GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gereformeerde prediking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gereformeerde prediking.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XV.

Bekend, en nog altoos veel geprezen, is het kort summier van de wijsheid diens ouden mans, die, onder het wegpinken van een traan uit zijn gemoedelijk oog, betuigde: »Ik zou nu heel mijn belijdenis wel op; een stuivertje kunnen schrijven." Hij gaf nu om dit en om dat niet meer. Allerlei vragen waar hij vroeger met geestdrift over sprak, lieten hem nu koud. En ten slotte had hij niets overgehouden dan een minimaal kort Evangelie, een Evangelie dat zich op het kleinste zilveren muntstuk graveeren liet, en weinig meer inhield, dan »dat hij in zijn Jezus geborgen was."

Die gemoedelijke grijsaard meende het goed; alleen maar, hij drukte zich verkeerd uit. Want »ik ben in mijn Jezus geborgen' is niet het Evangelie, noch de openbaring des Heeren, maar enkel een uiting van persoonlijke geloofsverzekerdheid, en die uiting is desnoods nog korter uit te jubelen. De verloste negerin deed het in dat ééne, eindelooze keeren herhaalde woord: tRedeem'd" ^Redeem'd', tRedeem'd", of in onze taal: » Verlost, " •» ver lost, " > ver lost."

Laat u daarom door dat valsche spreken van een »Evangelie op een stuivertje" niet verschalken.

Zulk een Evangelie was er nooit, en zoo was het Evangelie nooit.

De openbaring van uw God aan zijn mènschenkinderen is niet een woord, noch een zin, noch een zinsneê, m^ar een uiterst rijke, schier alles omvattende, en zich over heel het leven, nu en voor eeuwig, uitstrekkende wils-en liefdesopenbaring, en aanzeg-' ging van wat komt.

Dat is alzoo volstrekt niet op een stuivertje, ook niet op een rijksdaalder, en zelfs niet op een blank bankbiljet te schrijven. Die openbaring, dat Evangelie vervult niet minder dan de zes en zestig boeken van heel de Heilige Schriftuur, en wel gaven de Formulieren van eenigheid u zeker uittreksel uit den inhoud dier Schriftuur, maar dan toch uiterst summierlijk, buiten historisch verband, uit zijn kader genomen, en meest op één punt: »de redding van de ziel die gezondigd heeft", saamgetrokken.

Toch heeft dat»stuivertjes-Evangelie" ook in de prediking, en met name bij de keuze van den vrijen tekst, meer kwaad gedaan dan men denkt.

Niet natuurlijk alsof ooit een eenig prediker heel zijn prediking in een uiting van geloofsverzekerdheid deed opgaan. Maar wel in dien zin, dat de inhoud zijner prediking, wel verre van heel Gods openbaring in de Schrift tot inhoud te hebben, uit dien rijken schat hoogstens één enkel snoer van parelen uitkoos, en dan de parelen van dat kleine snoer, nu eens zus en dan eens zoo aaneengeregen, de eene maal naar luid van dezen, en een ander maal naar aanleiding van dien tekst door de vergaderde gemeente bewonderen liet.

Aan zulk een snoer zitten, zoo de parelen groot zijn, gemeenlijk een dertig parelen geregen, en zoo een dertig stukken of deelen van de dierbare waarheid bleef ten slotte voor niet weinig predikers heel hun répertoire, waar ze altijd weer op terugkwamen, En niet zelden zag men die dertig dan nog weer tot twintig, en die twintig tot nóg minder inkrimpen.

Altoos de te wraken theorie van het «stuivertjes-Evangelie" meer nabij.

Dit hing saam met de verwisseling van den ambtelijken naam.

Toen men nog goed stond, noemde men den voorganger: «Dienaar des Woords", maar toen het inkrimpen regel werd, liet men dien ouden naam glippen, en werd het: 's> Evangelie-d\& as.2x", een naam die vooral door de bijvoeging van den - Drecktgeaarden Evangeliedienaar" klassiek werd.

Ook sprak men veel van TI Herder en Leeraar", met »Herder" voorop; iets wat goed ging, zoolang dat »Herder" in Schriftuurlijken zin verstaan werd, zoodat het weiden en voeden van de kudde met het Woord, in de opvatting van dezen titel bovendreef; maar wat feil moest gaan, toen het herderlijk werk in het huisbezoek opging, en het denkbeeld de overhand kreeg: Eerst mijn huisbezoek, dat is de hoofdtaak, en dan ja, nog leeraar des Zondags op den kansel.

En gelijke omzwenking kreeg men nu met dat »Evangeliedienaar".

Ook dit woord werd oorspronkelijk in zuiveren zin genomen, toen men nog verstond, dat het Evangelie is begonnen verkondigd te worden in het Paradijs en heel de Schrift doorgaat. Maar natuurlijk, ook die anders zoo schoone naam van Evangeliedienaar ging onder in een misleidenden term, toen men bedoelen ging, dat het isz/««gelie. alleen het Nieutve Testament, en in dat Nieinoe Testament uitsluitend Joh. 3; 16, met de stralen uit dit brandpunt, was.

Toen toch ging sEvangehepiediker" alleen beteekenen, een »rechtgeaard" loochenaar van de'volle Schriftwaarheid, die het Oude Testament opgaf, van geen dieper indringen in Gods mysteriën weten wilde, en zich, heel zijn prediking door, bejiaalde tot een hoogst oppervlakkig en op valsche gronden rus­ tend Verlossingsgeloof, ingewikkeld in een algemeene, alles van 's menschen wil afhankelijk makende, Verzoening.

Daarom nu is het zoo noodzakelijk de Gereformeerde prediking als > Dienst des V/oords" te verstaan, opdat al zulke misvattingen en dwaalbegrippen, verkeeringen en verkortingen van de waarheid • mogen worden tegengegaan, en wij, menschen, wel verre van wijzer te willen zijn dan onze God, die ons heel de Schriftuur gegeven heeft, veeleer dankbaar deze rijke, heerlijke gave uit zijn hand aannemen, en in gehoorzaamheid aan den Koning der kerk, dan ook heel die Schriftuur in en voor zijn kerk prediken.

Grondslag van heel de Schrift is hetgeen ons geopenbaard is in het eerste kapittel van Genesis, en terwijl nu heel de Schrift door telkens weer op Gen. i wordt teruggegaan, en altoos weer in dat wonderfeit, dat God schiep den hemel en de aarde, wordt teruggegaan, is het een witte raaf, zoo er in een heel jaar, althans eens ergens en voor een enkel maal uit Gen. i gepredikt wordt.

Van den Zondvloed, en de stichting van het algemeene Genadeverbond met mensch en vee, onder het teeken van den Regenboog, zou men, zonder overdrijving, hetzelfde kunnen zeggen.

En leest men zoo achtereenvolgens heel de Schrift door, dan zou men er verbaasd over staan, wat overgroot deel der Schrift, niet alleen uit Spreuken, Prediker, Job en vele profeten, maar ook uit de historische boeken, bijna geheel buiten beschouwing blijft.

Dit nu heeft de kerk verarmd.

In de dagen der Reformatie leefde men derwijs in de historische symbohek der Schrift in, dat zelfs Sidon en Tyrus gansch gangbare termen waren, om een bepaalde openbaring van het kwaad uit te drukken, juist zooals dit thans nog bijna alleen met Sodom het geval is.

In het algemeen gezongen Geuzenliedeke heette het aangrijpend en geweldig tegen de Antwerpsche vroedschap, die de getrouwe getuigen van Jezus op het schavot had gebracht :

o, Antwerpen rijck

o, keiserlijke stede.

Nooit u's gelijck

Mocht men schouwen in vrede.

Tyrus heeft nooit bestaen,

't geen dat gi hebt gedaen

Sidon kwaet en verwoet

En heeft nooit Christenbloed

Ghelijk gi doet,

Ghedroncken.

En dezen rijkdom van historische symboliek gaf God ons in zijn Woord. Er ontrolt zich in dat Woord een historie; die historie is voorbeeld en type van wat zich onder anderen naam gestadig, - eeuw na eeuw, herhalen zal. En nu wordt in die historie der Schrift de wortel der zonde blootgelegd en de weg tot heil aangewezen, en de wille Gods getoond, en zijn kracht geopenbaard, opdat alzoo in dat historisch verleden als in een kader, de zake Gods en haar worsteling met de machten uit de diepte, steeds bezield en levendig voor ons zou staan.

Dat geeft warmte en gloed, dat bevolkt uw verbeelding, dat schept een wereld om en voor u, waarin ge u thuis gevoelt, waar de kinderen gemakkelijk aan willen, en waardoor ge elkander terstond verstaat.

Maar natuurlijk zal die warme, rijke wereld hoofd en hart, als we ons zoo mogen uitdrukken, smeubelen", dan moet die machtige historie, en Gods doen in die historie, en de openbaring van wel en wee in die daden Gods, in volle realiteit geloofd, als daden Gods aan de gemeente gepredikt, en haar zoo telkens voor oogen worden gesteld, dat ieder voelen gaat: Dat is de wereld waarin we ons hebben in te weven.

Afgetrokken, logische redeneeringen zijn een enkel maal dan wel goed, en ook in het bondig betoog (van los geredeneer wel te onderscheiden) schuilt ongemeene kracht. Maar toch dat bondig betoog raakt niet en treft geen doel, zoolang het op zich zelf staat, en leeft en werkt eerst, als het niet afgetrokken is, maar voorkomt als het skelet van een lichaam omkleed met spieren en zenuwen en aderen, dat men zich voor kan stellen en waar men van af weet.

De Humanisten in de dagen der Reformatie hebben een poging gewaagd, om de geletterde lieden te doen inleven in de verbeeldingswereld der heidensche mythologie, en wie ooit verzen uit dien tijd, en uit den tijd daarna opensloeg, weet hoe daar alles ingekleed is in mythologische namen. Een Helicon, een Pegasus, een Mars en Minerva, een Apollo en Venus, altegader figuren en voorstellingen genomen uit de Heidensche verbeeldingswereld.

Welnu, in dat pogen sprak zich metterdaad een menschelijke behoefte uit.

Zal een levens-en wereldbeschouwing het gemeengoed van een breeden levenskring uit alle standen en rangen der maatschappij worden, zoodat rijk en arm, jong en oud, geleerd en onnoozel er werkelijk inleeft, cu er wat aan heeft, dan kunt ge met geen formulen en defmiticn klaar komen, maar dan moet ge een historie met f)ersonen en namen en gebeurtenissen hebben, die men slechts hoeft te noemen, om heel een verleden, heel een wereld van gedaanten op te roepen, bij oud en jong, bij rijk en arm.

Naar die behoefte nu, heeft God ons zijn heilig Woord gegeven. Daarin hebben we zulk een historische wereld, maar een historische wereld met God zelf handelend als middenpunt.

In die rijk gestoffeerde wereld moet dan ook nu nog oud en jong, rijk en arm inleven, er in gezet en verplaatst worden.

Nu nog verstaat men wie Goliath wa.s, wat de bange naam van Bathseba beduidt, wat Sodom zeggen wil. Maar die kennisse sterft uit. En daartegen moet geijverd worden.

Aldus is het Woord.

En er moet dienst des Woords zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Gereformeerde prediking.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's