GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXXVI.

MACE MORCAU.

Toen Macé Morcau God begon te vreezen, verlangde hij onderwezen te worden in de kennisse van den Bijbel. Hiertoe begaf hij zich naar Geneve, waar zoodanige verandering bij hem plaats vond, dat hij van een voorstander van beelden een colporteur in bijbels werd. Op zekeren tijd begaf hij zich, beladen met verscheidene bijbels, naar Frankrijk, om ze er te verkoopen of uit te deelen. Op deze reis trok hij door Troyes in Champagne. Daar kwam hij bij het uitgaan van de kerk van St. Jean in aanraking met zezeren Nicolaas Vaultherin, een mutsenmaker, gemeenlijk de groote Colos genoemd. Het daarop gevoerde gesprek deed Vaultherin spoedig begrijpen, met wat voor een man hij te doen had. Hij deed zich dadelijk voor als een der voorstanders der reformatie en nam hem meê naar zijn huis. Macé bemerkte niets van die veinzerij en sprak al vrijer en vrijer met hem over den Heere, hem ten slotte een bijbel aanbiedende. Nauwelijks had Vaultherin het boek ontvangen of hij pakte Macé beet en bracht hem regelrecht naar Mare Champy, toen ter tijd halsrechter van Troyes. Deze ondervroeg den gevangene, beval dat diens boekenbundel zou worden gehaald en gevisiteerd in zijne tegenwoordigheid. Wat toen te voorschijn kwam was genoeg om Macé naar de gevangenis te verwijzen. In de koninklijke gevangenis van Troyes lag de martelaar, zijne voeten in boeien. Op zekeren dag bezocht Champy hem in den kerker, bij welke gelegenheid hij hem ondervroeg over verschelde punten der leer. Hierop gaf Macé een ondubbelzinnig antwoord. Korten tijd daarna werd hij veroordeeld om levend verbrand te worden, door den halsrechter, die korten lijd te voren zich Christen noemde, maar sints Epicurist werd. Hij wilde Macé dwingen zijne vrienden en medebelijders te noemen. Hiertoe werd hij wreed behandeld, maar men vorderde niets met hem. Te inidden der ontzaggelijkste pijnigingen riep hij: sRechter, gij kwelt mij en zult toch weinig winnen." Voordat hij naar de strafplaats gevoerd werd, vroeg hij hem zekeren Morel, Franciscaner monnik uit het klooster van Troyes, te zenden. Hij deed dit, omdat Morel een man was, van wien men wist dat hij God vreesde, ofschoon hij tot zijn uitbraaksel was teruggeleid. Aangezien Morel op dat oogenblik afwezig was, zond men hem , een anderen Franciscaner, Bezancon, toe. Morcau vroeg, of hij Morel was. »Neen", was het antwoord. Hierop zeide Morcau weer: „Indien gij Morel niet zijt, ga dan, als 'tu belieft, weg, want gij kunt mij niet van dienst zijn." Bezancon was met dit antwoord niet tevreden en vroeg of hij biechten wilde. »Dank u", hernam Morcau, »want ik biecht mijne zonden niet aan een zondig mensch als ik zelf ben, om vergeving te krijgen. Ach ga heen, ga heen, gij zult niets op mij verwinnen." Bezancon ging heen; daarop kwam Salius, die de hoop koesterde onzen martelaar van den weg des levens af te brengen. Doch ook hem vroeg Morcau, of hij heen wilde gaan. Salius vroeg hem of hij aan een God geloofde. »Wel zeker", was het korte antwoord van den martelaar. Hierop zeide Salius de 12 geloofsartikelen, waarop Morcau hem vroeg: »Wat wilt gij hierbij nog voegen, bevat het niet alles wat tot onze zaligheid noodig is ? Is er nog meer noodig? Zou Christus ons niet genoeg verklaard hebben, wat tot onze zaligheid van noode is? " Salius wist niet (wat hij antwoorden moest en ging heen, Macé scheldende en schimpende. Doch de Heere vertroostte hem. De arme martelaar droeg aan zijne voeten ijzers die zijn vleesch openreten. Dat deed hem pijn. En hij riep: »Ach, ach, ondeugend vleesch, wat zijt gij oproerig."

Toen hij naar de strafplaats werd gevoerd, dankte hij God voor zijne genade en trouw, zong een psalm, waarmee hij voortging, totdat de vlammen hem verstikten.

TUOIHAS DE ST. PAUL.

Geneve is voor vele Fransche geloovigen van Frankrijk de moeder geweest die zich over hen erbarmd heeft en onderwezen in de ware leer. Tot dezen behoort ook Thomas de St. Paul, van Soisson geboortig. In 1549 was hij met zijne moeder en broeder en een groot getal zijner bloedverwanten naar Geneve gegaan. Twee jaren toefde hij er. In 1551 deed hij eene reis door Frankrijk voor particuliere zaken. Deze reis was hoogst gevaarlijk voor hem, want hij kon nooit zwijgen als hij godslasteringen en andere zonden opmerkte, onder andere in de herbergen, waar hij logeerde. Toch kwam hij veilig en wel te Parijs. Toen hij daar op zekeren dag bezig was iemand iets te verkoopen. hoorde hij deze verschrikkelijk godslasteringen uitbraken. Dit was hem te veel. Hij bestrafte den man ernstig, maar deze werd er door verbitterd en hield hem voor een Lutheraan. Daaroni liet hij hem bespionneeren en toen hij wist, waar hij woonde, zond hij naar Jean André. een man, vrij wel bekend om zijn wreedheid tegen de ware belijders van den Heere. Thomas werd gevangen genomen en spoedig werd tegen hem een proces gevoerd. Het eind was dat hij veroordeeld werd om levend verbrand te worden, op grond van stijfhoofdigheid in de door hem geleerde dwalingen. Thomas onderwierp zich aan zijn vonnis. Dreigingen noch beloften konden hem van zijn geloof af brengen, want God versterkte hem. Ook deelde hij de namen zijner medebelijders niet meê, tenzij hij wist dat zij buiten het bereik hunner vijanden waren. Desniettemin stelden de wreede rechters alle pogingen in het werk om hem de namen der geloovigen te doen noemen.

Doch Thomas hield vol. Nadat hij ter dood veroordeeld was, bracht men hem naar de meest bekende plaats der stad, de place Maubert, om levend verbrand te worden. Naast hem liep Maillard, een lid van de Sorbonne, die hem het leven aanbood, indien hij herriep. Thomas.verklaarde liever 10, 000 dooden te willen sterven, dan Christus verloochenen. Intusschen werd het vuur ontstoken. Thomas voelde zijne uitwerking aan zijn lichaam, Maillard beloofde hem nogmaals zijn leven te zullen redden. Maar God deed onzen martelaar doof blijven voor alle beloften. »Ik ben op weg naar mijnen Heere, houd mij niet meer op", riep hij. Zoo stierf Thomas de St. Paul na den goeden strijd gestreden te hebben te Parijs den i9den September 1551.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juli 1893

De Heraut | 2 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juli 1893

De Heraut | 2 Pagina's