GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Met den mond belijdt men ter zaligheid”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Met den mond belijdt men ter zaligheid”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid, en met den mond belijdt men ter zaligheid. Romeinen 10 : 10.

Al meer vindt de meening ingang, dat sstil zijn" godzalig en »zwijgen van zijn geloof" het hoogste merk van vroomheid is.

Men vraagt u dan, of het voor een Christen toch niet eigenlijk aankomt op waarheid voor God in het binnenste. Men houdt u voor, dat heel de Schrift ons telkens wijst op Hem, die het harte kent en de nieren proeft. Iets Pharizeesch oordeelt men dat in alle uitwendig godsdienstig vertoon ligt. Maria, niet Martha, heeft het goede deel gekozen. En immers de - ware aanbidders zgn zij, die den Vader aanbidden in geest en waarheid.

Afgekeurd worde uit dien hoofde al wat de godsvrucht te zeer naar buiten draagt, en geprezen al wat zich in de binnenkamer terugtrekt. Geen gebed overluid, maar het stil gebed op de knieën; en nooit waar anderen bij zijn.

Het spreken met anderen over »het geloof' wordt dan beter nagelaten. In stille liefde en toewijding kan men immers „ook zonder woorden" den Christus prediken.

Ook aan de kerk en den uitwendigen dienst des Heeren mag niet te zeer gehecht. In al dat uitwendige ligt toch het wezen der zaak niet.

Vooral in het werk der zaligheid hangt immers alles eeniglijk aan de werking in ons van den Heiligen Geest, en die Heilige Geest werkt in het verborgene.

Zoo nu wil Jezus dat ook ons gebed in het verborgene, in het verborgene onze aalmoes en ons vasten zij. Al wat openlijk geschiedt h'eeft zijn loon weg; en alleen wat de Vader in de hemelen in het verborgene ziet, heeft een loon voor eeuwig.

En daarom zij uw Christendom een stil Christendom. Een Christendom zonder te veel belijden. Zonder veel gespreks met anderen. En bovenal een Christendom aan eiken strijd gespeend, en nooit li verlokkend om ter wille van de waarheid, die uw hart belijdt, met anderen u in twist te mengen.

Zoo willen het thans velen.

En de wereld hecht daar haar zegel aan. »o, Gewisselijk, die stille Christenen zijn de echte Chrtstenen!"

Juist zooals de lieden der wereld het steeds gewild hebben: De godsdienst een stille, ongemerkte zaak. Een zaak tusschen ieders hart en zijn God, en waarvan men .dus in het gemeene verkeer »nooit last heeft."

Reeds die lof en prijs van de lieden der wereld toont u, dat hier een adder onder het gras schuilt.

Want natuurlijk er ligt een onbetwistbare waarheid in, dat het Koninkrgk Gods niet in woorden ligt, maar in kracht. Hel moet u steeds meer op het hart gebonden, dat niet uw roepen van »Heere Heere", maar uw doen van den wil des Vaders, die in de hemelen is, u doet wandelen den weg naar Gods Koninkrijk op. Neen, het Koninkrijk Gods komt niet met uitwendig gelaat. Het is binnen in uw harte.

Merkt ge dus in uw hart zekere neiging, om met uw vroomheid te koop te loopen; betrapt ge uzelven op Pharizeesche veruitwendiging van uw geloof; en verraadt ge u aan uw eigen hart, dat uw mond uw hart te zeer vooruitloopt; bestraf dan in uzelven dit kwaad, speen u aan al wat u bij anderen om uw vroomheid eere kon geven, en rust niet eer de zalige gemeenschapsoefening met het Eeuwige Wezen ook bij u boven alles ga.

Wezen ook bij u boven alles ga. Dit kan niet streng genoeg vastgehouden. Zonder de mystiek des gemoeds is uw geloof geen Christelijk geloof meer. Zielseenzaam, maar met God gemeenzaam, is voor het zoet en zalig genieten het hoogst, het rijkst, het heerlijkst.

Mits, en hier hangt alles aan, mits ook uw godsvrucht onder de tucht van het Woord sta, en niet willoos afdrijve op den stroom van uw mystiek gevoel.

En wat zegt dan dit Woord u?

Heeft uw Jezus zijn geloof in stilte voor zich zelven verborgen, of is hij uitgegaan prekende en getuigende, ijverende met een ijver die hem verteerde, en zich in den dood gevende voor de openlijke, de luide, de heel Jeruzalem en Judea doorklinkende belijdenis van zijn God?

Merkt ge soms van de patriarchen, merkt ge van de profeten, merkt ge van een David of Asaf, dat zij hun godsvrucht tot een mystiek genieten in de ziel hebben bepaald? Of zijn niet veeleer alle deze mannen Gods uitgegaan, predikende en getuigende, strijdende en worstelende, om de leugen terug te drijven en de waarheid Gods ingang te doen vinden?

Wat zegt Jezus tot dezelfde jongeren, voor wier oor hij het geheim eener innige stille godsvrucht geopenbaard had? Moeten ze, als hij weg zal zijn, zich stille houden, en God in de binnenkamer dienen; doch zonder zich te mengen in de publieke worsteling? Maar de Heere legt hun immers den last op, dat ze zijn getuigen moeten zijn. Eerst zendt hij ze uit in alle steden en vlekken van Israël. Dan moeten ze in Jeruzalem den Heiligen Geest verbeiden. En van Jeruzalem moeten ze de wereld ingaan, altoos met dien eigen last, om niet te zwijgen, maar te spreken; niet stille te zijn, maar getuigenis te geven; en niet het publieke terrein te mijden, maar op de markt te Ephese en op den Areopagus te Athene te ijveren, te pleiten; als het moet, te lijden, voor zijn naam.

En zeg nu niet: «Dat gold voor de apostelen en oudtijds voor de profeten, en zoo nu nog ten deele voor de dienaren des Woords; maar ik ben noch het één noch het ander. Mijn hoogste aspiratie is een stille volgeling van den Man van smarten te zijn. En alzoo voor mij geldt dat niet!"

Zie toch, als Jezus geheel in het algemeen zegt: »Wie mij belijden zal voor de menschen, dien zal ik belijden voor mijn Vader die in de hemelen is; " sterker zelfs nog dreigt: »Zoo wie mij verloochenen zal voor de menschen, dien zal ik verloochenen voor mijn Vader in de hemelen"; durft ge dan heusch zeggen, dat dit uniet raakt; u geen plicht oplegt; en ook voor u niet den maatstaf aanwijst, waarnaar ge eens voor eeuwig zult geoordeeld worden?

Als Jezus spreekt van de zijnen als van een stad op een berg, die niet verborgen kan zijn, " staat gij daar dan buiten? Moet dan ook gij niet een licht op den kandelaar zijn? En geldt dan ook voor u de roepstem niet, om uw licht zoo te laten schijnen voor de menschen, dat ze uw goede werken zien, en uw Vader die in de hemelen is verheerlijken mogen?

En, om niet meer saam te lezen, als de heilige apostel ten leste den vasten stelregel zet, dat ge »OT«/ uw hart-wA gelooft ter rechtvaardtghetd_ maar tnet uw mond belijden moet ter zaligheid; ' zult gij dan den euvelen moed hebben, om dat klaar en helder getuigenis Ie weerspreken, als kwam het voor u op kloek en moedig belijden van uw Heiland niet aan?

Neen, de kerk van Gods heiligen is niet een mijmerende en zwijgende, maar sprekende. getuigende, ijverende en jubelende gemeente*

We kunnen niet nalaten, riep Petrus uit, te spreken en te getuigen van de dingen die ons hart vervullen. En het is naar dit woord van den apostel, dat de eerste gemeente de wereld is ingegaan, om met onweerstaanbare kracht duizend en nogmaals duizend zielen voor den naam des Heeren te veroveren en te doen knielen bij Golgotha's kruis.

De man ijverde en de vrouw. De slavin won de ziel van haar heer. De jongedochter stierf liever op den brandstapel dan dat ze van haar Heere en Heiland zwijgen zou.

Er was bezieling, er gistte leven, er ging een reuke van heiligen ijver in alle kringen der maatschappij uit. Het was als.het ruischen van een stem veler wateren, die één loflied zong voor het Lam, dat geslacht was.

En dat ging niet in stilheid noch in kalmen vrede. Veeleer wekte de Banier des kruises, allerwegen waar ze geplant wierd, strijd en twist en wrijving. Het kwam tot botsingen. Tot gewelddadigheden. De kerkerdeuren openden zich, om deze jubelende Christenmannen en Christenvrouwen tot zwijgen te brengen. Ja, het schavot werd opgericht en de beul deed zijn bloedig werk, om hun belijdenis van den eenig Dierbare in hun bloed te smoren. Maar, en hierin school het geheim hunner kracht, voor één die stierf verwekte de Heere er tien anderen, die van zijn lof getuigden.

En zoo is toen de menigte voor Christus gewonnen. Niet door stil verborgen mystiek, maar door openlijk, door rusteloos, door niets ontziend belijden van den Heiland der wereld is de wereld aan de voeten van den Christus gebracht.

Wantrouw daarom, bid ik u, die valsche stem, die u het zoet der verborgen en stille godsvrucht aanpredikt, om u! van het kloek en moedig belijden van uw Heiland terug te houden.

Zeer zeker, als ge met het hart niet eerst gelooft ter rechtvaardigheid, kunt ge niet met den mond belijden tot uw zaligheid. Maar dan ook omgekeerd, als ge kunt zwijgen, als ge terugschrikt voor het belijden, en als de drang om voor uw Heiland in eiken kring uit te komen, u vreemd is, vraag dan uzelven af, of het met het verborgen geloof des harten bij u wel recht staat, en of ge u wel waarlijk voor uw God in Christus gerechtvaardigd weet.

Zonder goddelijk licht in het hart kan er geen schijnsel naar buiten stralen; maar ook als dat licht van Boven waarlijk in uw ziele fonkelt, hoe zou dan het schijnsel uitblijven, waarin uw God zijn eere zoekt?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 september 1891

De Heraut | 4 Pagina's

„Met den mond belijdt men ter zaligheid”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 september 1891

De Heraut | 4 Pagina's