GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een tip van den sluier.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een tip van den sluier.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 28 Febr. 1896.

Billijkheid eisclit, dat we aan onze lezers de nadere toelichting niet onthouden, die Dr. Gunning in het Leidsche Predikbeurtenblad van zijn adres aan de Synode gegeven heeft.

Dit stuk luidt als volgt:

De Adressanten, die wij ook in deze onze Toelichting, gelijk in ons adres zelf, eenvoudig sonze Medeleden" zullen noemen, vragen aan de Synode onzer Kerk «zoodanige maatregelen - r-dat de rechten der minderheden worden erkend en geëerbiedigd". Dus ook erkenning van hun eigen recht, evenals van dat hunner tegenstanders. Aan deze daad van het vragen om erkenning van beider recht schenken wij bijval. Want daardoor vvordt de strijd, in onze Kerk gevoerd, veredeld doordat men hem tot een beginsel, het recht der overtuiging, terugleidt.

Nu kan echter in den tegenwoordigen toestand onzer Kerk geene overtuiging, noch de onze noch die onzer Medeleden, haar recht erkend zien. Wel kan men door een of anderen maatregel begunstigd worden tot het verkrijgen van zijn wensch. Maar wat de overtuigingen betreft, zij alle, door wijd uit elkander gaande Voorgangers beleden, hebben naar de vigeerende Reglementen hetzelfde recht. Alle deze Voor gangers 'hebben verklaard, overeenkomstig de be ginselen en het karakter der Her.vormde Kerk hier te lande, het Evangelie van Jezus Christus te willen verkondigen. Daar nu de Kerk zelve niet verklaart, welke die sbeginselen" en dat skarakter" zijn, blijft de bepaling daarvan aan ieders subjectief gevoelen overgelaten. En daar alzoo gevoelens, die kennelijk elkander uitsluiten (b.y. het gevoelen, dat er eene bijzondere openbaring Gods aan Israël is, en het gevoelen dat deze openbaring er niet is), ieder hetzelfde recht hebben, komt dit in werkelijkheid hierop neder, dat niemand zijn recht erkend ziet. De dusgenoemde OriJiodoxen zijn door hun overtuiging verplicht, erkenning van hun recht en ontkenning van het recht hunner tegenstanders te eischen. De dusgenoemde Modernen zijn eveneens door hun overtuiging verplicht, erkenning van hun recht en tevens van dat hunner tegenstanders te vorderen. Maar geen van beiden kan zijn eisch vervuld zien : alzoo wordt niemands recht erkend.

Waaraan is dit toe te schrijven? Allereerst aan onzer aller zondige daling des geestelijken levens. Maar voorts aan onze bestaande kerkelijke organisatie. Eene organisatie kan het leven met scheppen, maar wel ten onder houden, belemmeren. De onze doet dit. Want zij eischt van zelve, niet toevallig maar noodzakelijk, dit subjectief, alle kenbaar recht uitsluitend, karakter der verbondenheid van de Evangeliedienaren. Onze organisatie toch heeft tot zelfbehoud noodig, het beroep op onze Belijdenis zelve (dus op de sbeginselen" en het skarakter" onzer Kerk) te ontwijken. Die Belijdenis zelve immers, welke alleen werkelijk recht heeft in onze Kerk, zou, als zij gehoord werd, door haren eisch van sééne zelfde macht en autoriteit" voor alle Dienaren des Woords (Art. 31) deze organisatie terstond op een hoofdpunt veroordeelen. Er is dus in onze organisatie een natuurlijke drang van zelfbehoud om dit subjectief karakter der verbondenheid van alle Dienaren des Woords, waardoor alle rechtserkenning uitgesloten wordt, vast te houden. Is dus bnzé organisatie' mede schuld daaraan dat geene overtuiging, welke ook, haar recht in onze Kerk kan erkend zien, zoo moet, indien het natuurlijk verlangen onzer Medeleden naar erkenning ook van hun recht voldoening zal erlangen, deze organisatie, in dier voege veranderd worden, dat die voldoening mogelijk zij.

Hoe deze verandering in te richten ? In ons adres verklaren wij daaromtrent wel een meening te hebben, doch 'haar terug te houden uit vrees van voorbarig te zijn. Hier echter, in onze toelichting, geven wij gaarne ons gevoelen bescheidelijk in overweging. Toekenning van recht, naar den maatstaf van Gods Woord op hetwelk men zich van onze Belijdenis beroepen raag en moet en waarvan de Persoon van onzen Heiland Jezus Christus de kern is, zou kunnen plaats vinden bij toepassing van de volgende beginselen :

ie De Synode sta af van alle bemoeiing met geestelijke aangelegenheden, en blijve een administratief lichaam ter behartiging van de uitwendige, stoffelijke belangen der Kerk, en ter harer vertegenwoordigiag bij den Staat.

20 De Kerkeraden der afzonderlijke Gemeenten, in classikaal en provinciaal verband, regelen zelve hunne geestelijke aangelegenheden. Daartoe behooren de bezwaren tegen de leer van Predikanten of tegen de Belijdenis zelve, de verdeeling van de Kerkeraden in groote steden, enz.

3e Voorgangers, wier verkondiging door de uitspraak der Kerk, naar den wettigen maatstaf van Gods Woord, in het ongelijk wordt gesteld, worden noch uitgebannen, noch verder bemoeilijkt. Wij verlangen alleen, dat de Kerk den Naam des Heeren Jezus naar de Heilige Schriften belijde, doch wenschen daarmede alleen een beroep op ieders geweten gedaan te zien, zonder verdere zichtbare gevolgen. De tucht immers kan in onze dagen van zwakheid der Kerk slechts een afwerend en belijdend, niet een straffend karakter dragen.

Alzoo zou over het recht eener overtuiging door de Kerk wettig uitspraak worden gedaan. Eenparigheid zou zeker in den beginne geenszins tusschen de gemeenten bestaan. Maar dit onvermijdelijk euvel zou gewis van lieverlede minder worden. Want wij vertrouwen op de doordringende kracht der waarheid, zoo zij slechts beleden wordt.

Ten slotte verklaren wij, dat ons hoogste motief bij dit alles niet is een kerkrechtelijk inzicht, maar de begeerte om aan ons levend Hoofd Jezus Christus niet alleen individueel, maar ook als Kerk, gelijk het Zijn wil is, gehoorzaamheid te bewijzen. In den kerkvorm stellen wij belang, niet omdat wij vergeten dat het de Geest alleen is en niet de vorm, die levend maakt; maar omdat Geest en Woord, gelijk wij aantoonden, door den bestaanden vorm worden belemmerd, en wij deze onze gemeenschappelijke zonde wenschen weg te doen.

Dit stuk was ons eeu verrassing, en lichtte althans een tip op van den sluier, waarachter Dr. Gunnings bedoeling zich eerst verborg.

In het adres heette het: Alleen de Naam van Jezus Christus. Zonder eenige toevoeging. Zonder iets er bij.

Een zoo onschuldige, niets zeggende en onschadelijke formule, dat de Modernen geen oorzaak hoegenaamd zouden hebben, om aan die formule hun instemming te onthouden.

Thans echter blijkt van achteren, dat Prof. Gunning, die in dit gewaad der onnoozelen de Modernen naderende, metterdaad iets heel anders in het schild voerde.

Zijn bedoeling is, de Haagsche Synode tot een administratie-kantoor van fondsen te maken; de kerkeraden oppermachtig te verklaren; deze kerkeradeii in classes en provinciale synoden te laten saamkomen; door deze provinciale synoden de belijdenis te laten herzien; naar deze herziene belijdenis uitspraak te doen, wie al dan niet in de kerk hoort; en voorts het aan de consciëntie der te licht bevondenen over te laten, of ze hun predikambt willen neerleggen, of blijven voortzetten.

Nu zij al aanstonds opgemerkt, dat in dit ver strekkende program een hoogst opmerkelijke terugkeer tot de Gereformeerde kerkrechtelijke beginselen valt waar te nemen. Het blijkt dus dat de Gereformeerde actie althans op dit punt voor Prof. Gunning zekere vrucht droeg.

Dit komt uit in zijn protest tegen de »Besturen" als zoodanig. In het door hem beoogde herstel var. de zelfstandigheid der kerkeraden. In het loslaten van de ïbelijdende gemeente". In den terugkeer tot de Belijdeniskerk. In het stellen van de autoriteit van Gods 'Woord, als rechter der Belijdenis. In het beoordeelen vanwege de kerk van de zuiverheid der leer. En in het opkomen voor den kerkvorm, als verre van onverschillig.

Altegader uitnemende verklaringen, die we met hooge ingenomenheid boeken.

Vraagt men ons, of iemand die dit alles ia zijn schild voerde, goed deed met aan de Syoode te schrijven: 'Wij vragen niet anders dan dat de Naam van Jezus Christus weer beleden worde, laten we ia het midden.

Voor ons zou dit niet oprecht geweest zijn. Maar Prof. Gunning heeft zich eens laten ontvallen, dat tusschen hem en ons zeker verschil bestaat over de zedelijke begrippen.

Welnu, dat verschil over de zedelijke begrippen zal ook hier wel in het spel zijn geweest, en het gevolg hiervan zal geweest zijn, dat hij voor zedelijk geoorloofd hield, wat voor ons tekortschieting in zedelijke plichtsbetrachting zou zijn geweest.

Hierover valt dus niet te twisten.

Om echter op dit nu door Prof. Gunning ingenomen standpunt te kunnen doorgaan, heeft hij één ding noodig, dat hij o. i. mist.

Hij wil uitgaan van de Heilige Schrift. Uitnemend.

Maar waar dan nu de Heilige Schrift weer het fundament zal zijn waarop het kerkelijk gebouw zal rusten, daar zal het toch wel eisch zijn, dat dit fundamentstuk zekere vastigheid bezitte.

Op een kantelenden steen kau geen zuil staan en kan geen muur rusten.

En hierdoor nu reeds lijdt heel dit schoone plan schipbreuk.

Denk u toch een provinciale synode, waarin afgevaardigden vaji alle Noordhollandsche kerkeraden uit het Synodaal Genootschap zijn saamgekomen, en zeg ons, wat voor alle deze gedelegeerden saam de Heilige Schrift zal zijn.

Gereforaieerde.n, . Ethi: ichca, Gr ••iiiu^/r.., Modernen, ze zullen er elk met hun eigen denkbeelden over de Heilige Schrift komen.

De vergadering zal geen autoriteit hebben, waaraan ze zich onderwerpt, maar zelve haar autoriteit moeten fabriceeren.

Zoo zal op die ééne provinciale synode aller meening uiteenloopen, en voorts zal Drente anders oordeelen dan Zeel.ind, Groningen anders dan Utrecht, Zuid-Holland anders dan Overijsel.

Mea zal saam bouwen op het fundament der Heilige Schrift, en inmiddels zal dit begrip: »de Heilige Schrift", in gewest bij gewest andere beduidenis hebbea.

Alzoo juist datgene, wat Dr. Gunning in de Synode zegt af te keuren: een beslissing bij meerderheid van stemmev.

Daarna zal men dan de Belijdenis herzien. gaan

Dit zal er natuurlijk op aeerkomen, dat al naar gelang in de eene of andere provincie de Gereformeerden, de Ethischen of de Modernen ia de meerderheid zija, die herziening vaa de belijdenis heel anders uitvalt.

De Gereformeerden zullen de belijdenis Gereformeerd willen houden; de Ethischen zullen haar Ethisch willen maken; de Modernen zullen er echt Modern het hart uitsnijden.

Ten slotte zullea zich Ethischen en Moderaen tegen de Gereformeerden stellen, en het resultaat zal wezen, dat de belijdenis der Gereformeerde kerken van haar Gereformeerd karakter ontdaan worde.

Al wie daa voorts met die belijdenis, gelijk ze alsdan opgekalefaterd zal zijn, 7det instemt, d. w. z. ieder piincipeel Gereformeerde en volbloed Moderne, zal een vonnis krijgen, dat hij recht van burgerschap in de kerk mist, en voorts zal men afwachten wat dit uitwerkt.

Iets waarbij nog te lettea is op twee karakteristieke punten.

Tea eerste hierop, dat Prof. Gunning alleen handelt van de leeraren, niet vaa de > geloovigen, " zelfs niet van de ouderlingen ea diakenen.

Echt Luthersch wordt de kerk opgevat als eea ecclesia docens, waarbij het alleen op de leerarea aankomt.

'Wie tot het heilig Avondmaal nadert, doet er niet toe; wie den Doop voor zijn kind vraagt, evenmin; wie in dea kcrkeraad naast de leeraren zit, ook niet.

Als over de leeraren maar een oordeel kan gaan, is dé zaak gezond.

En hier komt daa in de tweede plaats bij, dat Prof. Gunning op het punt van de tucht denkbeelden is toegedaan, die door en door ongereformeerd zijn.

Hij vat toch de uitspraak over iemands leer, zoo die afkeurend is, op als een straf.

En toch is het voor geeu tegenspraak vatbaar, dat de kerk met haar tucht nooit straf bedoelde, aoch ook bedoelea kan.

Als eea herder vaa vele schapen een dol geworden hond opvangt en opsluit, is dit nooit straf, maar alleen een middel om de kudde tegen het gif der dolheid te beveiligen.

Alleen daardoor is de kerkelijke rechtspraak gewettigd.

Prof. Gunning daarentegen wil wel doen verklaren, dat zulk een heïdershond dol is. Maar, overmits de kerk geestelijk te zwak is, om te straffen, keurt hij uitdrukkelijk eiken maatregel, om den dollen houd op te vangen of onschadelijk te maken af.

Wat hij wil is, dat deze dol verklaarde hond, zoo hij niet vanzelf weggaat, rustig onder de kudde zijn verwoesting doorzette

Denk nu wat de Schrift hiervan zegt.

En vraag u dan af, wat te verwachtea is van eea weer verheffen vaa de Schrift tot hoogste autoriteit in de kerk, als de voorsteller zelf begint, met op dit cardiuale punt alle autoriteit der Schrift op zijde te stellen ... uit hoofde van geestelijke zwakheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Een tip van den sluier.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1896

De Heraut | 4 Pagina's