GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE STALJOSGEN.

VII.

Gelijk uit het vorige te begrijpen is, had noch onze vriend die ziek lag, noch iemand dergenen die hem omringden, iets bespeurd van het vertrek van den vader.

Toen de laatste echter in geen drie dagen was thuis geweest, begon men dat vreemd te vinden. Wel kwam hij zelden of nooit naar zijn jongen zien, maar zoo lang was hij toch nooit van huis gebleven. Des Maandagsmorgens kwam de huisheer om de huur op te halen, maar hij vond geld noch huurder. En toen hij nu beneden vernam, dat de bewoner weg was gebleven en ook het geld van zijn kind niet had betaald, liet de eigenaar de deur openen. Daar binnen was niets te zien dan een paar muizen, die hard wegliepen. Overigens was alles er blijkbaar zeer stil uitgehaald. »Waar niets is verliest de keizer zijn recht", zegt het spreekwoord; grommende ging de eigenaar heen.

Dat konden echter de buren niet doen. Wel hadden ze nu Kees kunnen wegzenden en hem, daar zij zelf arm waren, in 't gasthuis laten verplegen, maar dat kon hun nu niet meer van 't hart, te meer daar de jongen al mooi begon te beteren. Wel merkten zij heel goed dat er een eter — en een grage ook — meer was, en zei de vader: »Wat moeten v/e met hem beginnen als hij weer beter is? '' maar de moeder sprak : »De Heere zal 't voorzien; we moeten in alle geval afwachten of zijn vader nog niet terugkomt."

Omtrent dat laatste kregen ze echter al speedig meer zekerheid. Een van de werklieden met wie Kees' vader op de werf was geweest, had namelijk vernomen, dat zijn vroegere maat plotseling was verdwenen en was toen eens gaan onderzoeken. Zoo kwam hij van de mannen, die dagelijks aan de haven waren, 't een en ander te weten en ten slotte de heele geschiedenis, die de lezers kennen. Hij haaste zich dit te gaan meedeelen aan de verzorgers van Kees.

„En waar gaat vader nu heen ? " vroeg de jongen.

»Wel dat hoor je", sprak de buurman, smet een schip naar de Zwarte Zee."

»Is dat ver? "

Dat was een lastige vraag. Want al had men er tien gulden mee kunnen verdienen, toch zou geen van 't gezelschap geweten hebben waar ergens de Zwarte Zee ligt, evenmin als hoe dat water aan dien naam komt.

ïWel jongen", zei de timmerman, »"t is, zal 'k reis zeggen, aan 't eindje van de wereld of nog verder. Vooreerst komt vader niet weerom. Troost je maar."

Of dat antwoord nu heel duidelijk was, laten we daar. Dit is zeker, dat het Kees niet moeilijk viel zich te troosten. Want vader en zoon hadden elkaar, gelijk we weten, niet lief; hun harten waren hard en Kees kende het vijfde gebod net zoo min als zijn vader wist wat er geschreven staat, dat de vaders zullen zorgen voor de kinderen. Zij waren beide zonder natuurlijke liefde.

Het is altijd gelukkig, als men een goeden vriend heeft, want, zegt des Heeren Woord, zulk een heeft te allen tijd lief. Nii dat ondervonden de lieden ook die Kees hadden opgenomen. Jorisse had hem na zijn eerste bezoek niet vergeten en al een paar maal de vrouw eens bij hem laten koriien. Niet omdat hij met zijn eene been het eindje niei kon loopen of te gemakkelijk was, maar wijl hij haar iets te zegden of liever te geven had, waar 't beter was, dat Kees niets van merkte. Gij begrijpt wel wat dat was. Zoo deed de oude man dus net als in Gods Woord staat. Hij zette, iri den letterlijken [zin des woords. Kees zijn uitschelden betaald, maar op geheel andere wijs dan dat gewoonlijk gaat.

Daar de oude heer meer dan eens ver over 't groote water was geweest, begreep men dat hij ook wel weten zou, waar ergens de Zwarte Zee lag en hoe ver. Nu was Jorisse wel zelf nooit in dat vaarwater geweest, en van een landkaart hadden Kees en zijn vrienden geen begrip, maar toch wist de gewezen reiziger hun wel aan 't verstand te brengen dat het ver, zeer ver was.

»Nog verder dan de Oost, mijnheer ? " vroeg Kees. "

Neen, jongen, 't is dichterbij, maar een heel anderen koers uit* En als dat schip, zoo ik hoor, om lading uit is, dan is er eigenlijk geen zeggen van hoe lang het reist en wanneer 't weerom komt. Daarbij is het niet zoo'n veilige reis als met de trekschuit. Er kan veel gebeuren, 't Best is dat we de zaak maar den Heere toevertrouwen en afwachten hoe Hij I het leidt. Bid den Heere voor uw vader, dat Hij het wel make.”

Zulk een raad had Kees nog nooit gekregen. Hij volgde hem dan ook niet op. Nu dat had Jorisse wel verwacht.

(Wordt vervolgd)

AAN VRAGERS.

Onze vriend of vriendin J. J. S. (die vriendelijk bedankt wordt voor de betoonde welwillendheid), vraagt wat er toch bedoeld wordt in Lukas 22 : 36, waar de Heere Christus den discipelen raadt om „een zwaard te koopen".

De Heere Jezus zegt daar tot hen dat zij zich zullen toerusten als voor een reis en voor alles zorgen, een buidel, een male (een reiszak) en een zwaard, - er waren toen in Palestina veel roovcrs. Ja, dat laatste was zoo noodig, dat wie 't niet had, zelfs zijn kleed moest verkoopen, om voor 't geld een wapen te koopen.

De zin hiervan nu is, geloof ik, deze: Tot nogtoe waren de discipelen onder des Heere» leiding en met hem het land doorgetogen. Nu zou dat ophouden. De Herder zou worden geslagen, de schapen verstrooid. Zij zouden voor zichzelf hebben te zorgen; zelf den vijand moeten weerstaan. Dit nu maakt de Heere hen duidelijk door beelden, door alles te noemen v/at een die onbeschermd en onverzorgd reist noodig heeft, vooral wapenen, 't Was een waarschuwing dat Hij nu van hen zou worden weggenomen, d. w. z. lichamelijk, want Zijn hulp, leiding, macht en trouw, bleef hen steeds verzeilen.

De discipelen echter valt'en het letterlijk op en zeggen daarom (vs. 38) »Hier zijn twee zwaarden." Doch 't was nu niet des Heeren tijd om hun 't nader uit te leggen en Hij zegt alleen: »Het is genoeg". Dat wil zeggen: Laat het daarbij blijven; voor ditmaal genoeg. En als nu straks toch een der discipelen 't zwaard gebruikt tegen den dienaar des hoogepriesters keurt de Heere dat af: een bewijs dat Hij het niet letterlijk had bedoeld.

Het zwaard der discipelen tegen de vijanden, was het Zwaard des Geestes, Efez. 6 : 17, waarmee zij eiken vijand konden afweren en verslaan. We zien dan ook later dat zij het zoo begrepen hebben en met dat zwaard in des Heeren kracht de zege bevochten.

CORRESPONDENTIE.

J. B. te V. In dank uw brief ontvangen. Van het eerste gedeelte zullen we gebruik maken.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 april 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 april 1892

De Heraut | 4 Pagina's