GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De domste van de twee.

Veertien jaar was Bertus oud, toen hij van scliool ging en in de leer kwam bij een winkelier, op een dorp, die van alles en allerlei verkocht. Bertus had daar heel wat te zien en te leeren, wat wel goed kwam, want hij was van nature slordig en onachtzaam.

Op zekeren dag moest Bertus een kleinen spiegel wegbrengen naar een boer, die een uur ver woonde. Het was geen zware vracht; hij wandelde vlug voort en bereikte weldra het erf, waar 't huis op stond.

Juist wilde hij het hek binnengaan, toen hij hooide roepen: '»Bertus! Bertus!"

Hij keek om en zag twee van zijn vriendjes, die hem toeriepen: »Ginder in dien boom zit een eekhoorn. We kunnen hem er best uitkrijgen. Help je ons!"

Dat was iets wat Bertus wel leek. »Wacht even, " riep hij, liep het hek van 't boerenerf binnen en zette den spiegel gauw in een verborgen hoekje, tegen den muur van het huis. Toen liep hij wat hij loopen kon naar zijn vrienden, om mee te gaan op de eekhoornjacht.

Een der jongens klom nu in den boom terwijl de anderen Bertus, die elk een tak hadden afgesneden, daarmee gewapend stonden te wachten. Maar vriend eekhoorn was hun te slim. Want toen de klimmer vlak bij was, sprong het vlugge diertje niet naar beneden, maar, wip, in een anderen boom, toen in een derden en was weldra uit het gezicht.

»Dat's mis!" riepen ze alle drie. Haastig nam Bertus afscheid — want hij dacht aan zijn boodschap — en snelde het boerenerf op.

Ongelukkig was daar, terwijl hij aan 't jagen was, ook iets gebeurd en wat dat was werd hem door de vrouw en de kinderen verteld.

Op het erf liepen namelijk kippen, en natuurlek ook een haan. Dit laatste beest nu was, ongelukkig, juist ^in het hoekje gekomen waar de spiegel stond. De haan keek er in en daar zag hij een beest, dat van zijn familie scheen, bont als hij, met een roode kam en geweldige sporen. Hanen nu zijn, dat weet ieder, jegens hun naasten niet vriendelijk, en zoodra had onze kraaier dan ook zijn beeld niet gezien of zijn toorn ontvlamde tegen den indringer. Hij wierp zich nijdig op den spiegel, pikte er in, krabde er tegen en — weldra viel met groot geweld het glas in scherven naar beneden.

Op dit geluid kwamen de boerin en de kinderen toeschieten, die niet zoo gauw begrepen wat er aan de hand was. Doch weldra bespeurden zij het, en wisten nu meteen dat de bestelde spiegel verloren was.

Dat alles hoorde Bertus met een benauwd gezicht aan, want hij begreep dat zijn achteloosheid en tijdverspillen hem duur te staan zou komen. Zoodra de boerin weg was liep hij driftig met den stok nog in de hand weg, om den haan op te zoeken. Weldra kreeg hij hem in 'toog en in zijn drift snelde hij toe om het dier, dat zijn spiegel had gebroken, dood te slaan. Maar de haan had daar zeker een voorgevoel van, en vluchtte op een bekend plekje, te weten den mesthoop. In zijn drift keek Bertus niet uit en o, wee — eer hij er aan dacht, zakte de grond onder zijn voeten weg en lag hij, zoo lang als hij was, op het zachte maar niet geurige bed. De haan vloog intusschen weg.

Met een benauwd hart en een gebroken spiegel moet Bertus — die er uitzag, gij kunt begrijpen hoe — de thuisreis aanvaarden en bij zijn meester gekomen alles vertellen. »Gij hebt een goede les ontvangen voor uw zorgeloosheid", sprak de winkelier.

»Die verwenschte haan!" riep Bertus, »dat domme beest."

»Maar gij zijt nog veel dommer geweest", sprak zijn meester. »Eerst door den spiegel alleen te laten, en toen door u op dat dier te willen wreken. Het is u leelijk opgebroken. En den spiegel zult gij daarbij betalen en zorgen dat de boer zoomin schade lijdt als ik. Dat zal u voor 't vervolg wijzer maken." En zoo is het ook geschied.

Een vervolgd dier.

Er zijn ook onder de dieren gelukkige en ongelukkige. De hond en de kat b.v. worden zoo goed verzorgd, dat er, althans wat den eerste betreft, op sommige plaatsen al teveel van zijn. Daarentegen zijn er andere dieren die om des voordeels wille, of omdat zij schadelijk zijn, zoo vervolgd worden dat zij reeds sterk in getal verminderd, of wellicht binnen niet langen tijd geheel zullen uitgestorven zijn. Het is b.v. zeker dat in warme streken de leeuwen en in koude de elanden sterk afnemen en wat de laatsten betreft, was zelfs een tijdlang de jacht op hen verboden, opdat ze niet geheel uitstierven. De wilde os is nergens meer in Europa te vinden, behalve nog in een bosch in Midden-Rusland, waar de regeering die dieren onderhoudt en beschermt. De walvisschen worden al moeilijker te vangen, wijl het getal zoo is afgenomen en de bison, een soort van rund in N, - Amerika, is nagenoeg uitgeroeid. Ook van de gemzen in Zwitserland zijn er niet veel meer over.

Dat in sommige streken velerlei dieren in 't geheel niet meer voorkomen is wel bekend. Wolven en beren vindt men in Nederland en Engeland al lang niet meer. Evenmin v/ilde zwijnen. En in Zuid-Afrika verdwijnt het wild gedierte, naarmate de beschaafde menschen verder voortdringen,

In lang vervlogen eeuwen vond men in heel Noord" en midden-Europa een dier dat thans nog bijna alleen in koude, niet dicht bewoonde landen wordt aangetroffen. We bedoelen den bever., wiens geleerde naam is Castor. Van dat woord komt de naam van de stof die kastoor heet, en waar hoeden van gemaakt worden. In ons land krijgt men hem nog alleen te zien in de diergaarden.

De bever is een knaagdier, gelijk de eekhoorn en de muis, maar veel grooter, schoon niet bevallig of mooi. Hij is, de staart er buiten gerekend, ruim drie kwart el lang, een 30 duim hoog en daarbij nog al dik: meestal 20 h. 25 Ned. pond zwaar.

Zijn sterk lichaam ziet er plomp uit. 't Is van achteren dikker dan van voren, en rust op korte maar zeer sterke pooten, van welke de achterste tot aan de klauwen met breede zwemvliezen zijn voorzien. Die voorpooten heeft hij even als 't mormeldier en de eekhoorn bijzonder noodig. Zijn kop die spits toeloopt eindigt in een stompen snuit met lange haren bezet. Hij heeft kleine ronde ooren, die hij zoo op den kop leggen kan, dat de ooropening bijna geheel is gesloten. De zwarte oogen hebben iets verstandigs en zachtzinnigs; men ziet dadelijk dat de bever een slim en toch goedaardig dier isi

De huid van den bever, die maakt dat hij 200 begeerd wordt, heeft lange, glanzige haren, waaronder korte, zeer dichte, zijdeachtige wol zit, zoodat hij tegen de kou kan. De kleur is bovenaan donker, grauw kastanjebruin; aan de onderzijde zilvergrijs, in geelachtig bruin uitloopend; een enkele maal vindt men ook witte of gevlekte bevers.

De staart van den bever ziet er wonderlijk uit, anderhalf palm wel breed en tweemaal zoo lang; hij hangt af en is van onderen en van boven plat als een' schol. En daar nu de saffraangele knaagtanden zoo lang zijn dat zij uit de kaken steken, ziet de bever er noch van voren noch van achteren heel sierlijk uit. Gelukkig breekt hij daar zijn hoofd niet mee. Dat is, om zoo te zeggen, ook heel wijs, want die leelijke tanden kan de bever volstrekt niet missen. Ze zijn ontzaglijk sterk, bijna aan drie kanten scherp en 't beest kan er zoo fel mee bijten dat zelfs groote roofdieren den bever stilletjes laten loopen en hem niet aanvallen. Tevens echter zijn die tanden de onmisbare werktuigen voor hem, om zijn kunst als bouwmeester te toonen.

Bouwmeester? Hoe dan?

Wel de bever is een bouwmeester zoo knap, dat niemand het hem zou verbeteren. De Heere God heeft het hem geleerd, hem het instinct en 't begrip gegeven, zoodat hij werken kan uitvoeren, waarbij men haast zou vragen: hoe komt hij er toe?

De bever houdt veel van 't water en bouwt daarom ook zijn woning daarbij.

Hij zoekt dan een rivier of meer op, waarvan de oevers tot woning geschikt zijn. Nu begint hij een dijk of dam te maken, teneinde het water zoo op te stuwen, dat het reikt tot aan den grond van de woning, die hij bou­

wen wil. Deze dijk is een kunstwerk en voor zulk een dier een reuzenwerk tevens. Want hij is van onderen wel drie of drie en een halven meter dik en loopt smal toe, zoódat het bovendeel ruim een halve el breed is.

{Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1891

De Heraut | 4 Pagina's