GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Utrechtsche Kerkbode zet Ds. Fernhout zijne bespreking over het gebrek, aan ouderlitigen in dezer voege voort:

We zouden, na op de schreiende behoefte onzer Kerken aan gaven voor 't ouderlingschap en op het gebed tot den Koning der j Kerk, die alleen deze gaven schenkt, als de weg tot de vervulling van dezen nood, gewezen te hebben, nu ook verder onderzoeken wat ons daartegenover naar Gods Woord voorts te doen staat.

En dan komt daarbij stellig allereerst de vraag aan de orde: of de gaven, die ons, bij al ons gebrek, toch nog altoos door 's Heeren ontferming gelaten zijn, wel naarstig ^< ? ^öir/i/, dankbaar ^r^^Kaf en ernstig voor den dienst der Kerk opgeischt worden. Want natuurlijk, zoomin als in andere dingen, kunnen we ook in dezen hope hebben, dat we het meerdere van den Heere zullen ontvangen, zoo we het mindere niet erkennen en waardeeren.

Voor de Kerk geldt toch, zoowel als voor elk ambtsdrager en elk geloovige individueel, de vermaning des Apostels aan Timotheus: «verzuim de gave niet die in u is; " altoos naar den regel, dat we den dag der kleine dingen niet mogen verachten, en dat wie over |weinig getrouw is geweest, door den Heere over veel zal gezet worden.

Dit legt der Gemeente de verplichting op, om de gaven, welke de Heere voor de bediening van het ambt haar in hare leden schonk, met zorge op te sporen. Ze zijn haar gegeven; en het moet er haar ernstig om te doen zijn ze te'kennen, opdat ze zich niet aan ondankbaarheid jegens den Heere schuldig make, en zich zelve beroove van wat haar tot hare opbouwing genadiglijk werd geschonken. Een eisch, die te meer klemt naarmate de gaven schaarscher zijn.

En deze roeping rust dan allereerst op hen, die in het ambt staan. Hun taak gaat waarlijk niet op in het aanleggen van eigen gave tot den dienst der Kerk. De organische eenheid van het lichaam van Christus brengt mede, dat het niet gebaat is met den arbeid van enkelen, maar eerst tot gezonden wasdom komt als alle leden en in elk hd alle gave haar eigen plaats vindt en op die plaats tot haar eigen arbeid ingaat. Niet door alles zelf te doen en zoo de veerkracht bij anderen te verlammen, maar door, zelf arbeidend, anderen tot den arbeid te prikkelen en bij den arbeid te leiden vervult een kerkeraad zijne roeping. «Door alle voegselen der toebrenging, naar de werking van een iegelijk deel in zijne mate, bekomt het lichaam zijn wasdom tot zijns zelfs opbouwing in de liefde." (Ef. 4:16). Geldt dit reeds in 't algemeen, hoeveel meer ten aanzien van de bizondere gaven, die Christus schenkt voor het ambt. De Opzieners moeten haar opsporen. Ze moeten, met geestelijke kennis des onderscheids toegerust, de Gemeente pogen te kennen, haar bestudeeren, de haar geschonken gaven uitlokken, oefenen en in haar dienst trekken. Een moeielijke taak voorzeker; ook omdat ze gedurige aanraking Tnet en bestendig verkeer onder de leden der kerk eischt, waartoe het alleen komen kan door getrouw huisbezoek en nauwgezette zielzorg; doch waarvan, blijkens de brieven van den Apostel Paulus aan Timotheus geen Dienaar des Woords en geen Ouderling zich ontslagen mag achten.

De leden der Kerk hebben hier echter óók een roeping, vooral in de grootere Kerken en in tijden, waarin juist tengevolge van de schaarschte der gaven voor het ambt, het getal en de krachten der ambtsdragers bij lan^e na niet evenredig zijn aan den arbeid. Zij moeten, zoowel als hunne eigene, ook elkanders gaven zoeken te kennen, In den regel zullen zij dit, vooral bij eenigszins nauweren omgang, veel gemakkelijker kunnefi : dan de kerkeraad. En dan behooren ze op de gaven, die zij bij den broeder vonden, aanstonds de aandacht van den kerkeraad te vestigen. Iets wat te meer noodig is, als de verkiezing van ambtsdragers — gelijk nog steeds het meest gewenscht schijnt en ook wel doorgaans, althans voor grootere Kerken, het meest gewenscht zal blijven — geschiedt uit een dubbel getal 4por den Kerkeraad gesteld.

We houden ons overtuigd, dat zoo de kerkeraden en de gemeenteleden saam dit doel hunner roeping ernstiger ter harte namen er nog heel wat gaven gevonden zouden worden, waarvan men nu het bestaan zelfs niet vermoedt.

Doch natuurlijk moet daarvoor allereerst levendige belangstelling, innige liefde en warme ijver voor den bouw van 's Heeren huis aanwezig zijn. Want wie zich over de Kerk des Heeren en haar dienst niet bekommert, zoekt voor haar deze gaven niet. Die zal ze zelfs, waar hij ze ongezocht ontmoet, niet eens opmerken.

Daarenboven eischt het ook eene mate van ootmoed, die, helaas, maar al te zeldzaam is; het vertrouwen n.l. dat de Heere een broeder gaven geschonken kan hebben, die Hij óns onthield, en de nederigheid om dit, waar het blijkt, dan ook te erkennen. Voorwaar geen geringe genade en die wellicht even schaarsch is als de gave voor het opzicnersambt. Van nature toch staan we er zóó aan toe, dat we, juist andersom als de Heere ons zegt dat het zijn zal, onszelven altoos uitnemender achten dan den ander, en er ook door de tastbaarste bewijzen niet van te overtuigen zijn, dat een ander voor eenige t; uik geschikter zou zijn dan wij zelve. Wellicht staat geen zonde ons meer in den weg om 't goede voor Sion te zoeken dan deze dwaze en belachelijke inbeelding. Die inbeelding nu moet ernstig bestreden worden, zullen we de Kerk niet benauwen met onze eigene ongeschiktheid en tegelijk berooven van de uitnemende gaven onzer broederen.

En wiiar nu zoo de gave Gods in den broeder ontdekt werd, daar moeten we haar ook eeren en voor den dienst der kerk aanvaarden, zonder ons door allerlei kleinzielige bedenkingen daarvan terug te laten houden. Natuurlijk móet ook de wandel van wie tot het ambt geroepen zal worden sierlijk zijn en mag eveneens zijn persoonlijkheid niet in den weg staan aan zijne bediening. Maar, zonder dit te vergeten, moeten' we nu wel ernstig toezien, dat we hier niet in plaats van den objectieven maatstaf des Woords, dien van onzen persoonlijken smaak en voorkeur laten gelden.

De ervaring leert dat dit maar al te veel vergeten wordt. Keer op keer valt het met feiten te bewijzen, dat men zijn stem voor 't opzienersambt op A of B uitbracht, niet omdat men hem naar den maatstaf des Woords geschikter achtte dan C of D, maar omdat" men hem nu eenmaal iever jnocht. Eigenlijk rekent men C of D veel bekwamer, maar men heeft eens wat met hem gehad, men heeft nu eenmaal iets tegen hem, tets dat zich zoo niet noemen laat enz.; en daarom vereert men hem niet met zijn stem. Om nu niet te spreken van nog veel lager motieven, die somtijds den doorslag geven. Een schrikkelijke zonde. Alsof niet juist een deugd kon zijn in den broeder, wat mij het meest in hem hindert! Ach, hoe menigmaal wordt rechtvaardigheid tot misdaad gerekend, vooral door den schuldige; hoe dikwerf mannelijke moed en doortastendheid door slappe zielen uitgekreten voor heerschzucht en hardheid, en omgekeerd teederheid en zachtmoedigheid door forsche naturen versleten voor zoetsappige wekelijkheid. Zoo oordeelen we slag op slag een onrechtvaardig oordeel; en, laten we ons daardoor leiden in de keuze van ambtsdragers, dan brengt het bovendien nog de zonde mede, dat we de Kerk des Heeren onzen smaak opdringen waar 't Woord des Konings alleen beslissen raag, en haar van de gaven berooven, die Christus haar schonk, alleen omdat ónze majesteit het niet goedvindt dat ze die genieten zou.

Deze nuchtere, en toch zoo aangrijpende beschouwing, kan veler zonde ontdekken.

Het is, helaas, maar al te waar, dat men schier enkel ziet op den persoon, die met het ambt bekleed is, en niet op het ambt dat Christus als Koning op hem gelegd heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1894

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1894

De Heraut | 4 Pagina's