GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteit.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na voorafgegaan te zijn door een ure des _gebeds, gehouden in de Keizersgrachtkerk alhier, waarin voor een talrijke schare Dr. L. H. Wagenaar van Arnhem en Ds. P. J. Wijminga uit Zaandam optraden, werd Zaterdagmiddag van de vorige week in de Schotsche Zendingskerk door Prof. Eutgers het rectoraat overgedragen aan Prof. Mr. D. P. D. Fabius, met eene rede, die weer door een talrijke belangstellende schare '.verd aangehoord.

Spreker begon met eene korte herinnering aan Luthers verwerping van het Canonieke recht, en aan den strijd dien hij daarover te voeren had met de juristen van zijn tijd; om er daarna O!) te wijzen, dat die strijd thans in zeker oplicht vernieuwd wordt door een zeer belangrijk wetenschappelijk werk van den laatsten tijd, dat ten doc-I heeft, kerk en recht als volstrekt onvereenigba.ir voor te stellen. Daartegenover wenschte hij dit, aan hem opgedragen, vak van wetenschap te verdedigen; en wel door te spreken over het kerkrecht^ in zoover het de kerk met het recht in verband brengt.

Op de aankondiging van hot onderwerp volgde eene korte kenschetsing van het boek, waarin thans het kerkrecht werd aangevalien, het »Ku'chenrecht" van Dr. R. Sohm, hoogleeraar in de rechten te Leipzig. Dit werd zeer geroemd, in allerlei opzicht, inzonderheid om vele kerkhistorische onderzoekingen, om de besliste door-Vï'erking van des schrijv^ers geloofsbeginsei, en om den schoonea vorm; waarbij ook gewezen werd op de groote waardeering, die het nu reeds gevonden heeft. Alleenlijk, de hoofdgedachte kon. niet worden toegestemd.

. Deze was vervat in de stelling, dat het recht als zoodanig met het wezen der kerk in strijd is; en hiervoor was in hoofdzaak als bewijs aangevoerd: i. dat alle recht formeel is, terwijl voor de kerk niet de vorm, maar het wezen alles afdoet; 2. dat alle recht een dwingend karakter heeft, terwijl in de kerk niet de dwang, maar de vrijheid en de liefde heerschen; en 3. dat alle recht van en voor de wereld is', terwijl het karakter der kerk zuiver geestelijk is.

, Daartegenover werd door Spreker ontwikkeld: ad lum., dat vorm en wezen op zichzelf niet met elkander strijden, maar juist ten nauwste samenhangen, «n dat bep: |aldelijk het kerkrecht, mits naar Gereformeerde opvatting, vorm en wezem zóó vereepigt, dat het wezen den vorm geheel Vi.oheersïk, en zelfs in den vorm mede opgenomen is; ad 2«; «, dat, wanneer het recht met dwang gepaard gaat, gelijk b.v. op staatsgebied het geval is, dit niet voortvloeit uit het wezen des rechts, maar uit der menschen onwilligheid om zich daaraan te onderwerpen; dat in de kerk, als de vergadering der geloovigen, in beginsel niet te rekenen is op verzet, maar het recht wordt gehandhaafd door eene vrije gehoorzaamheid die uit liefde voortkcmt; en dat, ook waar in de kerk door de werking der zonde aan het recht wordt tekort gedaan, de kerk toch niet straft of tot gehoorzaanaheid dwingt, maar integendeel zooveel mogelijk zoekt te overtuigen, en als dit niet baat, het recht handhaatd, door met zulke schending geenerlei gemeenschap te houden; en ad ytm^ dat bij de tegenstelling, die gemaakt wordt tusschen kerk en recht in het algemeen, belde in hun wezen miskend worden; dat aan die miskenning eigenlijk de oude Doopersche beschouwing ten grondslag ligt, en dat daartegenover de Gereformeerde beschouwing is te handhaven; volgens v/elke de kerk niet eene nieuwe schepping is, maar de door God herschapen menschheid zelve, bestemd om zich hier op aarde te openbaren in den vorm van menschelijke samenleving, waarvoor ook de H. Schrift zelve reeds de beginselen aangeeft; en volgens welke het recht niet uit den mensch, maar uit God zijnen oorsprong heeft, zoodat wel zijne opvatting of zijne handhaving, maar niet zijn wezen zelf met het wezen der kerk kan in strijd zijn.

Ten slotte werd nog opgemer-kt, dat de aanklacht van Dr. Sohm zeker alleszins grond heeft tegenover de door hem beschrevene stelsels van kerkrecht, maar eigenlijk aan de Gereformeerde opvatting juist ten goede komt; en dat dus dit kerkrecht is te handhaven; niet alsof het in staat was aan de kerk te geven wat alleen Gods Geest haar kan schenken, maar om aan het samenleven der geloovigen zulke leiding te geven, als het wei-wezen van de kerk vereischt.

Bij het hierop volgende overzicht van hetgeen er in het afgeloopen Academiejaar belangrijks geschied was, werd allereerst gesproken van het groote verlies, dat de Vrije Universiteit geleden had, door het overlijden van den Directeur G. H. Thomassen h. Thuessink van der Hoop, voor wien nu de heer C. M. E. van Löben Sels was in de plaats gekomen, en van den President-Curator Mr. L. W. C. Keuchenius, aan wier beider nagedachtenis rechtmatige hulde gebracht werd; voorts met blijdschap vermeld, dat Prof Kuyper, thans nog afwezig ten gevolge zijner ernstige krankheid, denkelijk weldra tot zijn arbeid, waarin hij als leider door geen ander te vervangen is, geheel hersteld zal kunnen terugkeeren; en eindelijk medegedeeld, dat het aantal studenten, bij den aanvang des jaars 90 bedragende, in den loop des jaars verminderd is met ï2 en vermeerderd met 5, zoodat het thans 83 is, waarvan r4 voor de Rechten, 58 voor de Godgeleerdheid, en n voor de Letteren ; waarbij nog werd opgemerkt, dat de kleinheid van het aantal nieuw-ingeschrevenen geheel is toe te schrijven aan twee omstandigheden die gelukkig slechts voor dit jaar aanwezig zijn, n.l. aan de thans in werking getreden verhooging van de eischen voor het adraissie-exanien, waarvoor, in verband met de gehandhaaf'le Academische propaedeuse, vroeger een vijfjarige gymnasiale cursus voldoende geacht werd, en voorts aan het feit, dat de beide Christelijke gymnasia te Amsterdam en te Zetten thans noggeene leerlingen hadden voor de Vrije Universiteit.

Na het uitspreken dezer rede droeg de aftredende Rector zijne waardigheid over aan Mr. D, P. D. Fabius, voor het volgende Academiejaar tot Rector benoemd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 oktober 1894

De Heraut | 2 Pagina's

Vrije Universiteit.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 oktober 1894

De Heraut | 2 Pagina's