GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gereformeerde prediking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gereformeerde prediking.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE REEKS.

IX.

Zeer terecht is door de geloovigen steeds de eisch gesteld, dat in elke predikatie de Christus voor ons moet treden; en we zouden aan den ernst der zaak te kort doenj zoo we van het leerstellig deel der predikatie afstapten, zonder ook op dit gewichtige punt nader licht te laten vallen.

De hiermede gestelde eisch toch is, hoe volkomen waar ook, uiterst moeilijk.

Stel b. v. gij hebt te prediken over het gebod: Gij zult niet stelen. Dat is de u aangewezen leerstellige stof, die ge te behandelen hebt. Deze stof is rijk en uitgebreid, en eischt velerlei ingaan in de gevallen des levens en in de gevallen der conscientie.

Uw tijd is u krap toegemeten.

Uitweidingen kunt ge u niet veroorlo­ven.

En daardoor gebeurt het dan vaak, dat men bij zulke onderwerpen, te veel in de zedenkunde blijft hangen, en te weinig in het geloof uitvloeit.

Want natuurlijk, kunstjes helpen hier niet. Te verwijzen gelijk vaak geschied is, naar Philipp. 2:7» dat Christus Jezus het geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn, " en daaruit tegen den diefstal te ageeren, is eenvoudig valsch vernuft. Ook, te zeggen dat Jezus arm was, en toch niet stal, beduidt niets. Dat alles zijn woorden, zonder beteekenis. Zulk een Christusprediking bederft de zaak en brengt u niet verder. Dat Jezus tegen stelen was, .spreekt vanzelf.

Van twee geheel andere zijden moet hier de Christus inkomen. Vooreerst om ons de rechte door God gewilde verhouding tegenover het aardsche goed te doen verstaan. En ten tweede, om ons de schuld-verzoenende en voldoenende vrucht van Christus' werk te doen genieten, ook waar we, wel niet aan rechtstreekschen diefstal schuldig staan, maar toch in de conscientie ons aangeklaagd vinden, dat de uitingen van ons hart onzuiver waren, en ontvingen wat ons rechtens niet toekwam, ^ of hielden wat van ons weg moest.

Het geldt hier de uitgangen van het hart, of die in hebzucht en schraapzucht uitgaan naar het aardsche goed, om daarop ons vertrouwen te zetten, of wel dat het uitgaat naar het hoogste goed, en slechts rentmeestert over het aardsche.

En ook het geldt de vraag, of we het recht, gelijk God dat bestelt, eerbiedigen, of wel, er zelf een baatzuchtig recht voor in de plaats willen stellen.

Zoowel nu wat die uitgangen vati het hart, als wat dat recht betreft, spreekt heel de persoon en het iverk van den Christus sterk en ostfrweldigend.

Of wat was zijn lijden en sterven anders dan juist een teeken van bereidwilligheid om dat recht zijns Gods te eerbiedigen, daar waar het hem zelven weg deed zinken in vloek en dood.

Zoo is dus een Christusprediking Ook bij zulk een stoffe niet alleen mogelijk, maar komt ze zéSs> ongedwongen zn vanzelf zs.x\.& e. orde, mits men maar dieper in de zaak indringe.

Ze is dan zelfs rijk en overvloeiende.

En ook, door niets zal de geest der dieverij en der oneerlijkheid zoo sterk in ons be streden worden, als door zulk een predikatie van den Christus niet bijkomende bij, maar ten grondslag liggende aaji heel de predikatie over het gebod' tegen het stelen.

Toch neemt dit nietweg, dat dit berlei-•n tcrugbrerigeu van elke Stof op tif, n v^iiiiaiUS, op zijn Persoon, en ziju Werk, zekere geestelijke inspanning eischt.

Een inspanning, die dan eerst uw moeite loont, zoo ge met uw Heiland omgaat, hem inweeft in uw gedachten en overleggingen, u telkens dieper indenkt in zijn verschijning, in zijn openbaring en in zijn werk, zoo in het verleden als in het heden, en op die wijs ongezocht, ongedwongen, en vanzelf, voor u zelven persoonlijk, en als vrucht hiervan voor de gemeente, elk onderwerp, en elke stof, en eiken tekst in verband met den Christus leest en diens volgens in verband met den Christus uitlegt en bespreekt.

Dat hier vinding bijkomt, ontkennen we niet. Botheid ziet geen verband, ook waar dat verband wel terdege bestaat.

Toch mag ieder Dienaar des Woords er veilig op gaan, dat zijn inspanning ten deze niet vruchteloos zal zijn.

Wie niet, als hij op zijn studeerkamer zit, zich, buiten zijn leven om, afvraagt: Hoe zal ik den Christus hier nu goedschiks bij te pas brengen? — maar komende tot Gods Woord gevoelt en weet, dat hij zelf, dat Woord, en de Christus in geestelijk verband staan, en in die geestelijke gemeenschap met den verheerlijkten Heiland de bepaalde, hem aangewezen of zelfgekozene stoffe biddend en ernstig onderzoekt, zal niet door zijn God beschaamd worden, maar spoediger dan hij hopen dorst, het zoo onmisbaar verband vinden.

Hij zal dan den Christus, als we ons zoo mogen uitdrukken, niet opplakken op zijn predikatie, overmits de gemeente anders aanmerking maakt; maar het zal hem een behoefte, een drang der ziel zijn, om ook bij die stoffe op ongedwongen wijs, zijn Heiland, in wiens liefde en gemeenschap hij leeft, te verheerlijken.

Dat behoeft daarom niet altoos breed, dat behoeft niet zoo uitvoerig te geschieden. Een kort en kernachtig woord maakt soms zelfs dieper indruk, dau een gerekt betoog.

Als de gemeente maar merkt: Die man staat daar niet buiten zijn Heiland. Hij denkt niet, hij overlegt niet, hij predikt' niet, alsof de Christus hem van verre stond. Maar als één die, ook zonder het te betuigen, toont, dat het: »Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij" waarheid in hem werd, dan is de gemeente niet alleen voldaan, maar dan wordt ze gesticht en gebouwd en in haar allerheiligst geloof bevestigd.

Het geheim ligt hier in de eenheid.

Op zichzelf zijn er in de heilige sfeer allerlei onderwerpen die besproken moeten worden, allerlei stoffen die uitlegging en toepassing eischen, allerlei gevallen des levens en der conscientie, die uw leiding vragen.

Maar juist dit vele en velerlei verstrooit den geest, en breekt daardoor de kracht.

Nu dit, dan dat, en een volgenden Zondag weer iets anders.

Wilt ge nu die verspilling van kracht tegengaan, dan moei ge er u op toeleggen, dat al deze stralen die ge voor het oog der gemeente schieten doet, uitstralen uit èétizelfde middenpunt. En dat middenpunt hebt ge niet te kiezen, het middenpunt van heel Gods openbaring is nu eenmaal en blijft voor alle predikatiën de Christus.

Gevoelt nu de gemeente, dat uit centrum al uwe prediKatiën uitgaan, dat ze onveranderlijk alle ziel tot dit en dit middenpunt van het geloof in Christus heenleiden, dan verandert de chaos in heilige orde, er komt eenheid in het zielsleven voor eindelooze wisseling, en het einde is, dat de kracht uwer prediking op geheimzinnige wijze verdubbeld wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 november 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Gereformeerde prediking.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 november 1895

De Heraut | 4 Pagina's