GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

INGEZONDEN STUKKEN.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie),

Haarlem^ 26 December 1894.

Mijnheer de Redacteur!

Mag ik voor de volgende beschouwingen bescheiden een plaats in uw blad verzoeken ? Telkens is er in den laatsten tijd geklaagd over de nalatigheid der kerken om te geven wat noodig is voor den kerkedienst en het onderhoud van emeriti-predikanten, weduwen en weezen. Nog in het laatste nummer van uw blad is door sVeritas" een scherpe bestraffing aan onze kerken deswege toegediend. Nu komt het niet bij mij op om te beoordeelen of sommige kerken, of wil men, de leden onzer kerken in het algemeen genomen, de ingebrachte beschuldigingen al of niet verdiend hebben, d. w. z. of zij minder geven dan zij hunnen en dus behooren te geven. Daartoe reken ik mij zelven volstrekt onbevoegd. Maar wel wenschte ik de vraag te_ bespreken, naar welke maatstaf de leden van Christus' kerk moeten bepalen hoeveel zij verplicht zijn te geven.

Dit toch zal elk Gereformeerde, vertrouw ik, wel met mij eens zijn, dat een geloovige hierbij niet naar gril of biim en evenmin naar de opwelling van het oogenblik mag handelen, maar een vasten regel heett te volgen, d. w. z. het bedrag van wat hij geeft, eens voor goed, en niet eiken keer opnieuw, heeft vast te stellen. Iets wat ook dienstig is ter beteugeling, van de ijgiging van ons aan het aardsche goed hangend hart, om minder te geven.

Nu laat zich hierbij drieërlei maatstaf denken, nl. I. de geloovige geeft zooveel als hij kan geven, wat hij dan voor het oog des Heerenin zijn consciëntie heeft uit te maken; 2. hij geeft . zooveel als de raad der kerk verklaart noodig te hebben; 3. hij geeft ? 00veel als de Israëliet volgens de Mozaïsche wet moest geven. Als ik mij niet vergis, heeft de bekende godgeleerde Saurin berekend, dat de Israëliet, alles bijeengerekend, de helft van zijn bezit moest afstaan. Voor de duidelijkheid voeg ik er bij, dat ik niet enkel het kerkelijk leven, maar ook de zorg voor school, zending en het werk der barmhartigheid bedoel.

Houdt men zich nu aan & tx^. eersten maatstaf: volgens welken de geloovige zelf bepaalt hoeveel hij kan en dus moet geven, dan kan het de vraag zijn, of iemand in staat is om uit te maken of een lid der kerk zooveel geeft als hij kan of dat hij minder geeft. Hierbij toch moet rekening gehouden met den stand waartoe hij behoort, of hij alleen leeft, of getrouwd is, of een gezin heeft, en zoo ja hoe groot, hoeveel inkomen hij heeft, hoeveel hij voor zijn gezin behoeft, en of hij nog voor anderen heeft te zorgen. Nu geloof ik dat het de vraag is of iemand in staat is om het bedrag dezer factoren te bepalen, zelfs in zijn eigen woonplaats. Daarbuiten zeker wel niemand. Hoeveel een lid der kerk 'vaAtkerkcollecten geeft, is evenmin door diakenen of het bestuur van een kerkelijke kas uit te maken, reeds omdat een ander niet mag gaan onderzoeken hoeveel ik geef, krachtens de les van onzen Heere in Mattheüs VI. Dit leidt dus tot de slotsom, dat niemand kan uitmaken of een lid der kerk zooveel geeft als hij kan en dus moet geven. Maar dan heeft, zou ik zeggen, niemand het recht om een lid der kerk of wat hier op hetzelfde neerkomt, de leden te beschuldigen dat zij minder geven als zij kunnen en dus moeten geven, wijl hij elk bewijs voor deze aanklacht mist. Tenzij men het beginsel huldigen wil dat een geloovige, om het zoo eens uit te drukken, nooit meer dan droog brood en water mag gebruiken, wijl hij daarvan wel kan leven. Mits de Opzieners der kerken dan natuurlijk ook dat beginsel huldigen, en het op de inrichting van den eeredienst toepassen. D. w. z. dat daaruit alles verwijderd worde, wat niet noodzakelijk is. B.v. een orgel is voor den eeredienst niet noodzakelijk. Ik vertrouw echter, dat niet één Gereformeerde de beperking tot het volstrekt noodige zoover zal drijven, hetzij voor de leden, hetzij voor den dienst der kerk.

Volgt men het tweede stelsel, dan moeten de leden der kerken zooveel geven als kerkelijke vergaderingen verklaren «c^i? ; /? ^ te hebben. Dan is het de vraag niet meer, of de kerken zooveel hunnen geven; of naar het bekende spreekwoord, om ook in het kerkelijk leven sde tering naar de nering te zetten." Neen, dan staat het vooruit vast, dat de kerken zooveel kunnen geven; als er noodig is. Dan echter zou het overweging verdienen om aan de kerken, d. w. z. aan hare leden, mede te deelen, hoeveeltr noodigis^ opdat deze daarnaar het bedrag hunner gave kunnen regelen. Dit wil niet zeggen, dat de kerkleden dan maar niets meer moeten geven, alsof zij enkel geven omdat het moet^ en nog minder, dat zij het als een soort van belasting moeten betalen. Maar al is iemand nog zoo mild om te geven, hij bepaalt toch het bedrag zijner gave, en dient dus eenigszins te weten hoeveel er noodig is, opdat niet voor het een meer gegeven worde dan noodig is, terwijl er voor het andere te kort komt.

Het derde stelsel eindelijk staat min of meer tusschen deze beiden in. Eenerzij ds toch laat het de bepaling van het bedrag dat een Md der kerk wil geven, niet aan hem over, maar bepaalt dit voor hem. En evenzoo is hier geen bepaling van dit bedrag door de kerkelijke vergaderingen, wijl deze niet ktcnnen uitmaken hoeveel iemand bezit. En elk Christen zal toestemmen, dat waar de kerk des Ouden Verbonds zooveel kon, afstaan, dezelfde verhouding tusschen wat men heeft en geeft, voor de kerk des Nieuwen Verbonds niet bezwarend kan zijn. Want wel kan men tegenwerpen, dat de eeredienst onder Israël wegens de vele offers kostbaarder was als bij ons; maar hier tegenover staat, dat de kerk des Nieuwen Verbonds te offeren heeft voor een roeping, die voor de kerk des Ouden Verbonds niet bestond, te weten het werk der zending.

Het zal toch bij Gereformeerden wel vaststaan, dat de vraag, hoeveel ik moet geven, niet naar willekeur mag^ maar naar vasten maatstaf moet beantwoord worden. Welke maatstaf nu door de Gereformeerde kerken van ons land in onzen tijd wordt gevolgd (d. w. z. door de diakenen en verzorgers van de uitwendige belangen der kerk), weet ik niet. Maar het wil mij voorkomen, dat het gewenscht is, dat én de diakenen op hun vergaderingen én de bedienaren des Woords in de prediking dit vraagstuk nauwkeurig bespreken en de gemeente ook ten deze den eisch der Schrift leeren kennen. Het is gewenscht, dat de in den laatsten tijd gedurig herhaalde klachten mogen ophouden, ook omdat enkel klagen over de leden der kerk schadelijk kan werken. Evenals b.v. de ouders verkeerd doen die tegen hun kinderen enkel klagen over hun gebreken. Ook onze Heere en zijne heilige Apostelen klagen niet enkel over de gebreken der kerken, maar hebben ook lof voor het goede, dat bij hen gevonden werd. Waarbij ik ten slotte nog opmerk, dat als er kerken zijn die de collecten nalaten, waartoe zij zich verbonden hebben, gelijk in den laatsten tijd meermalen geklaagd is, die klacht m. i. niet tegen de leden, maar tegen de zaden dier kerken moet gericht, wijl niet de leden, maar de raad der kerk heeft te zorgen voor de nakoming der verplichting, die deze kerk heeft op zich genomen op de kerkelijke vergaderingen.

U dankzeggende voor de plaatsing dezer regelen, teeken ik mij

Met achting.

Uw Dienstw. Dienaar,

G. MiLO.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 januari 1895

De Heraut | 4 Pagina's

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 januari 1895

De Heraut | 4 Pagina's