GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

MICHAEL DE lUESSERE.

Toen Michael de Messere, die ook wel Ingels of Walgem genaamd werd, nog in den bloei zijner jaren was, leefde hij met en voor de wereld. Maar de Heere hield hem vroeg staande, opende hem de oogen voor zijne waarheid en gaf hem lust in de geestelijke en eeuwige dingen. De bijbel werd sints zijn leesboek, ja hij oefende er zich in, en kreeg zoo groote kennis er van, dat hij bekwaam was, om het woord Gods te bedienen. Vooral de Waalsche gemeenten hadden van zijnen dienst groot nut. Zoo verliep eenige tijd tot het begin van het jaar 1567. Toen maakte de koning der kerk een einde aan zijn werkzaam leven. Zekeren nacht hield hij eene predikatie in de nabijheid van Cornenen. Daarna vertrok hij met het plan in een ander gedeelte van de Zuidelijke Nederlanden, en wel op de Vlaamsche kust, te gaan prediken. Voor hij echter ging, zocht hij eene geschikte rustplaats, omdat hij vermoeid waé. Daar vond hij een huis, dat door zijne bewoners verlaten was, uit vreeze voor de vervolgers, de vijanden der waarheid. De Messere wist dit niet, hij ging dus naar binnen en legde zich te ruste neder, toen hij gewekt werd door een rechtsdienaar uit Yperen die daar ter plaatse huiszoeking wilde houden en niemand vindende onzen predikant gevangen nam. Hij wist niet wat kostbare buit hij daar voor de ketterjagers met zich medenam naar de algemeene stadsgevangenis. Dit bleek, toen kort daarop onze De Messere aan een onderzoek werd onderworpen. Immers toen merkten de rechters, dat zij eenen Calvinistischen predikant hadden, hoe hij heette en tot welke familie hij behoorde. Nauwelijks was de gevangenneming des leeraars bekend, of zijne vrienden waren diep bedroefd. Doch zij durfden niets te laten blijken, om zelven niet te worden verdacht.

De Messere was echter niet zoo bevreesd. Hij wilde zelts niet ontvluchten, ofschoon hij dit gemakkelijk had kunnen doen. Meent echter niet, dat de Satan niet beproefde hem wankelmoedig te maken. Zijne vijanden beijverden zich, hem door 'valsche beloften van het geloof af te trekken. Doch dit bezwaarde zijn gemoed minder dan het bericht dat zijn zwangere vrouw in het geheim in de stad was en op den afloop zijner zaak wachtte. Maar hij overwon dit alles in Christus, en verkwikte en vertrooste zijne gade met eenige brieven.

Niet minder angstig voelde De Messere zich, toen men hem in de gevangenis als scheen te vergeten. Vragen van allerlei aard kwamen bij hem op, zooals: Wat zal de gemeente van mij denken ? Zal zij vreezen, dat ik teruggevallen ben? Hij wist niet beter zijn angst te overwinnen dan door het opstellen eener geloofsbelijdenis, die hij daarop zond aan eenen »goeden vriend en broeder." Het moest tegelijk »een klein testament" wezen voor zijne broeders, waaruit zou blijken »op welk fundament hij gebouwd had" en »dat hij niet als een ketter, maar als een oprecht geloovig Christen was gestorven."

Na de belijdenis van den Drieëenigen God, spreekt de martelaar in het pog overgebleven stuk van de zonde en de genade, van de vruchten van Christus' lijden en sterven, van de algemeene Christelijke kerk en van de beide sacramenten. Doop en Avondma al. Christus' Koningschap gaat hem zeer ter harte, daarom geeft hij daaraan een groote plaats in zijne confessie, waartegen hij de Pauselijke macht en hare besluiten verwerpt. Treffend is het einde dezer geloofsbelijdenis : »Ik bid den almachtigen God, mijn hemelschen Vader, mij door Jezus Christus, zijnen Zoon, door de kracht des Heiligen Geestes, daarin zoo te versterken, dat ik in dezen korten levenstijd waarvan ik het einde alle dagen wacht, daarin mag volharden, om het einde mijns geloofs te verkrijgen, welke is de zaligheid der zielen, waartoe ik ook hartelijk begeer uw gebed en dat der vrouwen, zoolang het God behaagt mij in dit leven te laten.'' »Ik ben welgemoed naar ziel en lichaam", zegt eindelijk de martelaar. »Groet mijne bedroefde vrouw; troost haar zoo goed mogelijk en vermaan haar steeds te wandelen in de vreeze des Heeren.''

Toen nu de Messere eenige tnaanden in den kerker doorgebracht had, besloten zijne vijanden hem te dooden. Nauwelijks vernamen dit zijne vrienden, dezelfden die zich bij het begin zijner gevangenschap zoo vreesachtig getoond hadden, overtuigden maar geen belijders der waarheid, of zij verzochten den rechters de Messere niet openbaar ter dood te doen brengen. Zij achtten dit eene schande. De rechters gaven aan dezen wensch gehoor, wat voor de Messere grooter pijniging tengevolge had. Immers werd hij ter middernacht door den beambte en zijne handlangers, zonder eenige orde, buiten de Antwerpsche poort op de Sunnebechstraat geleid en daar gehangen aan een boom waaronder een gat was. To de gehangene door het touw heen viel, sleepten zij he halfdood in het gat en begroeven hem aldaar. Bij d uitvoering van het vonnis sprak de Messere kloek en vrijmoedig.

Dit alles geschiedde in Juni 1567.

MAARTESf ClEREWEICH.

Maarten Clereweich was landbouwer te Merris in West-Vlaanderen en rijk met goederen gezegend. Toen de Heere in 1566 zijn Evangelie openlijk in West-Vlaanderen liet prediken behoorde onze boer ook onder de duizenden hoorders, van heinde en verre gekomen. Aan zijn hart werd Gods Woord geheiligd, zoodat hij het als zoodanig aannemen moest en daarvoor zich buigen. Ten einde veel te kunnen doen voor de kerk des Heeren, leefde hij zeer eenvoudig. Alles wat slechts dienen kon om het Evangelie eenen ongestoorden weg te bezorgen vond bij hem steun. Zoo was hij bereid geldelijk bij te dragen voor een geschenk aan den koning van Spanje »ten einde daardoor voor eenigen tijd den ingezetenen vrijheid van godsdienst te koopen." Eerst later zag hij, dat hij bedrogen was. In 1567 werd hij in de stad Bailleul gevangen genomen. Acht a negen maanden bleef hij in den kerker, steeds belaagd door priesters, monniken en familieleden, die hem van zijne belijdenis wilden afvoeren. Toen bleek, dat dit niet baatte, werd hij den 4en Febr. 1568 op het schavot onthoofd. Op zijn sterfdag beleed hij in het openbaar op het schavot zijn geloof in Christus Jezus."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 oktober 1891

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 oktober 1891

De Heraut | 4 Pagina's