar kracht saamtrok op de Encyclopaedie, de Pbilosopbie van het Recht

het Staatsrecht en de Staathuishoudkunde; om voorts haar kweekelingen door dJsputatiën in het helder besei van de tegenstellingen te scherpen en ze te wapenen voor den strijd.

En wat de studenten aangaat, zoo zagen we liefst, dat een juridisch student aan de Viije Universiteit stil afstudeerde en promoveerde, en dan na zich gedurende een jaar inde wetskennis van ons Nederlandsch staatsrecht, strafrecht, burgerlijk recht en handelsrecht te hebben vastgezet, zich voor zijn candidaats en doctoraal aanbood, niet jui? t aan de Gemeente-universiteit te Amsterdam maar b. v. te Groningen of te Leiden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 april 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Een vorig maal

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 april 1891

De Heraut | 4 Pagina's