GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hervormd of Gereformeerd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hervormd of Gereformeerd

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hervormd of Gereformeerd Oas optreden als Gereformeerde kerken in Nederland heeft zekere bezorgdheid teweeg gebracht in het Synodale Genootschap. Bezorgdheid, niet, dat vn] aan dit Genootschap de eere en de kracht der Gereformeerde beginselen, der Gereformeerde Belijdenis, of der gezuiverde waarheid zouden betwisten of ontrooven; maar bezorgdheid voor het rustig bezit van ^eld en goed. Het is nu eenmaal de vloek die op dit Genootschap rust, dat geld en goed steeds op den voorgrond traden, en dat de handhaving in het bezit van goederen en gelden hoofdbemoeienisse blijft en band van een-" heid vormt.

Geestelijk is dat Genootschap wat men noemt onverschillig. Hst heeft nauwelijks voorkeur. Het kent, de Doleerenden nu uitgezonderd, antipathie noch sympathie. Oi liever nog, het kent wel voorkeur, want een Moderne als, Perk kan Synodaal president worden, terwijl een Synodaal van Gereformeerde belijdenis dat nook werd. Maar het systema, het Synodale stelsel althans, is geestelijls indifferent te zijn. Voor ot tegen den Christus. Voor of tegen de Schrift. Voor of tegen de Belijdenis. Och, het raakt al in deze Haagsche Synode de koude kleêren niet.

Maar als het op het geld en het goed, als het op stoffelijke belangen en bezit aankomt, dan verdwijnt deze onverschilligheid plotseling geheel. Dan wordt het in deze koude, kille omgeving opeens w^rm.

Dan zijn allen het eens.

Dan slaan allen saèin de handen ineen.

Dan ontplooit men een vindingrijkheid en activiteit die soms verbaast.

Zoo ook nu weer.

Onze titel van „Gereformeerde kerken" kon soms, over een eeuw of meer, als heel andere toestanden geboren en heel andere mannen aan het roer zullen zijn, gevaar opleveren voor het rustig bezit van geld of goed.

En zie, nu is men op eenmaal gereed, om zelfs in eigen naam en hoofdtitel deze gewichtige wijziging te brengen, dat men overal achter „Hervormd" in zal voegen: , ., ofte Gereformeerd."

In onze schatting is dit natuurlijk een zeldzaam schoone hulde, die aan onzen jarenlangen strijd voor den naam „Gereformeerd" gebracht wordt.

Steeds hebben we betoogd, dat de naam » Hervormd" of „Herformd" dagteekende uit den boozen tijd van verval, dien men in de tweede helft der vorige eeuw doorleefd heeft.

Dat. vervangen vaa den naam van „Gereformeerd" door „Hervormd" was een opzettelijk breken met de historische lijn; het toebrengen van een knak aan ons geschiedkundig verleden.

Het was door en door revolutionair. Toen wij dan ook den stïijd voor den Gereformeerden naam weer aanbonden, antwoordde mea ons volstrekt niet, dat Hervormd of Gereformeerd lood om oud ijzer was; maar rnen nam het met warmte, zelfs in min of meer orthodoxe kringen, voor den naam Hervormd op, en schimpte op den Gereformeerden naam als op een versleten meubel uit het museum onzer kerkelijke an'iquiteiten.

I^ het dan niet een kostelijke overwinning, die ons oorzaak tot vreugde biedt, dat thans reeJs, nog geen twintig jaar nadat die strijd voor den Gereformeerden naam onzerzijds werd aangebonden, zonder één enkele uitzondering alle kerken, die iervoor in aanmerking komen, officieel den schoonen Gereformeerden naam weer opnamen, en dat nu ten slotte, nogal onder eiding van Dr, Bronsveld, ook het Synoale Genootschap hiertoe overging?

Er wordt nu toch erkend, dat „Hervormd" geen betrouwbare naam meer is, en dat men veiliger woont onder den Gereformeerden naam.

Dit nu roept ongemerkt den historischen zin weer wakker.

Loochening van den Christus in den presidialen zetel van een Hervormde Synode, stuit niet. Maar loochening van den Christus in den presidialen zetel van een Gereformeerde Synode, dat vloekt.

Er ligt in zulk een naam kracht. Er gaat ongemerkt een electrische stroom van uit.

En al is het dan ook door de heeren in Den Haag anders bedoeld, de uitkomst zal toonen, dat ze door deze gewichtige naamsverandering in niet geringe mate óns in het gevlei komen.

Bijna nimmer kon bij de poor(e der Haagsche Synode door ons de tol van dankbaarheid betaald worden. Ditmaal doen we dit.

Grondbelasting.

De aandacht van wie zulks in de Gereformeerde kerken aangaat mag wel gevestigd zijn op het nieuwe wetsontwerp tot regeling van de Grondbelasting, dat door minister Pierson is ingediend.

In dit ontwerp toch wordt met milde hand voorgesteld vrijdom van grondlasten te blijven verzekeren, of voor het eerst te verzekeren, aan alle kerken, pastorieën, philanthropische stichtingen en scholen.

Dit nu juichen we toe.

liad minister Pierson bij de Bedrijfsbelasting gelijke vrijgevigheid toegepast, hij zou zich veel vijanden gespaard hebben. En toch is er ook nu v/eer een kink ia den kabel.

Wat namelijk de kerken en pastorieën aangaat, wil hij dien vrijdom alleen zien toegekend aan „kelkgenootschappen", die voldaan hebben aan tweeërlei conditie.

Ten eerste hieraan, dat gevolg is gegeven aan de bepalingen van de Wet van 1853 op de kerkgenootschappen.

Nu, dit levert, ook al wraken wre den titel van die wet, geen. onoi^erkomelijk bezwaar op.

Maar bovendien stelt hij den tweeden eisch, dat zulke kerkgenootschappen ifechtspersoonlijkheid zullen bewijzen te lezitter; iets wat blijkbaar bedoeld is naar den regel van de Wet van 1855.

Il deze bepalingen nu schuilt een zeer ernst'g gevaar,

Di zaak der rechtspersoonlijkheid ten onzent is gebrekkig geregeld.

De: weg dien de Wet van 1855 openstelt, om ze te verkrijgen, is voor kerken, die haar karakter als kerk van Christus niet verloochenen willen, onbruikbaar. Hoe tocii wilt ge als vereeniging voor 29 jaar laten optreden een kerk, die van gesiÊcht tot geslacht bestaat, en vsraartoe men reeds behoort door geboorte? z k

Had nu de O/erheii voor kerken een tweeden, met haar karakter niet strijdigen weg geopend, zoo ware er geen nood.

Dit deed de Orerheid inïusschen niet. De kerken kunnen dus alleen als feitelijke verschijningen rechtspersoonlijkheid bezitten, evenals de personae physicae. Maar juist dat wordt haar door de bovendrijvende jurisprudentie nog vaak betwist. k g

Ging dit ontwerp in dezer v^ege door, s dan zou alzoo het onrecht kunnen geboren worden, dat juist die kerken, die geheel in l eigen onderhoud voorzien, opnieuw financieel bezwaard werden, terwijl de kerken s die toch reeds financieel zoo onevenredig door de Overheid bevoorrecht werden, op­ i nieuw een privilege ontvingen.

Stellig zal hierop.in de Tweede Kamer wel gewezen worden. d

Een man als Donner zit voor niet. er ook niet

Maar toch rijst de vraag, of de kerken zelve stil moeten zitten, en of er geen aanleiding is, om, eer het te laat wordt, den niet onwilllgen Minister althans in te lichten met opzicht tot het onrecht dat hij dreigt te begaan.

Yan Raalte.

Te Nijkerk bij Callenbach is een uitvoerige biographic van wijlen Dr. A. C. van Raalte uitgekomen; van den man die, gelijk op den titel staat, bekend is als een van de „vaderen" der Scheiding en tegelijk als stichter van de Hollandsche kolonie in Amerika, Michigan.^

Schrijver van deze breed opgezette, uit oorspronkelijke stukken opgemaakte, en keurig uitgevoerde biographie is DJ. Henry E. Dosker, dezelfde die in 1887 nog ons vaderland bezocht, en thans predikant is te Holland, Michigan.

Zijn werk beslaat ruim 300 bladzijden, en is geschreven in bezielden, schoonen stijl. Dat nu Van Raalte een buitengewoon man was, weet men ook ten onzent nog wel, ook al is het ten slotte, helaas, tot een breuke tusschen hem en de toenmalige Gereformeerde kerken hier te lande gekomen. Zijn aard, aanleg en inborst maakten hem veel minder geschikt voor het stille s leven in onze altoos eenigszins benepen en kleingeestige Nederlandsche toestanden. Hij was als geschapen voor het avon­ b tuurlijke leven, en als aangewezen om in o het wilde woud van Michigan a's kolonisateur op te treden. b h

Eers toen hij d^ar was, kwam de macht van zijn persoonlijkheid in haar volle lengte en breedte uit. Eerst in het vrije land kon hij lang en breed zijn wieken uitslaan. En eerst daar heeft hij kunnen tooz v nen, wat één man, mits zijn hoofd helder en zijn wil van staal is, vermag.

Ds. Dosker teekent zijn beeld niet onjuist in deze korte trekken:

Een waardeerings oordeel te vellen over Van Raalte is betrekkelijk gemakkelijk, omdat de punten waarover zulk een oordeel gaan moet, opvallend zijn in zijn karakter en leven.

Als LEIDER was Van Raalte een man vol van de meest bewonderenswaardige versaliteit. Hij had op maatschappelijk gebied blijkbaar iets van het Napoleontische. Als volksleider hield hij de menschen aan het werk. Hij gaf hun geen tijd om te peinzen over hunne treurige omgeving en schijnbaar hopeloos verschiet, in de eerste sombere dagen, der koloniale geschiedenis.

schiedenis. De - ivolksvergaderingen^' waren er op aangelegd om de kolonisten hun taak en hunne verantwoordelijkheid te leeren verstaan en Waardeeren. Nu eens dit dan weer wat anders ontsproot uit het vruchtbaar brein van den leider, waardoor de hoofden en harten bezig gehouden werden.

Nu waren het de civiele rechten en plichten, dan weer kerkelijke dingen; van daag weezen, morgen het gevaar van onmatigheid en de bestrijding van den eenigen drankslijter in de kolonie; altoos iets nieuws en iets ingrijpends.

Als er gepleit moest worden te Lansing ging Van Raalte er heen, en toen de vraag van een geschikte haven, om de produkten der kolonie te kunnen kwijtraken te berde kwam, was het weer Van Raahe, die benoemd werd, den 6den Mei, 1858, als president van de •»Haven Board: ' Hij leefde met allen meê.

Met de boeren handelde hij over den grond en de geschikte bearbeiding er van; met den werkman over zijn gereedschap; met dan handelaar ovtr den toestand der markten; met den geleerde over wetenschappelijke dingen.

Ds. D. Broek beschrijft hem als volgt: «hij bezat een deftig vooikomen en vorstelijke houding, die onwillekeurig ontzag inboezemden. Hij kon scherp bestraffen maar ook teeder troosten. Hij was een n? an met een sterke wilskracht en onverschrokken moed, doch tegelijkertijd bezat hij e'en zeer gevoelig en medelijdend hart." •^

Deze penneschets van Van Raalte's karakter, door een die hem kende en door hem onderwezen werd, wien hij «de eerste onder vele broederen" steeds bleef, schijnt bijna in tegenspraak met de mogelijkheid der b. g. versaliteit, en toch bezat hij die.

Hij was geneesheer en accoucheur; maar kon ook helpen als er wat te timmeren viel, al naarmate de nood het eischte.

God had hem voor dit werk wonderlijk bekwaamd.

Als leider, ik herhaal het, lag zijne sterkte er in dat hij de menschen altijd door bezig hield. Toen de eerste groote koloniale vragen beslecht waren, was het ««f? School^' en toen eindelijk de parochiale school dood was, was het Tde Zending.'''

Zoo beslist 'zette hij deze zaak door dat hij aan zijne gemeente voorstelde — i> om ten minste EEN zendeling zelf te zenden en om door dit voorbeeld de Classis aan te moedigen om deze zaak eenparig te behandelen." i)

Biljetten werden gedrukt en door de gemeente rond gebracht. Hij zelf gaf er land voor. Een zendingsschip zou gebouwd worden, wat niet al!

Tot op korten tijd geleden lag de rottende kiel van dit vaartuig, dat nooit gebouwd werd, aan den oever van ons binnenmeer. Men spotte er meê.

En toch, in dat ongebouwde schip zeilde menigeen van onze jeugdigen naar de heidenwereld. Ons zendingswerk werd onze roem en kroon, als volk.

Toch was ook sijn levenspad niet met rozen zonder doornen bezaaid. Deels lag hiervan de oorzaak in hem zelven, deels in de verschillende stroomingen waartusschen hij beklemd raakte.

Zijn levensideaal heeft hij dan ook slechts ten deele verwezenlijkt gezien.

Maar welke antipathieën hij ook bij zijn leven tot soms in den kring zijner naaste broederen opwekte, en ook hier te lande bij sommigen achterliet, thans reeds, zoo kort na zijn dood, gevoelt en erkent toch een ieder, dat in Van Raalte een singulier man van ongemeene kracht was opgetreden, en dat de Hollanders in Michigan scliier al wat hun kolonisatie aanbiedt, aan hem hebben te danken.

Of het niet beter ware geweest, dat de groote „trek" door hem niet ware uitgelokt, althans niet aangemoedigd, wagen we niet te beslissen.

Voor velen die destijds zich hier beklemd en onrustig gevoelden, werd de toestand ondraaglijk.

Ze zagen niet in, waarom zij in een vaderland blijven zouden, dat hun de Calvinistische belijdenis, waardoor Nederland groot was geworden, als schuld toerekende. Ze gingen niet, gelijk thans zoovelen, om brood te zoeken voor zich en hun gezin, maar veeleer gelijk onze ballingen in 1550, om vrijelijk hun God te kunnen dienen, en een toekomst Ie scheppen, waarin hun kinderen niet aldoor om hun religie zouden zijn achteruitgezet.

Het droeve is maar, dat al zulke „trekkers" de kleine kracht versnipperden. En. van achteren bezien zou men zoo zeggen: Men had óf allen moeten gaan, óf allen moeten blijven.

Want wel heeft het Calvinisme nog kracht ook in het cijfer, maar verspreid over Nederland, Amerika en Afrika, is het te gedeeld, en verspilt het te veel kracht, om den invloed te winnen, waarop het aanspraak heefr.

En toch, de Heere regeert.

Hij heeft een deel onzer broederen van ons genomen en naar Amerika uitgeleid. Waarom? En welk bestel hierachter schuilt? Eerst de toekomst kan het openbaren.

Maar ook waar dit ons nog een mysterie blijft, kunnen we er tóch voor danken, dat onze Hollandsche kolonie een zoo veel— beteekenend man als Van Raalte aan haar hoofd had, die reeds in zijn kloeke, veelzijdige, practische persoonlijkheid de eere van het Calvinisme ophield.

i) Kerk. Not, rste gem., i Jan. '63.

Christelijk of Gereformeèfd,

Nog één punt in Ploos van Amstels vlugschrift dient even aangestipt.

Hij doet hefc namelijk op blz. 28 voorkomen, alsof „Gereformeerd" een soort apart etiket was, dat iets anders bedoelde te zijn, dan zóó zuiver Christelijk als het ons in onze gebrekkige toestanden gegund is. Hij zegt er van:

Wij vragen. Wat is hoofdzaak: het drukken van het Gereformeerde stempel op het te geven onderwijs, als zoodanig, of het opleiden en doen opleiden van wege de herk des Heeren, als van eene moeder in Israël en wel van hare jongelieden, aan hare zorgen toehetrouwd? Gevoelt gij niet, dat eigenlijk voorop staat de roeping der Kerk, om als moeder op te tredenen zich aan te trekken de Christelijke opleiding der jongelieden. Het Gereformeerde is eene nadere kwalificatie van het Christelijke, tegenover de afwijkingen in de leer. Maar de Kerk heeft hare roeping als Christelijke kerk, ook indien wij leefden, in welke eeliw, of op welke plaats ook. De Kerk heeft de roeping, om te zorgen voor hare kweekelingen, al wisten wij niets van het eigenaardig karakteristieke van de Ger^eformeerden af. De kerk van Christus als zoodanig moet zorgen voor hare kinderen, waar zij zulke gevaarlijke wegen moeten bewandelen, dat zij als een trouwe moeder hare Jeugdigen onder hare Christelijke moederlijke hoede nemen moet.

Gevoelt gij niet, dat het drukken van een Gereformeerd stempel op het te geven onderwijs, hoe uitmuntend ook, niet genoeg geeft en dat daardoor een groote leemte veroorzaakt wordt, in de geheele opleiding der jongelieden. Zij moeten van de kerk een Christelijke o'^léiding genieten. En van zelf is die opleiding Gereformeerd en moet zij zulks zijn. Maar wat boven aan staat, is: een Christelijke opleiding, naar den eisch des Woords; daarna vragen wij, van welke kwaliteit is dat Christenlijke op kerkelijk gebied. En dan zeggen wij Gereformeerd. Wij vragen nu: Is het woord »Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag" genoeg ? En dan zeggen wij neen. Een geheel Christelijke opleiding moet gegeven en deze moet ook, gelijk van zelf spreekt Gereformeerd zijn. Maar de geheele opleiding moet naar eisch der Kerken, en naar de behoefte der jongelieden Christelijk zijn.

Dit herinnert aan de aloude kerk van Corinthe, Aan de vier üactiën, die toen ter tijd om het overwicht in die kerk streden. Aan hel roepen: Ik ben van Cephas, ik ben van Apollos, ik ben van Paulus, en ik ben van Christus.

Want natuurlijk, als de Gereformeerde religie zulk een sectarische strekking had en zeggen wilde: Christus is mij niet genoeg, ik moet er nog iets kenmerkends, iets van eigen vinding, iets van menschelijk maaksel bij hebben; en daarom, ik ben niet alleen Christen, maar bovendien nog Gereformeerd; dan zou broeder Ploos van Amstel met zijn protest volkomen in zijn recht zijn. Alleen zou hij zich dan veel, veel te swak hebben uitgedrukt.

Dan toch had hij niet mogssi zeggen: „Met dat Gereformeerde ben ik er nog niet. Voor^alle dingen moet het Christelijk zijn"; maar dan had hij in den naam des Heeren den Gereformeerden naam als sectarisch en van Christus afvoerend moeten bestrijden. Maar hoe dikwijls zal nog aangetoond moeten worden, dat van geheel deze onderstelling niets hoegenaamd aan is.' Ia Galvinisme en Revisie is dit nog onlangs gedaan. Ongetwijfeld, er zija lieden die den schoonen Gereformeerden naam misbruiken, en er een soort gemaniëreerd etiket uit knutselen. En had Ploos van Amstel alleen dezulken weerstaan, wij zouden hem dankbaar wezen.

Tegen zulk misbruik is men nooit veilig. Vraag maar eens, hoe ook de naam van Gkristelijk door Groningers en Modernen gebezigd wordt, om hun onchristelijk stelsel ingang te doen vinden.

Doch van zulk misbruik spreekt Ploos hier niet; hij handelt van het rechtmatig gebruik van den Gereformeerden naam, met name in den grondslag der Vrije Universiteit.

En in dien zin nu gebezigd, wat heeft men met den naam van Gereformeerd dan ooit anders bedeeld, dan ^C/^Z-Chrislelijk tegenover het min zuiverQ'm\s\.fX\'^0. En is dit zoo, hoe kan Ploos dan schrijven, ^ dat Gereformeerd niet genoeg is, dat het ' alles in de eerste plaats Christelijk behoort te zijn?

Als ik spreek van zuivere roomboter, zult ge dan antwoorden: Ja, maar dat is het ware nog niet, in de eerste plaats moet het roomboter zijn.'

Of gevoeU broeder Ploos dan niet, hoe hij, juist door die twee tegenover elkander te stellen, het misbruik van den naam »Gereformeerd" in de hand werkt, en zelf ingang geeft aan de valsche en onware voorstelling, alsof ooit hetgeen niet in merg en been Christelijk was, den naam van Gereformeerd mocht dragen?

Laat hij waarschuwen tegen splitsing van die beide; waarschuwen tegen eiken boozen waan, als mocht ooit iets als Gereformeerd geëerd, wat niet het merk van het „Christelijke" aan het voorhoofd draagt; en zijn woord zal weerklank vinden en zegen spreiden.

Maar door, gelijk hij hier deed, beide namen „Gereformeerd" en „Christelijk" als van elkaar te scheiden begrippen te nemen, voedt hij juist het kwaad, waartegen hij zeer terecht te velde trekt.

En zegt hij, dat „Gereformeerd" toch een woord is, dat aan een stelsel herinnert, sta hier dan de wedervraag, of hij dan sonder stelsel wil leven, d. w. z. in Babylonische spraakverwarring; alle begrippen dooreenmengend; zoo iets als het beeld van Nebucadnezar ?

Dat kan hij niet willen.

Ordelijke voorstelling gaat ook bij hem boven verwarde voorstelling van denkbeelden; en daarom kan hij stelselloosheid In het belijden niet boven een welgeordend stelsel verkiezen.

Of wat poogt onze Confessie, wat onze Heidelberger anders aan de kerken Gods te bieden, dan orde voor den chaos? Blijkbaar bedoelt Ploos dan ook iets anders. Hij gevoelt, dat het zuiver belijden niet in den hemel brengt, zoo ook de krachten des Koninkrijks onzen persoon en ons leven niet bezielen.

En daarom dringt hij er zeer terecht en met klem op aan, dat men met de verstandelijke overtuiging zich niet geborgen achte, en het historisch geloof niet verwarre met het geloof dat rechtvaardigt.

En dit nu is uitnemend!

Maar zoo zegge hij het dan ook; en in zijn ijveren voor de geestelijke genadekracht, pleite hij niet onnadenkend voor een chaotische verwarring van begrippen, die ons weer al de kracht der eenheid roovenzou.

Gereformeerd en Christelijk zijn nu eenmaal geen twee begrippen, die ge als tegenstelling voor het verstandelijke en geestelijke kunt bezigen

Christelijk moet ook onze belijdenis. Christelijk moet ook ons denken, Christelijk ook onze verstandelijke overtuiging zija, mits dan zuiver Christelijk, d. w. z. Gereformeerd.

En omgekeerd, Christelijk moet uw gemoedstemming. Christelijk uw verborgen leven voor God en uw openbaar leven voor de menschen zijn, mits dan zuiver Christelijk, d. w. z. Gereformeerd.

KUYPER

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 september 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Hervormd of Gereformeerd

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 september 1893

De Heraut | 4 Pagina's