GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

MELCHOR BALTHAZAIS.

Tegen de Duits che grenzen aan ligt het aloude graafschap Zutfen, waartoe het stadje Winterswijk behoort. Hier is Melchior Balthazais pastoor geweest. Sints hem echter door de genade des Heeren de oogen geopend waren, had hij het Pausdom verlaten en was Gereformeerd predikant geworden te Meppen, waar hij gaarne als Evangelieprediker gehoord werd door de Gereformeerden. Bovendien deed niemand, hoe vijandig tegen zijne beginselen ook gekant, hem eenig leed, wat vooral voortvloeide uit het feit, dat de gouverneur dier plaats, de overste Lembach, op zijne hand ts^as en hem ondersteunde. Van dezen invloed maakte Balthazais ook een goed gebruik, daar hij, zoo dikwijls hij dit kon, voor de burgers in de bres sprong bij den overste en hen hierdoor van den overlast der soldaten verloste.

Terwijl hij als prediker te Meppen vertoefde, stierf iemand van zijne familie, hem als zijn erfgenaam al het zijne achterlatende. Toen Balthazais den boedel in orde maakte, vond hij een boek van den overledene, waarin nog verscheidene oude en nieuwe schulden waren aangeteekend. De erfgenaam trachtte de schulden geïnd te krijgen. Van sommige gelukte hem dit dadelijk, van anderen met meer moeite. Eindelijk waren er nog die weigerden te betalen. Tegen dezen zocht Balthazais hulp bij den rechter. Hij zag zich echter bedrogen in de onpartijdigheid der rechters, daar zij zich om de rechten der ketters niet bekommerden, wat hem de onvoorzichtige taal ontlokte, dat hij de hulp van Lembach en zijne soldaten zou inroepen. Immers zoodra dezen de stad Meppen verlaten hadden, begaven zich de vijanden naar den overste der Jezuïten, Ophaus, en vertelden hem wat Balthazais gezegd had. De jezuït beloofde, dat, indien hij den ketter, die, zonder toestemming van den vorst des lands, gepredikt had, in handen kon krijgen, hij hem voorbeeldig zou straffen.

Die dreiging werd onzen prediker door eenen zijner vrienden overgebracht, zoodat hij Meppen verliet en zoolang wegbleef, tot hij, volgens zijne vrouw, gerust terugkeeren kon. Nauwelijks was hij in de stad, of hij werd gevangen genomen. Hij wilde een borg stellen, het werd hem geweigerd, hij vroeg een advokaat, niemand durfde Balthazais' belangen te verdedigen en die het ten laatste op zich nam, deed het zoo schoorvoetend, dat hij daar eer na-dan voordeel uit verkreeg.

Intusschen bleef de gevangene in den kerker. Hij bracht er vele en moeielijke dagen door, totdat hem den 27en September het doodvonnis werd aangezegd. Zich van geen schuld bewust riep Balthazais, bij het hooren hiervan, uit: »AIs ik Eterven moet is het niet omdat ik gezegd heb dat ik mijne zaak aan den overste Lembach wilde overdragen, maar omdat ik de Gereformeerde religie belijd en daarin door genoemden overste beschermd werd." Een reden werd gezocht tegen den gevangene om daarmee de eigenlijke reden te bedekken. Dit bleek duidelijk, toen de jezuït nog dien zelfden avond den kerker betrad en met zijn kapelaan den ganschen nacht al zijne krachten inspande om den veroordeelde van de waarheid van Gods Woord af te brengen. Het gelukte hem echter niet, zelfs al dreigde hij hem, dat er geene genade voor hem zou zijn, indien hij niet de mis wilde houden. Waarop Balthazais antwoordde: »Over mijne ziel hebt gij geene macht, die beveel ik Gode mijnen Zaligmaker aan en offer die aan Hem op, stervende voor de belijdenis der ware religie, Wat gij overigens met mijn lichaam wilt doen, moet gij zelf weten.

Zoo ging de nacht voorbij en brak de morgen van den 28en September aan. Omstreeks elf uur werd de gevangene uit den kerker gehaald, nadat hem nog eerst het misbrood was aangeboden. »Nu noch in eeuwigheid wil ik het Roomsche Sacrament ontvangen", was het antwoord van den martelaar op het aanbod. Ook op het hem voorgelezen doodvonnis, waarbij hem de woorden, over den overste Lembach gesproken, als halsmisdaad waren toegerekend, riep hij luide: »Men doet mij ongelijk en geweld aan." Op den weg naar de strafplaats had de martelaar nog veel te lijden van den jezuit, die hem steeds trachtte van de waarheid Gods af te brengen. Toen hij op de brug tusschen de rivieren Haes en Ems stond, waar het vonnis aan den veroordeelde voltrokken zou worden, weigerde hij met den geestelijke mede te bidden. Maar toen deze zijn gebed geëindigd had zong en bad hij alleen. Daarna zich richtende tot den jezuit vroeg hij, of er geen genade van menschen voor hem was. Het antwoord was ontkennend, waarop hij uitriep: »Dan verwacht ik genade bij God mijn hemelschen Vader om Zijns lieven Zoons, mijns Zaligmakers wil, aan wiens barmhartigheid ik niet twijfel." Nauwelijks had hij dit gezegd, of de beul volvoerde het vonnis en sloeg den martelaar het hoofd af.' Dit geschiedde den 28en September van het jaar 1624.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 september 1892

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 september 1892

De Heraut | 4 Pagina's