GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE WAGENMAKER.

X.

EEN DAG DER BENAUWDHEID.

Intusschen was in de Domkerk en de Stevenskerk van Constanz" de dienst geëindigd. Het volk maakte zich gereed huiswaarts te keeren, om daarna, wijl er dien dag toch algemeen gerust werd, zich in de schoone natuur te verkwikken. Zoo althans rekenden de meesten; doch 't liep anders uit.

Reeds in de Domkerk hadden enkelen onder den dienst gemeend, dat zij in de verte hoorden schieten. Vreemd was het ook, dat van tijd tot tijd in de richting van Petershuizen een luid geschreeuw werd vernomen. Doch niemand had er op gelet, of 't der moeite waard geacht, naar de oorzaak te onderzoeken.

Juist kwam de schare uit de Domkerk, toen weer het geschreeuw in de verte weerklonk. Allen richtten hun blikken naar den Rijnkant. Men kon echter niets onderscheiden van wat in Petershuizen voorviel.

Daar wordt geschoten!" riep plotseling een stem uit het volk.

En als om aan alle onzekerheid een eind te maken, knalden vlak daarop ettelijke schoten tegelijk, die door 't voetvolk, van A^'ives den vluchtenden burgers uit de voorstad achterna werden gezonden.

't Was nu duidelijk dat daar ginds onraad was. Angstig zagen de vrouwen hun mannen, de kinderen hun ouders aan. Eenige burgers snelden naar den Rijnkant en liepen de smalle, lange brug op, die over de rivier lag. Nu bleef hun geen twijfel meer over. Duidelijk konden zij aan de overzijde ruiters onderscheiden, en blonken de musketten der voetknechten in het zonnelicht, 't Was zichtbaar dat de krijgslieden naderden, en hoe hun marsch alleen daardoor nog werd vertraagd, dat de brug zoo smal was en slechts aan weinigen naast elkaar overtocht verleende.

De burgers begrepen, dat er geen tijd te verliezen was. Onder't luid geroep van sde vijand is in Petershuizen" ! haastten zij zich-terug tot de velen die, uit de kerken gekomen, van allen kant de brug naderden. Als een loopend vuur verspreidde zich de onverwachte en ontzettende tijding en weldra weergalmde de kreet: »de vijand!" door heel de stad. De burgemeester ijlde naar huis, greep zijn wapenen en gaf zijn bevelen. Reeds luidde de torenklok, die de burgerij in tijden van gevaar onder de wapens riep. In een oogenblik was de pas nog zoo vreedzame stad in rep en roer.

Terwijl de moeders zich haastten hun kinderen, die liefst op straat waren gebleven of naar de brug gegaan, in huis te brengen, en daar hun mannen hielpen zich te wapenen, hadden de raadsheer Friedrichs en enkele andere regenten der stad den stadsdienaren bevolen de poortwachters te waarschuwen en zich dan naar de brug te begeven, 't Duurde niet lang of ook eenige burgers, die zich in der haast gewapend hadden, verschenen daar. Zij kwamen geen oogenblik te vroeg, want de keizerlijken staken reeds de trompet, en belraden de brug. Ook zij schenen te bespeuren dat het in Constanz niet meer rustig was en hun aanslag daar was bemerkt. Des te meer was het thans zaak spoed te maken. .

Ook Klaus de wagenmaker had zich, toen hij 't kwade nieuws hoorde, naar huis gespoed, om weldra gewapend zich naar de brug te begeven. Hij was een der bevelhebbers van de gewapende burgerij. Op 't oogenblik echter was er geen sprake' van afdeelingen te vormen, of er op te letten wie 't bevel had. De brug moest behouden blijven, tot het uiterste verdedigd worden en wel zoo spoedig en krachtig mogelijk. Op de markt ontmoette Klaus den burgemeester, die met den ontblooten degen en den stormhoed op 't hoofd, zich haastte naar de plaats waar het gevaar dreigde.

sDat ziet er kwaad uit, vriend Klaus, " sprak de burgemeester, zich bij den wagenmaker voegend; »ik ben op den toren aan den stadsmuur geweest, doch van de Zuidzij dreigt geen kwaad zoover ik zie."

> De vijand komt over den Rijn, " antwoordde Klaus, haastig naast den burgemeester voortstappend; j't zullen de keizerlijken wezen; ik vreesde wel dat de keizer't er niet bij laten zou."

jToch had ik aan zoo iets niet gedacht", was 't antwoord.

jDat hebben we geen van allen, " zei Klaus; sanders hadden we zeker in Petershuizen beter wacht gehouden. Maar we moeten nu zien wat er nog aan te doen is. De vijand is nog niet in de stad."

Toen het tweetal aan de brug kwam, vonden zij daar reeds een aantal welgewapende burgers vereenigd. De brug was, als ik zei, smal. Dit nu was in zoover een nadeel, dat er weinig verdedigers zich in ëcn lijn op konden plaatsen. Doch aan den anderen kant bood het den lieden der stad ook een niet gering voordeel. Immers zij konden op en bezijden de brug, aan den oever staande, den vijand bestoken. De laatste echter moest de brug overtrekken en dat wel in zeer smalle gelederen, die, een lange rij vormend, een geschikt mikpunt boden voor de kogels der burgers. Wel konden ook de vijanden schieten, maar zij waren onbeschut en opeengedrongen, terwijl de burgers niet alleen zich meer konden verspreiden, maar ook zich achter huizen en boomen dekken.

De Constanzers waren echter wijs genoeg om te begrijpen, dat men tot eiken prijs moest trachten den vijand niet ver op de brug te laten komen. En terwijl uit de stad steeds meer burgers opdaagden en bij de brug of langs de oevers post vatt'en, begaf zich een klein getal gewapenden op de brug en trok stout den vijand te gemoet. Juist toen Klaus aankwam zag hij hoe de mannen voortrukten.

AAN VRAGERS.

Is het ook uit te leggen, waarom men van iemand die een ander misleidt wel eens hoort zeggen: jhij heeft ze in den mouw." Tot antwoord dient, dat deze uitdrukking wel zal ontstaan zijn hieruit: De goochelaars en dergelijke lieden, die vooral vroeger hun kunsten veelal in 't openbaar vertoonden, wisten allerlei dingen plotseling te voorschijn te brengen, zonder dat men zag van waar. Zij hadden die echter onder hun wijde mantels en in de ruime mouwen hunner kleederen verborgen. Daar zat dus wat men vooraf niet zag. En zoo zegt men dan dat iemand 't geen hij verborgen houdt jin de mouw" heeft.

CORRESPONDENTIE.

S. J. Jr. te's H. In een volgend nr.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 oktober 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 oktober 1895

De Heraut | 4 Pagina's